De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 22 oktober pagina 5

22 oktober 1938 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

In memoriam KARL KAUTSKY MET Karl Kautsky die Zondag j.l. te Amiterdam in den patriar chalen leeftijd van vier-en-tachtig jaar is overleden, heeft de Tweede Internationale haar theoretischen lei der verloren, den min die voor een geheele generatie van vriend en vijand de belichaming was van de socialisti sche theorie. In brecde kringen, vooral links van de sociaal-democratie, is het reeds geruimen tijd mode om Kautsky t? beschouwen als quantitén gligeable". Ten onrechte. Om zijn persoon op de juiste waarde te schatten, moet men zich in de eerste plaats de omstan digheden voor oogen stellen waar onder de jonge Kautsky als persoon lijke leerling van Marx en Engels ge tracht heeft hun leer verder te ont wikkelen. In de tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw werd het Marxisme niet, zooals thans, door dezen aanbeden, door genen gehaat het bestond eenvoudig niet buiten een zeer kleinen kring van arbeiders en intellectueelen. Pas twaalf jaar na den dood van Marx verscheen de eerste Duitsche professorale studie over zijn leer, maar daarna volgden geleerde folianten en hatelijke pamfletten el kaar dan ook in snel tempo op. Dat de Marxistische theorie op dat deel van het Duitsche geestelijk leven van voor den Wereldoorlog dat zich van de tradities poogde los te maken, haar stempel heeft gedrukt, moet in eerste instantie aan Kautsky persoonlijk worden toegeschreven. Zijn historische en sociologische studiën bewezen de toepasbaarheid van een door de officicele wetenschap geminachte methode. Hij was het, die Marx voor de arbeiders toegankelijk heeft gemaakt. Hij was het, die vooraan stond in den strijd tegen de aanhangers van Eduard Bernstein de z.g. revisionisten die omstreeks de eeuwwisseling de eersten waren die het failliet van het Marxisme proclameerden nog steeds een stelling van vele auteurs. Het weekblad Die Neue Zeit", dat be roemd was in binnen- en buitenland, was vrijwel een persoonlijke schep ping van Kautsky. Hij heeft zich de grootste ontberingen getroost om het in stand en op peil te houden, het geen hem gelukt is. Twintig jaar lang was de toestand zoo, dat hij die Marx" zei, Kautsky" dacht en ornjekeerd. Zijn invloed, ook door veelvuldig persoonlijk contact, op de socialistische beweging van ons land, is zeer groot geweest. Over mïnig vraagstuk van politieken of economischen aard heeft het partijbestuur der S.D.A.P. advies ingewonnen bij den persoonlijken leerling van Karl Marx. KAUTSKY had zijn grenzen. Een merkwaardige anecdote rmge dit toelichten. Enkele jaren na de Rus sische revolutie verweet hij den bolsjewiki, dat zij overijld hadden gehandeld. Trotzky ontbrandde daarop in woede en slingerde Kautsky naar het hoofd dat de imnschheid niet vooruit komt zonder lieden die den nned niet bezitten om overijld te handelen. Het paard zou niet getemd zijn" schreef hij, wanneer niet op een bepaald oogenblik iemand het had gewaagd om een galoppeerend dier op den rug te springen l" Waarop Kautsky onder verwijzing naar een reeks van weten schappelijke auteurs betoogde, dat het temmïn van het paard een proces was geweest dat verniDedelijk eeuwen had geduurd en zich uiterst geleidelijk en stapje voor stapje had ontwikkeld. Schoolmeester-achtig" zal msnigeen zeggen. Er zit een kern van waar heid in die constateering. Op theoretisch gebied muntte Kautsky nimmer uit door originaliteit. Hij heeft het vaker in de breedte dan in de diepte gezocht, en het door velen tegen hem gericht verwijt dat hij aan belangrijke aspecten der Marxistische theorie weinig aan dacht heeft besteed, is niet ongegrond. Als philosoof stond hij achter bij Max Adler, als econocm bij Hilferding, Luxemburg en Bauer. Zijn denken was weinig soepel, vaak te rechtlijnig en te mechanisch. In den loop der jaren heeft zich deze eigenschap versterkt. De werken die Kautsky vóór den wereldoorlog heeft geschreven zijn beter, frisscher vooral, dan die van na den wereld oorlog. Zijn twee dikke deelen ,,Die materialistische Geschichtsauffassung" (verschenen in 1927) zijn stellig een Fundgrube" voor historici en socio logen, maar nieuwe problemen die zich in de theorie van het Marxisme hadden ontwik'zeld, werden er ter nauwernood in aangeroerd. Het is merkwaardig, dat Kautsky hier, gelijk trouwens vrijwel overal elders, over Marx' grooten leermeester Hegel het stilzwijgen bewaart. Hij heeft ken nelijk met dezen eigenlijk nooit raad geweten. Het is in dit verband van belang om op te merken, dat Kautsky geestelijk reeds gevormd was voor hij met Marx en Engels in aan raking kwam gevormd in de school van Darwin. Zijn leermeesters Marx en Engels dachten in wezen moderner dan hij, en zijn van meet af aan be ducht geweest voor dezen Darwiniaanschen inslag bij iemand die overigens, vooral door Engels, zeer gewaardeerd werd om zijn ijver en trouw. Kaucsky was een geleerde en heeft als zoodanig wij denken bij voorbeeld aan zijn studie over de oorzaken van den wereldoorlog historisch gezien vaak baanbrekend werk verricht een staatsman was hij stellig niet. Op politiek gebied heeft hij een zekere rol gespeeld, vooral in de na-oorlogsjaren, toen het er om ging, de uiteengevallen Duitsche sociaaldemocratie te heree nigen. Tegenover de Sowjet-Unie welker dictatoriaal régime hij als een hoon beschouwde aan het socialis tische ideaal, stond hij afwijzend. Zijn felste brochures waren tegen dat mis lukt experiment" gericht. VOOR zoover het mogelijk is beide aspecten bij een zoo harmoni sche persoonlijkheid te scheiden, heeft Kautsky als mensch op mij een sterkeren indruk gemaakt dan als ge leerde. Zijn trouw en onbuigzaamheid waren in de socialistische beweging spreekwoordelijk. Hij was het centrum van een wijden kring dien hij voort durend wist te boeien. Zij die deze schier legendarische figuur, door het noodlot der politieke verwikkelingen naar Holland gedreven, in de laatste maanden mochten ontmoeten in zijn bescheiden Amsterdamsen pension, werden aanstonds getroffen door zijn aangeboren hoffelijkheid en zijn onver minderde helderheid van geest. Ont roerend was het, te zien hoe de broze grijsaard, zoodra de bezoeker binnenKarl Kautsky trad, moeite deed en hoe zwaar zal het hem vaak zijn gevallen ! zich op te richten en den gast op de zijns inziens passende wijze welkom te heeten. Ontwikkelde zich dan met zijn moedige en trouwe echtgenoote een gesprek, dan bewezen onver wachte en fijne opmerkingen uit den hoek van het vertrek waar de divan stond, dat de vier-en-tachtig-jarige zijn scherpen kijk op het wereldgebeuren allerminst had verloren. Nu is hij ge storven. Er zit iets tragisch in dit verscheiden. De man die in 1927 de spoedige overwinning van het socia lisme in Duitschland en Engeland voor onvermijdelijk" hield, sterft ergens in Amsterdam als balling, ter wijl twee van zijn zoons, over wier verblijfplaats en lot de Nazi's het stil zwijgen bewaren, niet bij het sterfbed van hun vader aanwezig kunnen zijn. De Nederlandsche sociaaldemocratie heeft hem Donderdag een waardige uitvaart bereid. De asch van een moedig wetenschappelijk strijder en beminnelijk mensch rust nu, na een leven van teleurstellingen maar onge broken hoop, in de duinen van Neder land. L. DE JONG Persoonlijkheden defileeren Minister Mr. J. A. de Wilde Onze wekelijksche caricatuur Z. E. Min /ster De Wilde was zoo vrien delijk voor De Groene te poseeren. De physiognomist Stefan Strobl schreef een korte analyse bij de door hem gemaakte caricatuur. MEN verwacht in het algemeen van een minister dat hij een heel bijzonderen indruk maakt. Hij moet de hartklopping in de wachtkamer en de knikkende knieën in den gang rechtvaardigen. Excellentie De Wilde, minister van financiën, rechtvaardigt het een noch het ander. Hij ziet er uit als een gewoon mensch: een vriende lijke, gezette heer met levendige, slimme oogjes. Hij imponeert niet hij fascineert niet hij doet er niet eens zijn best voor. Het was geen heros die voor mij poseerde, geen profeet, geen martelaar, geen hervormer, geen politieke hoogvlieger. Het was eenvoudig een nuchter mensch een rekenaar. Ik vond hem het symbool van het Nederlandsche politieke leven. Excellentie De Wilde is van top tot teen gevuld met zin voor de werkelijkheid. Hij beschikt over een zeer aanzienlijk portie gezond verstand en een, weliswaar niet even groote, maar minstens zoo belangrijke hoeveel heid humor en gemoedelijkheid. Voimelijkheden interesseeren hem niet hij is een zakenman. Voor het philosopheeren over groote problemen gunnen de cijfers hem geen tijd. Trouwens, waarom zou men het leven nog gecompliceerder maken dan het al is ? Werken dat is de moeite waard. Scheppen geen groote dingen, maar nuttige dingen. Zou hij zichzelf heelemaal serieus nemen, iemand met zoo'n oolijk gezicht? PAG. 5 DE GROENE No. 3203

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl