Historisch Archief 1877-1940
Een verhaal van De Groene
WIJ leven snel. Dat woord is verre van
nieuw, maar het kwam mij in de gedachte
terwijljik de laatste Millioenen-nota doorlas
ter zelfder tijd als duizenden andere contribuabelen,
en met gelijk bezwaard gemoed als dezen kennis
nam van de voorstellen tot het scheppen van nieuwe
belastingen, ongeacht verhooging van de reeds
bestaande. Ik heb al zoovele jaren de
Millioenennota doorgenomen, ik heb altijd maar weer gelezen
van nieuwe naast verhoogde belastingen, het brein
van den Staat is op dit punt onuitputtelijk. Maar
dat'kan toch niet eeuwig zoo blijven doorgaan, denkt
men, en desondanks zijn de gevonden middelen
allerminst toereikend, wat elke nieuwe Nota getuigt.
Wij leven snel, en daarom zijn wij allang weer
vergeten welk een vernuftige vondst een twintig
jaar geleden is gedaan om 's Lands inkomsten te
vermeerderen. Vernuftig n doeltreffend. De jongeren
onder de lezers kunnen er bezwaarlijk van weten,
maar ik twijfel niet of bij de ouderen zal menigeen
zich al lezend herinneren dat vóór twee decenniën,
in de nadagen van den wereldoorlog, inderdaad het
stelsel beproefd is en gewerkt heeft dat ik hier wil
aanbevelen. Het stelsel dat men na een jaar weder
heeft verlaten, van oordeel dat het zekere bezwaren
meebracht. Toegegeven, zekere bezwaren tóénmaals.
Maar nu?
Ik kom dus tot de zaak zelve zonder verdere
inleiding en met den doodelijken ernst die bij dit
onderwerp past. Want stemt niet reeds het enkele
woord fiscus ons ernstig?
Het was dan ten tijde dat een zekere minister van
financiën een koppel wetsontwerpen indiende bij
elk waarvan een nieuwe belasting -werd gecreëerd.
De eerste was er een op de voornamen. Men is
geneigd bij dit belastingobject den klemtoon te
plaatsen op de tweede lettergreep, en dan goed
keurend te knikken. Men vergist zich evenwel,
gelijk doorgaans in fiscale aangelegenheden: elke
vóórnaam behalve n zou cijnsplichtig maken.
Dit ontwerp heeft zijn verdiensten daargelaten
nimmer, gelijk het heet, den weg naar het Staats
blad gevonden. Anders evenwel stond het met
zijn makker: het ontwerp van wet tot de richtige
heffing eener belasting op het kussen". Misverstand
was hier uitgesloten, bij kussen" gaan ieders
gedachten vanzelf naar een aangenaam werkwoord.
Het ontwerp werd aanvaard, de wet heeft, zooals
ik zeide, een jaar gegolden.
De naam der wet was te ruim en daardoor mis
leidend. Vrijgesteld van belasting was de kushand
evenzeer als de handkus, en m.i. ten onrechte
de Judaskus. Ook kon b.v. een achterkleinzoon
gerust zijn overgrootmoeder zoenen zonder dat het
Rijk dadelijk naast beiden stond en de hand ophield.
De wet richtte zich in hoofdzaak tot de of het
liefdekussen, maar, vermoedelijk kieschheidshalve,
had men in den titel der wet het woord liefde"
niet met het woord belasting" in n adem willen
noemen.
De gedachte was vernuftig, en de uitwerking
daaraan gelijkwaardig. Alle hulde dan ook aan de
ambtenaren van het departement die een glashelder
systeem ontwierpen zonder dat hun denkend brein
wegdroomde op, hun schrijfhand trilde wegens de
charme van dit onderwerp.
De belasting werd geheven hoe kon het wel
anders? werd, zeg ik, rechtstreeks geheven van
vrouwen, met dien verstande dat kusvrij waren alle
vrouwen beneden 16 en boven 45 jaar. Per kus was
de cijns niet bepaald hoog: n cent. Niettemin
rekende men op een jaarlijksche opbrengst van
25 millioen gulden, uitgaande van de grondstelling
dat in ons land per jaar z\ milliard kussen werden
gewisseld met belastbare vrouwen, waarvan de
helft in de lente.
EEN zeer ingenieus bedacht toestel, de zoo
genaamde kusmeter, registreerde het aantal.
Dit toestel laadde de oppervlakte van het hoofd van
iedere belastingplichtige vrouw met een onschul
digen zwakstroom. De kus verbrak dien stroom en
op het toestel versprong een cijfer. De vrouw moest
zooveel centen neertellen als het getal op den kus
meter aanwees, maar kon natuurlijk ook in grooter
geld voldoen. Knappe meisjes vervielen, vooral in
den beginne, herhaaldelijk in bankpapier. De inning
was allereenvoudigst. Op den eersten Maandag van
elke maand, op een voor elke vrouw vastgesteld
uur, had zij er voor te zorgen thuis te wezen, en
dan kwam de man die anders den gasmeter aflas
den kusmeter aflezen, het geld innen, en den teller
met een sleutel weer op nul plaatsen. Afwezigheid
of wel een tekort aan centen werd onmiddellijk
gestraft met een tienvoudige boete en nachtlogies
op het politiebureau. Men begrijpt dat de belasting
prompt en tot het volle pond werd voldaan.
Het toestel werd in den nek gedragen en was zoo
bevestigd dat de vrouw het niet kon verwijderen,
de man van den gasmeter was in het bezit van den
sleutel, en ontsloot de vrouwen die den vijf en
veertigjarigen leeftijd hadden bereikt. De vrouw
moest het instrument zelfs in het bad medenemen,
maar ook daarin was door een waterdichte con
structie voorzien. Slapen op den rug ging niet ge
makkelijk, maar die grief werd afdoende weerlegd
door de opmerking dat slapen op den rug ongezond
was en aanleiding gaf tot nare droomen. De af
metingen van het toestel waren overigens klein,
en haast alle vrouwen het was nl. nog de tijd
dat het haar lang werd gedragen slaagden er in
het volkomen aan het oog te onttrekken. Dit was
de periode van zware haarknoeten diep in den nek,
gelijk ouden van dagen thans ongetwijfeld weer te
binnen zal schieten.
Hier en daar zult ge bij een oudroest nog wel een
kusmeter kunnen aantreffen, en ik noodig u uit
dan vooral zoo'n mecaniekje te koopen. Ge zult u
overtuigen dat het alleraardigst is samengesteld.
Want de groote verdienste was dat het niets dan
kussen registreerde, geen enkele van die vele andere
betastingen die 's menschen hoofd dagelijks onder
gaat, hetzij door eigen of door anderer toedoen, als
daar zijn: haar borstelen, hoed opzetten, neus
snuiten, wangen poederen, jeuk verdrijven,
oorvegen. Men kon zijn engelachtig vrouwtje vrijelijk
de tranen drogen, maar de kus die daarop onver
biddelijk volgde werd even onverbiddelijk geregis
treerd door dien kleinen duivel van metaal, die
slechts gevoelig was, maar dan ook uiterst gevoelig
voor het contact van lippen met ieder deel van het
onderhavige hoofd.
WIE dit ontwerp luide toejuichten waren de
jaloersche mannen. Voor hen was de nieuwe
wet een ware uitkomst. Zij noteerden eenvoudig
het getal van den kusmeter voordat hun vrouw den
avond elders ging doorbrengen, en dan kon zij wat
hun betrof den nacht blijven doordansen: ze
controleerden het getal eenvoudig opnieuw wanneer
hun vrouw terugkwam. Jaloezie van mannelijke
echtgenooten is heel dat jaar nergens voorgekomen.
Te kort, al te kort helaas heeft de rust dier
geplaagden geduurd.
' Zoolang het nog een nieuwtje was liep alles glad
van stapel. Er werd gezoend dat het klapte, er werd
gelachen, en het hardst lachte de minister van
financiën. Maar reeds kwamen er klachten. De
verloofde meisjes leerden nadenken, weinig gesteld
op boete en gedwongen nachtlogies na het eind der
maand. Hun jongens moesten rst betalen, en de
nuchterheid van dezen toch redelijken eisch werkte
verkoelend. Daar kwam bij dat tegen het eind van
de maand de staat der geldmiddelen het kussen vaak
in het geheel niet meer gedoogde. Ook daardoor
ging de goede verstandhouding achteruit. Aan het
eind van de maand werd dan ook van lieverlede het
aantal verbrekingen van engagementen legio.
Tot de bezwaren reken ik niet de uitvinding van
den isoleerenden lap. Want wel voorkwam deze,
gehouden tusschen lippen eener- en te kussen plek
anderzijds, het verspringen van den kusmeter, maar
de aldus gegeven kussen hadden een vreemden
smaak, een smaak van gas, en de meisjes ver
klaarden dat zij dan net zoo lief door den man van
den gasmeter werden gezoend. Neen, die lap had
geen succes.
Overigens verwekte de komst van den gasman,
eens per maand, in alle gezinnen groote beroering.
Tijdens de paar seconden nl. benoodigd voor het
terugzetten van den kusmeter was het desbetreffende
meisje kusvrij, en, omstuwd van ouders, zusters,
broers en verloofde, om van verdere familie en
kennissen te zwijgen, doorstond zij een storm van
liefdesbetuigingen waartegen het betrokken gelaat
natuurlijkerwijze niet bestand was. Betrokken
gelaatstrekken, zoo niet hoogroode, waren dan ook
het gevolg.
Maar men moest zijn zoenen nu eenmaal kwijt
kunnen raken, dat lag in den loop der dingen. En
zoo zag men vreemd en toch verklaarbaar ver
schijnsel dat op straat kusvrije vrouwen, kenbaar
doordat zij geen zwaren haarknoet droegen;
plotseling werden omhelsd door onbekende mannen
bij wie de kusnood hoog was gestegen. Het waren
alleen de knappe vrouwen die klaagden, de andere
leden in stilte. Maar klacht of geen klacht, dit
openbare gezoen wekte terecht ergernis. En niet
minder stootte men zich aan het gedrag van dames
van den cijnsplichtigen leeftijd die zich tot het geven
en ontvangen van de zoete liefkozing beschikbaar
stelden onder het mom de schatkist te stijven en het
vaderland te dienen. Zij plaatsten zich op de drukke
verkeerspunten met borden: kusbaar a raison van
i cent" en dergelijke. Hun voorkomen was door
gaans van een aard dat zich maar zelden een file
gegadigden vormde, en niettemin, hun enkele ver
schijning wekte de verontwaardiging op van allen
die hechtten aan goede zeden in het openbaar.
Zoo was het dus met de nieuwe wet volstrekt
geen boter tot den boom. Maar een veel ernstiger
symptoom deed zich voor, en niet ten onrechte dan
ook trok de minister van financiën een steeds
langer gezicht. Het was dit: de altijd looze belasting
betalers hadden er iets op gevonden om, zonder de
wet te ontduiken, toch feitelijk haar kracht te
ontzenuwen. Men leerde den duur van den kus
uitbuiten ten koste van zijn veelvuldigheid. Ik
bedoel dat de kus naar het aantal terugliep, maar
tegelijk het tijdsvolumen per kuseenheid onrust
barend toenam. Het was de oorlogsperiode van de
eenheidsworst, de eenheidssigaren, de
eenheidskleeding. De vindingrijke liefde voegde er al spoedig
den eenheidskus aan toe. De kus, n kus, duurde
een uur, zoo niet langer, althans tusschen verliefden,
en juist van dezen in de eerste plaats moest de
fiscus het hebben. Ik houd niet van spionneeren,
maar ik ben toch eens op een avond een paartje
nagegaan ik deed het uit bezorgdheid om den
Staat der Nederlanden dat zich op een bank
zette in het park, daar in kushouding verviel, en
meer dan drie uur volstrekt beweging- en geluidloos
bij die houding volhardde. Ten laatste rezen de
jongelui overeind, en, doodmoe maar vol
controleijver, sjokte ik hen na. Hun lippen hadden elkaar
nog steeds niet losgelaten, ook buiten het park, op
straat bleven zij vereenigd, den heelen langen weg,
Dat zij het spoor niet bijster raakten is mij een
raadsel, dat zij telkens in onzachte aanraking
kwamen met voorbijgangers en lantaarnpalen
spreekt vanzelf, maar niets vermocht dien kus te
verbreken, en, steeds vereenigd, verdwenen ze ten
laatste achter haar (of zijn, dat laat ik in het
midden) huisdeur. Ik verzeker u, ik heb, zij het
met een bezwaard gemoed om den minister, voor
die dichte deur diep mijn hoed afgenomen, getroffen
als ik was door zulk een blijk van volharding om
een paar centen uit te sparen. Het kan wezen dat
ik toevallig recordhouders ben nagegaan, maar een
feit is dat de belasting verbijsterend snel terugliep.
Had er aanvankelijk een edele wedstrijdgeest
geheerscht om het getal van den kusmeter zoo hoog
mogelijk op te drijven, trachtten vooral vriendinnen
elkaar de loef af te steken iets, waarbij de
schatkist won, maar de vriendschap verloor na
een paar maanden openbaarde zich de veel minder
nobele gezindheid de kuseenheid zoolang mogelijk
te continueeren, en ook dit werd een wedstrijd. Er
waren gelieven die op Zondag om acht uur begonnen
en om achttien uur nog niet geëindigd hadden. Zij
brachten bovendien op de namiddagwandeling het
verkeer in de war, en de goedgezinden hadden
nieuwe stof tot ergernis.
Maar we weten het allen: een minister van
financiën is koppig, en niet spoedig zal hij toegeven
dat zijn belasting een doodgeboren kind is met een
lam handje. Wie kan dus zeggen hoeveel jaren hij
nog voet bij stuk gehouden zou hebben, wanneer
niet een hoogst rampspoedig feit zich had ge
manifesteerd. Want, al heb ik daar persoonlijk zoo
geen verstand van, het is met het kussen toch
blijkbaar een eigenaardig ding. Een kus waarvoor
betaald moet worden, zij het slechts een cent,
schijnt niet recht te smaken, en een kus van uren
schijnt aan frischheid in te boeten. Kortom, negen
maanden na het in werking treden der wet begon
u hebt het reeds geraden het geboortecijfer
op alarmeerende wijze te dalen, zelfs dat van doode
kinderen met lamme handjes. Nog een kwartaal
hield de regeering het vol, toen werd de wet op
geheven, want een Staat die zich respecteert kan
zijn bevolking niet zien afnemen.
Zoo was het in den oorlogstijd. Maar nu? Heeft
ons land sedert dien niet veel te veel inwoners
gekregen? Komen daar niet per jaar een
tachtigtot honderdduizend zielen bij ? En wanneer aan
dien aanwas nu eens paal en perk wordt gesteld,
wanneer die aanwas nu eens gaat verkeeren in een
afwas, zou dan het scheppen van nieuwe en het
verhoogen van bestaande belastingen niet tot het
verleden kunnen behooren? Zou dan niet de
Millioenen-nota een stuk kunnen worden dat de
belastingbetaler leest als een roman?
PAG. 17 DE GROENE No.3204