De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 5 november pagina 10

5 november 1938 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Memoires van Frans Erens GAF dr. Aegidius W. Timmerman ons in zijn alleraardigste Herinneringen een schets van de Tachtiger Beweging, zooals die werd waar genomen door een studiemakker en bentgenoot van de jonge schrijvers en schilders uit de heroïsche jaren van de revolutie in de litteratuur", in de Ge denkschriften van wijlen mr. Frans Erens neemt een voorzichtig criticus het woord, die niet alleen toe? schouwer, doch medewerker is geweest. Toch be waart Erens een grooteren afstarid dan Tim". Voor hem was de Amsterdamsche studietijd, waarin hij omging met Van Deyssel, Kloos, Verwey, Van der Goes, Willem Paap, Van Eeden, Van Deventer, en waarin hij talrijke vriendsvrienden leerde kennen, die in de letterkundige geschiedenis een plaats ver overden, minder een openbaring van het geheelnieuwe dan de voortzetting van artistieke ervaringen, reeds te Parijs opgedaan, waar hij na zijn Leidschen studietijd geruimen tijd verbleef. Hij had daar ken nis gemaakt met Maurice Barrès en met Jean Moréas (die eigenlijk JoannesPappadiamantopoulos heette), hij had er Victor-Emile Michelet ontdekt, Maurice Rollinat gehoord, en Charles Baudelaire gelezen. Het eerste opstel, dat in Nederland over Les Fleurs du Mal" verscheen, was van zijn hand geweest. Toen hij dus naar Amsterdam kwam om te promoveeren in de rechten, beschouwde hij het ontkiemen eener nieuwe litteratuur" zooals hij die historische gebeurtenis bescheiden aanduidt niet als een wereldwonder, maar als een begrijpelijken voortgang van hetgeen hij elders al gezien had. Daarenboven was hij Limburger. Ook dit maakte hem eenigermate gereserveerd in het gezelschap van de nieuwe Hollandsche artisten. Hoewel hij door aanleg en smaak nauw met hen verwant was, bleef hij zich bewust van de diepe verschillen, die hem beletten, de beweging van Tachtig te overschatten, hoewel ze hem niet verhinderden, de geschriften van de tachtigers te bewonderen. Zijn critische aard ten slotte, die hem altijd tot afzijdigheid dwong, maakte hem geschikt om alles nauwkeurig waar te nemen, zonder te worden mee gesleept. Hij hield zich vrij van de vooroordeelen des tijds en sloot zich bij de tachtigers aan, zonder partij man te worden. Conventioneele voorstellingen, maar die onjuist zijn, verbetert hij met enkele pennetrekken. Hij polemiseert niet. Hij deelt eenvoudig mede in den overtuigenden stijl van een schrijver, die geen belang heeft bij de een of andere vermin king van de waarheid. Grootheid gaarne erkennend, vermijdt hij dweepzucht angstvallig. Hij schetst den juisten omvang van de gebeurtenissen, die eerst door het schematisme van de Geschiedschrijving wereldschokkend" werden gemaakt, doch die in de werkelijkheid der historie zich lieten aanzien als kleine, gezellige kroegtafereeltjes of aangename con versaties op studentenkamers. Hij vertelt daarover: JA, dat zwammen" op allerlei kamers in de Pijp of in de cafe's, bij Willemsen, Mast, Krasnapolsky, de Poort van Cleve of in allerlei kleine kroegjes van Amsterdam ! Wat hebben wij gepraat ,en wat heb ik gepraat! Wat heb ik betoogd, ver klaard, verdedigd, afgebroken ! Zóó ontstonden de nieuwe begrippen over literatuur en andere kun sten ; het broeide toen van alle kanten. Er waren uit Den Haag ook schilders gekomen, Isaac Israëls, Breitner en nog anderen. En zij zaten met de litera toren 's avonds in de cafe's en zwamden zooals men dat noemt, al is het dan ook met een leelijk woord. De geboorte der nieuwe kunstbegrippen had in Amsterdam plaats, zooals dat ook in Parijs was ge beurd, in allerlei cafe's. Daar was het de Vachette, de Voltaire, de Source, Le Chat Noir en niet te ver geten de Procope, waar de geschilderde portretten van eenige Encyclopedisten, vroegere bezoekers, van uit hunne medaillons op de muren de latere bezoe kers aanstaarden. Evenals later in Amsterdam, werd er in Parijs gezwamd, uren en uren lang. Dat heeft zijn goed, maar ook zijn kwaad. Hij die het een of ander had te berde gebracht, iets had gevonden of ontdekt in de begrippen over kunst, was al dikwijls tevreden, als hij het maar had gezegd en aan de anderen had duidelijk gemaakt. Hij vond het dan later onnoodig zijn vondst nog eens hier of daar te publiceeren." Zijn portretten van de voornaamste tachtigers munten niet allen door nauwkeurigheid uit, maar illustreeren bovendien den stijl van die beroemde schrijvers, zoodat wij verwantschap ontwaren tusschen hetgeen wij van hen lazen en hetgeen Frans Erens over hen vertelt. door Anton van Het voormalige caféWillemsen aan den Heiligenweg te Amsterdam, waar de schrijvers van de school van '80 elkaar ontmoetten De beteekenis van het Amsterdamsche caféleven voor de Nederlandsche kunst werd door dezen Limburger, die Parijs kende, onmiddellijk aan gevoeld, en tot zijn beste bladzijden behooren de portretgroepen, waarop wij de jeugdige letterkundi gen aan de herbergtafel vereenigd vinden. WILLEMSEN" op den Heiligeweg was het café, waar wij het meest bij elkaar kwamen en dat was 's avonds tegen tien uur. De artiesten had den er een vast tafeltje, rechts van den ingang tegen den muur. Daar kwam ook Roodhuizen, de later bekende politicus en redacteur van het Vaderland. In dien tijd schreef hij in De Amsterdammer, het weekblad van de Koo, de wekelijksche tooneelcritiek, onder het pseudoniem Patriot. Hij was be kend om zijn scherpe zetten in de conversatie en plaagde graag. Hij had het overal gemunt op Van Deyssel, die door zijn deftige manieren zijn spotlust opwekte. Daar kwamen op die avonden ook Van der Goes en Kloos, met wie ik daar kennis maakte. Verwey zag men daar niet; hij was in dien tijd nog een jongeman van achttien jaar, die vroeg thuis moest zijn. Toch had hij al een reis naar Amerika gemaakt, waarheen hij als particulier secretaris van een Amsterdamschen groothandelaar was mee genomen. Toen Kloos er voor het eerst kwam, zat ik toevallig naast hem in den kring. Wij spraken over Salammbó en toen ik zei, dat Flautert daar voor uit Polibius had geput, raakte ik bij hem de gevoelige snaar aan van het classicisme, zonder het te weten. Hij reageerde daar onmiddellijk op en dit eene woord was de grondlegging van een soort broederschap. Sinds dien tijd zijn wij altijd in relatie gebleven. Een der trouwste bezoekers was de bij het kadaster werkzame jongeman Ten Bokkel, lid van De Dage raad en later schrijver van de brochure Dominee, Pastoor en Rabbi". De tooneelspelers Schulze en Schoonhoven lieten er zich een paar malen zien in de week. Schulze, die een der bij het publiek meest geziene acteurs was van het Nederlandsch tooneel, deed niets dan grappen vertellen. Hij had zijn op voeding te danken aan Kneppelhout, die hem had laten studeeren voor het tooneel. De lange Schoon hoven zat er altijd bij deftig als een bisschop. Ja, wie kwamen er niet bij Willemsen ! Sommigen als vaste bezoekers iederen avond, anderen spora disch en bij toeval verschijnend. Jan Veth zat er heel dikwijls; hij was toen nog leerling van de Rijks academie te Amsterdam. Het was het begin van den tijd der nieuwe ideeën. De bezoekers zaten nog min of meer vreemd tegenover elkander en zij be gonnen hunne gedachten te wisselen. Er was daar nog niet de confraterniteit, die later zou groeien in de bijeenkomsten in de Poort van Cleve en bij Mast, toen wij allemaal beproefde strijders waren ge worden; de bijeenkomsten bij Willemsen waren het preludium tot de eigenlijke literaire beweging. Het schijnt, dat nieuwe ideeën over kunst moeten worden geboren in tabaksrook, bij het gerinkel van glazen, het heen-en-weer-geloop van kellners en het langs-strijken van onverschillige bezoekers. Maar toch moet ik zeggen, dat