Historisch Archief 1877-1940
Beeldhouwkunst
LEVENDE HARMONIE
FreJ. C
arasso in
Galerie Rooert
GALERIE Robert brengt ons
ditmaal de verrassing van
een geboren beeldhouwer,
gelijk men er weinig ziet. Het
zijn kleine en gedeeltelijk zeer
kleine plastieken, die Fred.
Carasso hier tentoonstelt; voorname
lijk afgietsels of terra cotta, enkele
in steen. Het vrouwelijk naakt
met zijn duizenderlei altijd weer
nieuwe bekoringen heeft dezen
jongen kunstenaar voornamelijk
geboeid. De stroomende beweeg
lijkheid van het zinnelijke werd
hier, overal zonder iets van opzet
telijke of vooropgezette styleering
omgezet tot organisch vormbegrip.
Dit is hetbijzondere van de ervaring,
die deze tentoonstelling ons brengt.
Zie de groep van de twee Dan
seuses, zie de prachtige Rustende
Artemis: in het gegoten brons
zal men meer dan hier bewonde
ren, hoe zeer het materiaal ge
erbiedigd wordt; hoe de gesloten
vorm, zonder het minst tot ver
starring te neigen, in de zuivere,
natuurlijke bevalligheid zijn een
heid wist uit te drukken. Deze
kunst is in zekeren zin traditioneel,
al zou een vergelijking met een
Maillol of een Kogan reeds om
de over het algemeen zoo andere
volumina niet opgaan. Zij is
klassiek, niet academisch. Hoe
verkwikkend en charmeerend is
de zuidelijke harmonie van het
Torso en het Zittend Naakt, waar
in waakzame gevoeligheid tot
een evenwichtige rust is gekomen,
en de bewogen innigheid kenbaar
blijft zonder bij détails te ver
wijlen. Dit werk komt tot ons als
een verdroomde visie uit een zon
niger wereld van tot zichzelf
gekSmen bezinning; het knoopt
aan bij eeuwen van afgeronder en
algemeener cultuur.
DE in de hoofdzaal bij elkaar
opgestelde werken zijn reeds
voldoende om tot langdurig en
nadenkelijk genieten te stemmen.
Het zijn de reeds genoemde Deux
Danseuses, en voorts Jeune fille
au chapeau, Etude, en Jeune
fille juive. Het picturale en de
anecdote zijn versmaad, maar
warmte en vitaliteit ontbreken
geenszins. Er is hier een rhythme,
dat niet met het veel misbruikte
woord dynamisch aan te duiden
is, maar integendeel berust op de
harmonie van lijnen, vlakken,
houdingen de harmonie van
de ingeschapen gelijkmatigheid
van ziel en zinnen, geest en
lichaam. Er is de verbondenheid
met den vorm van de steen, maar
zij wordt nergens log en blijft
vol uitdrukking en geluksgevoel.
Dit werk is gezond in zijn bedwon
gen zinnelijkheid, die de vrijheid
en openhartigheid der
beheersching kent; er is niets kunst
matigs aan. Het is zonder
intellectueele conflicten. Het is door
en door echt, en ook door en door
vakkundig. Het werk van een
levend mensch, een levend kun
stenaar. V. E. v. V.
Kunstnijverheid
Nieuwe bloei van een oud handwerk
Weefwerk van Margaretha Roodhart?van Dijk
HET zal ongeveer 25 jaar geleden zijn dat
Margreet Verweij de oude techniek van
het handweven in ons land weer opleven deed.
Haar werk riep de belangstelling wakker voor
de schoone mogelijkheden, die het weven voor de
interieurkunst bood. Ook richtte zij een weefschool
op, waar zij haar talenten als paedagoge op dit ge
bied kon ontplooien. Niet altijd echter toonden de
leerlingen het zelfde talent als de meesteres; te vaak
werd, hetgeen uniek handwerk moest zijn, genor
maliseerd handelsproduct, en in de latere jaren,
naarmate mejuffrouw Verwey zich meer terug ging
trekken, ging, ook al doordat het nieuwtje er af
was, de aanvankelijke belangstelling weer grooten
deels verloren. Met eere moet intusschen nog een
figuur als mejuffrouw de Neeve vermeld worden,
die met origineelen zin voor fijne kleuren het
Weefstoe/ en spinnewiel. Een kijkje
in het atelier van mevr. Roodhart
hare heeft bijgedragen, om den naam van onze
handweefkunst glorie bij te zetten.
Wij hadden het voorrecht, onlangs op haar atelier
te Bussum met het werk van mevr. Roodhart ken
nis te maken, en wij meenen dat daarmede een
nieuwe phase in de ontwikkeling van het
kunstweven is aangebroken. Het verschil is waarschijnlijk
hierin gelegen, dat in het werk der ouderen zoo goed
als steeds van een bepaalde vooraf vastgestelde
ornamenteering werd uitgegaan, m. a. w. een in
teekening gebracht versieringspatroon werd gevolgd
en als zoodanig ingeweven. In het oeuvre van mevr.
Roodhart daarentegen is deze versiering veeleer
een voortvloeisel uit de techniek zelf, natuurlijk
effect van de schoonheid der materie en het rhytme
van den weefarbeid. Bij haar was er niet zoozeer
sprake van een bepaald patroon als uitgangspunt,
maar het motief vormt zich als het ware vanzelf
in de vlechtig der kruisende draden, het spel der
afzonderlijk geaccentueerde schering en inslag,
het dalen en rijzen der pedalen, het verschieten der
spoelen, het rijen van de inslagdraden. De aldus
ontstaande vorm spruit voort uit de makelij zelf;
de schoonheid berust hier op de natuur van het
materiaal en de structuur van het gebruiksvoorwerp;
zij is geen opzettelijk toegevoegd iets. Het uitdruk
kingsvermogen van het voorwerp is in overeen
stemming met de stof; ook de zoo belangrijke
factor van de kleur is aan dit zuivere beginsel onder
geschikt gemaakt.
/^NPRECHTHEID is dan ook de meest op den
\J voorgrond tredende eigenschap van het werk
van Marg. Roodhart?van Dijk. Zij spint haar eigen
wol, maar ook gebruikt zij wel de ongesponnen,
geheel ruwe wol, alleen gewasschen en gezuiverd,
maar verder zooals zij van het schaap komt. Wij
zagen ook een zeer fraai vloerkleed in wit en crème,
uit een combinatie van ongekleurde gesponnen
en ongesponnen wol, waarmede een bijzonder
effect werd bereikt. Het is verwonderlijk, hoeveel
prachtige tinten in allerlei overgangen van wit tot
grijs, geel, bruin en zwart de natuurlijke kleur van
het schapenvlies opleverd. Den meesten menschen
is deze rijke geschakeerdheid onbekend, en nooit
zagen wij er zoo voortreffelijke effecten mee be
reiken als hier.
Mevrouw Roodhart heeft een geprononceerd eigen
smaak, en weeft geheel alleen, zonder leerlingen.
Zijj begon oorspronkelijk met gewone fabriekswol,
maar dit bevredigde haar toch op den duur niet. Toen
Fred. Carrasso: Jeune fille juive
ging ze zelf spinnen. Het weven heeft zij zichzelf
geleerd; het spinnen werd haar destijds door een
tachtigjarig boerenvrouwtje in Limburg bijgebracht,
maar slechts heel summier: ze mocht nergens aan
komen, want het vrouwtje was bang dat ze haar wol
zou bederven. Dat de wol met groote zorg uitge
zocht moet worden spreekt wel vanzelf; daarbij
komt, dat wol van een dood schaap, naar men weet,
niet te verspinnen is, alleen het levend vlies. De
natuurlijke, ongekleurde wol, in alle tinten zwart,
grijs, diepbruin, lichtbruin, crème, roomwit enz.,
is als het ware mevr. Roodhart's palet, maar merk
waardig zijn ook de toepassingen, waar het met
plantaardig geverfde wol gecombineerd wordt. Zoo
noteerden wij een divankleed uit donker bloeiend
purperrood met witte draden doorweven, waarin
blauwe banen zijn aangebracht; ook hier weer geen
hoekig, blokkig, a. h. w. geteekend patroon, maar
iets dat bij wijze van spreken harmonisch en onbe
dacht onder het weven zelf ontstaan is. Men heeft
de neiging, telkens weer het heerlijke, soepele,
zachte materiaal in de handen te nemen, de vele
kleine werkstukken: pianoloopers, theemutsen,
taschjes, kussens, alsook de japon- en mantelstoffen en
grootere kleeden, waarvan de wandkleeden een wol
len, de vloerkleeden een stevige touwen schering heb
ben. Een enkel onregelmatig gekleurd draadje in de
schering kan daarbij soms verrassend het aspect
van een overigens effen doek of kleed verlevendigen.
Het werk van mevr. Roodhart, die alreeds o.a.
in de Kunstzaal Kleykamp en in de Vrouwenclub
te Amsterdam exposities heeft gehad, en dit najaar
wederom zal tentoonstellen, en met haar kleeden
voor de nieuwe synagoge te Bussum zeer de aan
dacht heeft getrokken, wint aan bekendheid. Het
verdient dit alleszins, en het is verheugend, dat deze
voorname kunst, welke in ons land reeds een zoo
goede traditie heeft, allengs in breeder kringen
erkenning vindt. E. v. D.
N. V. Kunsthandel P. de Boer
HEERENGRACHT 474 - AMSTERDAM
T
JL entoonstelling
VAN OUDE SCHILDERIJEN
GROOTE SOCIËTEIT ENSCHED
van 15 tot en met 24 O c (ober
PAG. II DE GROENE No. 3203