Historisch Archief 1877-1940
A\\oiiiiHicntcn in zakformaat
Medailles en gedenkpenningen, vroeger en nu
AANGEZIEN er in de wereld vrijwel nooit
dingen van belang gebeuren zonder dat
deze aanleiding geven tot het maken van
een gedenkpenning of een medaille, zou men de
heele wereldgeschiedenis grondig kunnen
bestudeeren aan de hand van de onafzienbare hoeveelheid
penningen die in den loop der eeuwen gemaakt zij n.
De medaille heeft zijn vorm te danken aan die
van de munten. Uiteraard werden deze van duur
zaam materiaal vervaardigd, want munten zijn
bij uitstek gebruiksvoorwerpen. Bij de Grieken
en Romeinen voldeden de munten aan de eischen
van doelmatigheid n aan de eischen van schoon
heid. De munten, die oorspronkelijk twee functies
hadden, namelijk die van ruilmiddel en die van
gedenkpenning, verloren langzamerhand de tweede
functie. De ontwerper van een munt is en blijft
altijd gebonden aan een klein relief. Munten die
op de eene plaats dubbel zoo dik zijn als op een
andere, zijn onpractisch in het gebruik. Bovendien
kunnen de geweldige massa's munten van tegen
woordig niet met de mooie oude vormen met het
hooge relief gemaakt worden, want die oude
munten en penningen werden gegoten, terwijl
'tegenwoordig de munten en dikwijls ook de pen
ningen gestempeld worden.
Oorspronkelijk waren het alleen keizers en konin
gen die zich op munten, en dus ook op medailles
'lieten afbeelden. Maar in den loop der eeuwen
zijn de medailles meer gemeengoed geworden. In
de zeventiende eeuw begonnen voorname families
in Engeland er behagen in te scheppen, portretten
van hun voorvaderen en zichzelf in den vorm van
penningen te hebben. De Hollander Koenraad Bloc
was beroemd om zijn minitueuse portretten.
Andere beroemde Hollandsche medailleurs waren
Paulus van Vianen en Jan de Vos, die werkzaam
waren aan het hof van Keizer Rudolf U.
Tot de zestiende eeuw werden de groote medailles
gegoten. De Italianen van de Renaissance waren
groote meesters in dat vak, en niet alleen in het
gieten, maar ook in het naciseleeren dat noodzakelijk
was omdat een gegoten munt altijd met onregel
matigheden uit den vorm komt. In de 146 en 156
eeuw beleefde de medaille-kunst in Italiëeen bloei
tijd. Het ciseleeren, het bijwerken van de te ruwe
vormen, was een kunst die men nergens anders ter
wereld zoo goed onder de knie had. En tien exem
plaren uit n vorm waren toch alle verschillend,
elk stuk had het persoonlijk cachet van den ciseleur.
Wat de vormen betreft, abusievelijk wordt dikwijls
verondersteld dat deze altijd van was waren.
De vorm van de groote medaille van Filippo Strozzi
is uit ijzer gesneden.
THANS kan er geen bakkerijtentoonstelling
plaats hebben of een roeiwedstrijd gewonnen
worden, of er worden medailles uitgereikt. De
artisReens is de
maatstaf waarmee
anderen meten....
Hoe vaak hoort U niet:
Even mooi als REENS", of
Het lijkt wel REENS!"
Natuurlijk is REENS »e
imiteren, maar even natuur
lijk NOOIT te evenaren!
Die verfijnde distinctie, die
REENS' inrichtingen ken
merkt, kan alleen REENS
zelf U geven l
REENS
SHOWROOMS
Heiligeweg 47-51, A'dam,
Passage 76-78, Den Haag,
31 Bruton Street, London, W.l.
Vraagt ons flatprospectus in
kleurendruk,
tieke waarde van deze penningen is dikwijls zeer
twijfelachtig. En de wijze van vervaardigen is in
het begin van deze eeuw zeer vereenvoudigd. De
Fransche graveur Janvier leerde aan het eind de
vorige eeuw de z.g. reductiemachine kennen, en
hij verbeterde dit werktuig aanmerkelijk zoodat er
nieuwe perspectieven werden geopend voor de
medaillekunst.
De reductiebank is een apparaat dat het den
kunstenaar mogelijk maakt om zijn model aanmer
kelijk grooter te vervaardigen dan de definitieve
munt zal worden. Het apparaat tast het gipsen
model als het ware af, en maakt daarbij een b.v.
10 maal verkleinde copie van het model in metaal.
Dank zij dit vernuftige toestel zijn de resultaten
van het werk dus veel nauwkeuriger dan vroeger.
Toch zijn er tegenwoordig nog medailleurs die vast
houden aan het vroegere handwerk en van dit
nieuwe hulpmiddel niets weten willen.
Door het beter materiaal en de geperfectionneerde
machines kan men thans zeer groote penningen
persen, als groote aantallen noodig zijn. Daarnaast
wordt er nog veel gegoten. Het maken van een stel
stempels blijft altijd een kostbare geschiedenis.
Als er dus slechts weinige afslagen noodig zijn,
geeft men de voorkeur aan gieten, om de
stempelkosten te ve; mijden. De giettechniek heeft ook nog
het voordeel veel eenvoudiger te zijn als de in
gewikkelde stempelfabricage. En dan heeft men
bij de gietpenningen altijd veel meer vrijheid voor
het relief.
VANDAAG den dag kunnen wij niet spreken
van een bloeiende medaillekunst. Zooals op
vele andere gebieden wordt de mogelijkheid van
een artistieke waarde maar al te dikwijls over het
hoofd gezien, terwijl gedenkpenningen en medailles
bij uitstek zich er toe leenen om kunstwaarden
te bevatten. Bij het Eeuwfeest van de Burgerlijke
wetgeving, aan het begin van deze maand, is een
gedenkpenning uitgegeven, ontworpen door J. C.
Wienecke. Deze penning is het tastbare bewijs dat
de penningkunst niet verloren is gegaan. De heer
Wienecke, die als stempelsnijder van 1900 tot 1920
aan 's Rijks Munt werkzaam was en onze tegen
woordig in omloop zijnde munten ontworpen
heeft, is een der zeer weinigen die den naam van
kunstenaar op dit gebied verdienen. Zijn grondige
scholing (hij was het laatste jaar der vorige eeuw
verbonden aan de Munt te Parijs) leverde hem een
respectabel vakmanschap. De leek is gewoonlijk
de meening toegedaan dat het ontwerpen van mun
ten iets dergelijks is als boetseeren, en hij houdt
geen rekening met de specifieke moeilijkheden van
Boven. Het mode) van de eeremedaille van de Staatsmijnen.
Onder: De medaille van het Eeuwfeest der Burgerlijke wet
geving. Beide medailles zijn ontworpen door j. C. Wienecke
en vervaardigd in 's Rijks Munt.
het vak. Iedereen heeft wel eens een gulden bekeken,
maar wie heeft er wel eens aan gedacht dat de
afstand tusschen de twee vlakken waartusschen het
relief zich bevindt, niet meer bedraagt dan i/io
milimeter?
Van Wienecke herinneren wij ons nog veel
medailleerwerk, o. a. de plaquette van het Zilveren
echtpaar Pigeaud, de penningen van de nieuwe
Waalbrug te Nijmegen, van den Hoogen Raad en
de eeremedaille van de Staatsmijnen.
Wie belangstelling heeft voor medailles, kan gaan
kijken in het Centraal Museum te Utrecht of in
's Rijks Penningkabinet te 's-Gravenhage. Hij zal
merken dat er hél wat te zien is, en dat deze kunst
vorm nog levend is. E. UYLDERT
Schilderkunst
GEEN PRIJS
j
an
WAARTOE is men op de Akademie?
Stellig niet om buitennissigheden bot
te vieren, maar om deugdelijk te leeren
beeldhouwen en schilderen, zich de knepen van het
vak eigen te maken. Het feit dat er kunstenaars
groot worden, die de muren van de Akademie
nooit aan den binnenkant hebben gezien, doet aan
die eenvoudige waarheid niets af. Natuurlijk kan
het onderwijs suf gegeven worden en met een leven
den geest maar heeft het wei een ander doel dan
bij zooveel mogelijk leerlingen een rudimentaire
begaafdheid te ontwikkelen tot het vermogen, zich
van de vormen der beeldende kunst te bedienen
zonder stunteligheid, het vermogen een bepaalde
opgave zelfstandig aan te vatten zonder
grondfouten, uit het eigen glas te drinken zonder
morsen ?
Wie den Prix de Rome verwerft is niet altijd een
uitmuntende. Gewoonlijk beginnen de eigenlijke
artistieke veroveringen, begint de vorming van de
persoonlijkheid jaren na het verwerven van den
prijs. Maar dit neemt niet weg, dat het redelijk is,
zekere min;mum-eischen te stellen aan de wijze
waarop degenen, die naar den prijs dingen, hun
les opzeggen. En zelfs is het billijk, dat men het
stipendium kan verliezen, als men aan de gewekte
verwachtingen niet beantwoordt.
De Amsterdamsche Akademie heeft dit jaar den
prijs voor beeldhouwen wél, dien voor schilderen
niet toegekend, en wegens dit laatste is men, naar
het schijnt, de jury nogal hard gevallen. Ten on
rechte, zoo moet men vaststellen, na de tentoon
stelling van het werk der mededingers bezocht te
hebben, want allen bleven beneden de maat.
De besten waren Max van Dam en G. van 't Net
De eerstgenoemde kreeg een zilveren medaille.
Hij is eerder te Antwerpen geweest, bij Opsomer
en maakte kleine schilderijen die niet zonder een
beloftevol kleurgevoel waren. Maar in zijn Sara
die Ismaël drenkt is het coloriet branderig, het
sentiment larmoyant, hij heeft hier weinig van zijn
beloften ingelost.
NOG minder deed dit G. van 't Net. Diens naam
te hooren noemen spoorde me aan tot een gang
naar de Akademie, want ik zag al een paar jaar
geleden een schilderij van hem, een Ephèbe die
op een terras staat, dat even ziekelijk aandeed als
verrassend, verrassend door de vér gaande sensibili
teit en de hooge, bestudeerde allure. Daarnaast
kleine teekeningen, die ongelooflijk fijn van lijn
waren, een lijn die besteed werd aan de raarste,
nevropathisch dichterlijke onderwerpen. Wat voor
een heer die Van 't Net ook was (hij komt uit
Utrecht, een stad vol miskleur en intrusie), hij
had in ieder geval een ontstellende oorspronkelijk
heid en deed denken aan een moderne lezing van
Karel de Nerée tot Babberich. Een variëteit der
cultuur, die niet brozer en brekelijker, niet zwaarder
belast met dagdroomen kón. Hoe hij nu ineens tot
deze Sara komt, een Sara met onverwerkte
cubistische invloeden, en onedel van kleur, is me een
raadsel. Kan het een tijdelijk afwijkend experiment
zijn? Was hij onwillig of tegen de draad?
Hoe het zij, de jury had helaas gelijk. De
prijskamp heeft voor de schilderkunst geen
Romevaarder opgeleverd, wien men de zilverlingen met
vertrouwen in den zak kan laten glijden.
PAG. II DE GROENE No. 3704