alhoewel de eerste kiemen soms ontstaan door het samenstooten der mee ningen, de volkomen gedachte pas tot verwerkelij king kan komen in stilte en eenzaamheid. Frederik van Eeden heb ik ook voor het eerst bij Willemsen ontmoet, hoewel hij nooit aan de ge meenschappelijke artiestentafel ging zitten. Ik kwam er op een avond met Van der Goes binnen en toen vonden wij hem in den wintertuin, waar hij alleen aan een tafeltje zat. Hij was medisch student en president van het Amsterdamsche studentencorps. Hij had al eenige gedichten gepubliceerd en een paar van zijn kleine comedies. Zijn Kleine Johannes" had hij toen bijna voltooid in manuscript." De gedenkschriften van Erens, onder den titel Vervlogen jaren verschenen bij de uitgeverij Vox Romana te Schiebroek, zullen tot het kostbaarste materiaal inzake de Beweging van Tachtig blijven behooren. Ze zijn geschreven in een klankrijk Neder landsch, dat heel precies de stemming van het ver haalde weergeeft. Hierdoor behooren ze grooten deels de Tachtiger kunst behandelend zelf tot de edelste voortbrengselen van de Tachtiger kunst. Kunstnijverheid Fransche ceramiek c ham pao nek r uq F. ON N ES &IZOONa GRONINGEN-^ BIJ Metz in Den Haag is een schat van moderne Fransche ceramiek te zien. De groep kunstenaars die er exposeert, vormde zich in 1912 onder den naam les artisans Fran£ais contemporains en vond kwar tier bij Georges Rouard, den Parijschen minnaar en propagan dist der edele kunst van het vuur. De naar Den Haag gebrachte collectie, die onder de hooge be scherming staat van baron d' Arnauld de Vitrolles, biedt niet voor den eersten keer gelegenheid, kennis te maken met de belang rijke groep kunstnijveren, want van de meeste leden vindt men werk in het Haagsche Gemeente museum dat heeft de directeur, dr. H. E. van Gelder, in een openingscauserie met gerecht vaardigde voldoening geconsta teerd. Hij kende den onlangs over leden Georges Rouard en kwam vaak in zijn winkel in de Avenue de l'Opéra, waar de schatten der moderne ceramisten, glasblazers en metaalbewerkers stonden uit gestald. Aardig is het om, zooals hij deed, vlak bij den glans van dit harmonische, goeddeels zeer schoone werk een woord te wijden aan de jonge geschiedenis der Europeesche kunstnijverheid. Nog geen driekwart eeuw gele den: de wansmaak van het ziellooze massaproduct, door de ma chine uitgespuwd en als reactie daarop: de eigenzinnige strijd van Fransche pottenbakkers, een Ernest Chaplet en een Braquemont, die het goede handwerk verdedig den, zich op het Oosten inspireer den en met Albert Dammouse, Jeanneney en Jean Carriès naar de harmonie van kleur en vorm streefden. Op de erfenis van deze avant gardisten steunen de artisans Frangais contemporains, de cera misten Pierre Lebasque, Emile Decoeur en Emile Lenoble en hun jongere vrienden Henri Simmen, RenéButhaud, Jean Mayodon en Georges Serre, de glasblazers Hen ri Navarre en Franfois D corchemont en de metaalbewerkers Claudius Linossier en Maurice Daurat. Lebasque toont bij Metz een serie geestige dierfiguren, Decoeur en Emile Lenoble hebben vazen en schalen gemaakt van bijzonder gedistingeerde lijn en tint, Simmen, levendiger van kleur, imiteerde vaak de vormen van vruchten, terwijl het werk van Mayodon en Buthaud vooral opvalt, doordat het veel rijker is geornamenteerd dan dat van een Serre, die in rul aandoend materi aal, allerlei vage kleur-schemeringen heeft getooverd. De vindingrijke vormen en de verrassende kleuren van Navarre's en Decorchemont's glas, gevoegd bij de nobele soberheid van Daura's bij de nobele soberheid van Dau ra's fraai gehamerd metaal, verhoogen nog de aantrekkelijkheid dezer rijke tentoonstelling, die inderdaad de eenheid van vorm, materiaal en versiering laat zien. Hopelijk aan zooveel bezoekers, als Metz maar bergen kan. S. C. PAG. 10 DE GROENE NO.Ï205

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl