De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 29 oktober pagina 11

29 oktober 1938 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

A\\oiiiiHicntcn in zakformaat Medailles en gedenkpenningen, vroeger en nu AANGEZIEN er in de wereld vrijwel nooit dingen van belang gebeuren zonder dat deze aanleiding geven tot het maken van een gedenkpenning of een medaille, zou men de heele wereldgeschiedenis grondig kunnen bestudeeren aan de hand van de onafzienbare hoeveelheid penningen die in den loop der eeuwen gemaakt zij n. De medaille heeft zijn vorm te danken aan die van de munten. Uiteraard werden deze van duur zaam materiaal vervaardigd, want munten zijn bij uitstek gebruiksvoorwerpen. Bij de Grieken en Romeinen voldeden de munten aan de eischen van doelmatigheid n aan de eischen van schoon heid. De munten, die oorspronkelijk twee functies hadden, namelijk die van ruilmiddel en die van gedenkpenning, verloren langzamerhand de tweede functie. De ontwerper van een munt is en blijft altijd gebonden aan een klein relief. Munten die op de eene plaats dubbel zoo dik zijn als op een andere, zijn onpractisch in het gebruik. Bovendien kunnen de geweldige massa's munten van tegen woordig niet met de mooie oude vormen met het hooge relief gemaakt worden, want die oude munten en penningen werden gegoten, terwijl 'tegenwoordig de munten en dikwijls ook de pen ningen gestempeld worden. Oorspronkelijk waren het alleen keizers en konin gen die zich op munten, en dus ook op medailles 'lieten afbeelden. Maar in den loop der eeuwen zijn de medailles meer gemeengoed geworden. In de zeventiende eeuw begonnen voorname families in Engeland er behagen in te scheppen, portretten van hun voorvaderen en zichzelf in den vorm van penningen te hebben. De Hollander Koenraad Bloc was beroemd om zijn minitueuse portretten. Andere beroemde Hollandsche medailleurs waren Paulus van Vianen en Jan de Vos, die werkzaam waren aan het hof van Keizer Rudolf U. Tot de zestiende eeuw werden de groote medailles gegoten. De Italianen van de Renaissance waren groote meesters in dat vak, en niet alleen in het gieten, maar ook in het naciseleeren dat noodzakelijk was omdat een gegoten munt altijd met onregel matigheden uit den vorm komt. In de 146 en 156 eeuw beleefde de medaille-kunst in Italiëeen bloei tijd. Het ciseleeren, het bijwerken van de te ruwe vormen, was een kunst die men nergens anders ter wereld zoo goed onder de knie had. En tien exem plaren uit n vorm waren toch alle verschillend, elk stuk had het persoonlijk cachet van den ciseleur. Wat de vormen betreft, abusievelijk wordt dikwijls verondersteld dat deze altijd van was waren. De vorm van de groote medaille van Filippo Strozzi is uit ijzer gesneden. THANS kan er geen bakkerijtentoonstelling plaats hebben of een roeiwedstrijd gewonnen worden, of er worden medailles uitgereikt. De artisReens is de maatstaf waarmee anderen meten.... Hoe vaak hoort U niet: Even mooi als REENS", of Het lijkt wel REENS!" Natuurlijk is REENS »e imiteren, maar even natuur lijk NOOIT te evenaren! Die verfijnde distinctie, die REENS' inrichtingen ken merkt, kan alleen REENS zelf U geven l REENS SHOWROOMS Heiligeweg 47-51, A'dam, Passage 76-78, Den Haag, 31 Bruton Street, London, W.l. Vraagt ons flatprospectus in kleurendruk, tieke waarde van deze penningen is dikwijls zeer twijfelachtig. En de wijze van vervaardigen is in het begin van deze eeuw zeer vereenvoudigd. De Fransche graveur Janvier leerde aan het eind de vorige eeuw de z.g. reductiemachine kennen, en hij verbeterde dit werktuig aanmerkelijk zoodat er nieuwe perspectieven werden geopend voor de medaillekunst. De reductiebank is een apparaat dat het den kunstenaar mogelijk maakt om zijn model aanmer kelijk grooter te vervaardigen dan de definitieve munt zal worden. Het apparaat tast het gipsen model als het ware af, en maakt daarbij een b.v. 10 maal verkleinde copie van het model in metaal. Dank zij dit vernuftige toestel zijn de resultaten van het werk dus veel nauwkeuriger dan vroeger. Toch zijn er tegenwoordig nog medailleurs die vast houden aan het vroegere handwerk en van dit nieuwe hulpmiddel niets weten willen. Door het beter materiaal en de geperfectionneerde machines kan men thans zeer groote penningen persen, als groote aantallen noodig zijn. Daarnaast wordt er nog veel gegoten. Het maken van een stel stempels blijft altijd een kostbare geschiedenis. Als er dus slechts weinige afslagen noodig zijn, geeft men de voorkeur aan gieten, om de stempelkosten te ve; mijden. De giettechniek heeft ook nog het voordeel veel eenvoudiger te zijn als de in gewikkelde stempelfabricage. En dan heeft men bij de gietpenningen altijd veel meer vrijheid voor het relief. VANDAAG den dag kunnen wij niet spreken van een bloeiende medaillekunst. Zooals op vele andere gebieden wordt de mogelijkheid van een artistieke waarde maar al te dikwijls over het hoofd gezien, terwijl gedenkpenningen en medailles bij uitstek zich er toe leenen om kunstwaarden te bevatten. Bij het Eeuwfeest van de Burgerlijke wetgeving, aan het begin van deze maand, is een gedenkpenning uitgegeven, ontworpen door J. C. Wienecke. Deze penning is het tastbare bewijs dat de penningkunst niet verloren is gegaan. De heer Wienecke, die als stempelsnijder van 1900 tot 1920 aan 's Rijks Munt werkzaam was en onze tegen woordig in omloop zijnde munten ontworpen heeft, is een der zeer weinigen die den naam van kunstenaar op dit gebied verdienen. Zijn grondige scholing (hij was het laatste jaar der vorige eeuw verbonden aan de Munt te Parijs) leverde hem een respectabel vakmanschap. De leek is gewoonlijk de meening toegedaan dat het ontwerpen van mun ten iets dergelijks is als boetseeren, en hij houdt geen rekening met de specifieke moeilijkheden van Boven. Het mode) van de eeremedaille van de Staatsmijnen. Onder: De medaille van het Eeuwfeest der Burgerlijke wet geving. Beide medailles zijn ontworpen door j. C. Wienecke en vervaardigd in 's Rijks Munt. het vak. Iedereen heeft wel eens een gulden bekeken, maar wie heeft er wel eens aan gedacht dat de afstand tusschen de twee vlakken waartusschen het relief zich bevindt, niet meer bedraagt dan i/io milimeter? Van Wienecke herinneren wij ons nog veel medailleerwerk, o. a. de plaquette van het Zilveren echtpaar Pigeaud, de penningen van de nieuwe Waalbrug te Nijmegen, van den Hoogen Raad en de eeremedaille van de Staatsmijnen. Wie belangstelling heeft voor medailles, kan gaan kijken in het Centraal Museum te Utrecht of in 's Rijks Penningkabinet te 's-Gravenhage. Hij zal merken dat er hél wat te zien is, en dat deze kunst vorm nog levend is. E. UYLDERT Schilderkunst GEEN PRIJS j an WAARTOE is men op de Akademie? Stellig niet om buitennissigheden bot te vieren, maar om deugdelijk te leeren beeldhouwen en schilderen, zich de knepen van het vak eigen te maken. Het feit dat er kunstenaars groot worden, die de muren van de Akademie nooit aan den binnenkant hebben gezien, doet aan die eenvoudige waarheid niets af. Natuurlijk kan het onderwijs suf gegeven worden en met een leven den geest maar heeft het wei een ander doel dan bij zooveel mogelijk leerlingen een rudimentaire begaafdheid te ontwikkelen tot het vermogen, zich van de vormen der beeldende kunst te bedienen zonder stunteligheid, het vermogen een bepaalde opgave zelfstandig aan te vatten zonder grondfouten, uit het eigen glas te drinken zonder morsen ? Wie den Prix de Rome verwerft is niet altijd een uitmuntende. Gewoonlijk beginnen de eigenlijke artistieke veroveringen, begint de vorming van de persoonlijkheid jaren na het verwerven van den prijs. Maar dit neemt niet weg, dat het redelijk is, zekere min;mum-eischen te stellen aan de wijze waarop degenen, die naar den prijs dingen, hun les opzeggen. En zelfs is het billijk, dat men het stipendium kan verliezen, als men aan de gewekte verwachtingen niet beantwoordt. De Amsterdamsche Akademie heeft dit jaar den prijs voor beeldhouwen wél, dien voor schilderen niet toegekend, en wegens dit laatste is men, naar het schijnt, de jury nogal hard gevallen. Ten on rechte, zoo moet men vaststellen, na de tentoon stelling van het werk der mededingers bezocht te hebben, want allen bleven beneden de maat. De besten waren Max van Dam en G. van 't Net De eerstgenoemde kreeg een zilveren medaille. Hij is eerder te Antwerpen geweest, bij Opsomer en maakte kleine schilderijen die niet zonder een beloftevol kleurgevoel waren. Maar in zijn Sara die Ismaël drenkt is het coloriet branderig, het sentiment larmoyant, hij heeft hier weinig van zijn beloften ingelost. NOG minder deed dit G. van 't Net. Diens naam te hooren noemen spoorde me aan tot een gang naar de Akademie, want ik zag al een paar jaar geleden een schilderij van hem, een Ephèbe die op een terras staat, dat even ziekelijk aandeed als verrassend, verrassend door de vér gaande sensibili teit en de hooge, bestudeerde allure. Daarnaast kleine teekeningen, die ongelooflijk fijn van lijn waren, een lijn die besteed werd aan de raarste, nevropathisch dichterlijke onderwerpen. Wat voor een heer die Van 't Net ook was (hij komt uit Utrecht, een stad vol miskleur en intrusie), hij had in ieder geval een ontstellende oorspronkelijk heid en deed denken aan een moderne lezing van Karel de Nerée tot Babberich. Een variëteit der cultuur, die niet brozer en brekelijker, niet zwaarder belast met dagdroomen kón. Hoe hij nu ineens tot deze Sara komt, een Sara met onverwerkte cubistische invloeden, en onedel van kleur, is me een raadsel. Kan het een tijdelijk afwijkend experiment zijn? Was hij onwillig of tegen de draad? Hoe het zij, de jury had helaas gelijk. De prijskamp heeft voor de schilderkunst geen Romevaarder opgeleverd, wien men de zilverlingen met vertrouwen in den zak kan laten glijden. PAG. II DE GROENE No. 3704

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl