Historisch Archief 1877-1940
Memoires van Frans Erens
GAF dr. Aegidius W. Timmerman ons in zijn
alleraardigste Herinneringen een schets van
de Tachtiger Beweging, zooals die werd waar
genomen door een studiemakker en bentgenoot van
de jonge schrijvers en schilders uit de heroïsche
jaren van de revolutie in de litteratuur", in de Ge
denkschriften van wijlen mr. Frans Erens neemt een
voorzichtig criticus het woord, die niet alleen
toe? schouwer, doch medewerker is geweest. Toch be
waart Erens een grooteren afstarid dan Tim". Voor
hem was de Amsterdamsche studietijd, waarin hij
omging met Van Deyssel, Kloos, Verwey, Van der
Goes, Willem Paap, Van Eeden, Van Deventer, en
waarin hij talrijke vriendsvrienden leerde kennen,
die in de letterkundige geschiedenis een plaats ver
overden, minder een openbaring van het
geheelnieuwe dan de voortzetting van artistieke ervaringen,
reeds te Parijs opgedaan, waar hij na zijn Leidschen
studietijd geruimen tijd verbleef. Hij had daar ken
nis gemaakt met Maurice Barrès en met Jean
Moréas (die eigenlijk JoannesPappadiamantopoulos
heette), hij had er Victor-Emile Michelet ontdekt,
Maurice Rollinat gehoord, en Charles Baudelaire
gelezen. Het eerste opstel, dat in Nederland over
Les Fleurs du Mal" verscheen, was van zijn hand
geweest. Toen hij dus naar Amsterdam kwam om
te promoveeren in de rechten, beschouwde hij het
ontkiemen eener nieuwe litteratuur" zooals hij
die historische gebeurtenis bescheiden aanduidt
niet als een wereldwonder, maar als een
begrijpelijken voortgang van hetgeen hij elders al gezien had.
Daarenboven was hij Limburger. Ook dit maakte
hem eenigermate gereserveerd in het gezelschap van
de nieuwe Hollandsche artisten. Hoewel hij door
aanleg en smaak nauw met hen verwant was, bleef
hij zich bewust van de diepe verschillen, die hem
beletten, de beweging van Tachtig te overschatten,
hoewel ze hem niet verhinderden, de geschriften
van de tachtigers te bewonderen.
Zijn critische aard ten slotte, die hem altijd tot
afzijdigheid dwong, maakte hem geschikt om alles
nauwkeurig waar te nemen, zonder te worden mee
gesleept. Hij hield zich vrij van de vooroordeelen des
tijds en sloot zich bij de tachtigers aan, zonder partij
man te worden. Conventioneele voorstellingen, maar
die onjuist zijn, verbetert hij met enkele
pennetrekken. Hij polemiseert niet. Hij deelt eenvoudig
mede in den overtuigenden stijl van een schrijver,
die geen belang heeft bij de een of andere vermin
king van de waarheid. Grootheid gaarne erkennend,
vermijdt hij dweepzucht angstvallig. Hij schetst den
juisten omvang van de gebeurtenissen, die eerst
door het schematisme van de Geschiedschrijving
wereldschokkend" werden gemaakt, doch die in
de werkelijkheid der historie zich lieten aanzien als
kleine, gezellige kroegtafereeltjes of aangename con
versaties op studentenkamers. Hij vertelt daarover:
JA, dat zwammen" op allerlei kamers in de
Pijp of in de cafe's, bij Willemsen, Mast,
Krasnapolsky, de Poort van Cleve of in allerlei kleine
kroegjes van Amsterdam ! Wat hebben wij gepraat
,en wat heb ik gepraat! Wat heb ik betoogd, ver
klaard, verdedigd, afgebroken ! Zóó ontstonden de
nieuwe begrippen over literatuur en andere kun
sten ; het broeide toen van alle kanten. Er waren
uit Den Haag ook schilders gekomen, Isaac Israëls,
Breitner en nog anderen. En zij zaten met de litera
toren 's avonds in de cafe's en zwamden zooals men
dat noemt, al is het dan ook met een leelijk woord.
De geboorte der nieuwe kunstbegrippen had in
Amsterdam plaats, zooals dat ook in Parijs was ge
beurd, in allerlei cafe's. Daar was het de Vachette,
de Voltaire, de Source, Le Chat Noir en niet te ver
geten de Procope, waar de geschilderde portretten
van eenige Encyclopedisten, vroegere bezoekers, van
uit hunne medaillons op de muren de latere bezoe
kers aanstaarden.
Evenals later in Amsterdam, werd er in Parijs
gezwamd, uren en uren lang. Dat heeft zijn goed,
maar ook zijn kwaad. Hij die het een of ander had
te berde gebracht, iets had gevonden of ontdekt in
de begrippen over kunst, was al dikwijls tevreden,
als hij het maar had gezegd en aan de anderen had
duidelijk gemaakt. Hij vond het dan later onnoodig
zijn vondst nog eens hier of daar te publiceeren."
Zijn portretten van de voornaamste tachtigers
munten niet allen door nauwkeurigheid uit, maar
illustreeren bovendien den stijl van die beroemde
schrijvers, zoodat wij verwantschap ontwaren
tusschen hetgeen wij van hen lazen en hetgeen Frans
Erens over hen vertelt.
door
Anton van
Het voormalige caféWillemsen aan
den Heiligenweg te Amsterdam, waar
de schrijvers van de school van '80
elkaar ontmoetten
De beteekenis van het Amsterdamsche caféleven
voor de Nederlandsche kunst werd door dezen
Limburger, die Parijs kende, onmiddellijk aan
gevoeld, en tot zijn beste bladzijden behooren de
portretgroepen, waarop wij de jeugdige letterkundi
gen aan de herbergtafel vereenigd vinden.
WILLEMSEN" op den Heiligeweg was het café,
waar wij het meest bij elkaar kwamen en
dat was 's avonds tegen tien uur. De artiesten had
den er een vast tafeltje, rechts van den ingang tegen
den muur. Daar kwam ook Roodhuizen, de later
bekende politicus en redacteur van het Vaderland.
In dien tijd schreef hij in De Amsterdammer, het
weekblad van de Koo, de wekelijksche
tooneelcritiek, onder het pseudoniem Patriot. Hij was be
kend om zijn scherpe zetten in de conversatie en
plaagde graag. Hij had het overal gemunt op Van
Deyssel, die door zijn deftige manieren zijn spotlust
opwekte. Daar kwamen op die avonden ook Van
der Goes en Kloos, met wie ik daar kennis maakte.
Verwey zag men daar niet; hij was in dien tijd nog
een jongeman van achttien jaar, die vroeg thuis
moest zijn. Toch had hij al een reis naar Amerika
gemaakt, waarheen hij als particulier secretaris van
een Amsterdamschen groothandelaar was mee
genomen. Toen Kloos er voor het eerst kwam, zat
ik toevallig naast hem in den kring. Wij spraken
over Salammbó en toen ik zei, dat Flautert daar
voor uit Polibius had geput, raakte ik bij hem de
gevoelige snaar aan van het classicisme, zonder het
te weten. Hij reageerde daar onmiddellijk op en dit
eene woord was de grondlegging van een soort
broederschap. Sinds dien tijd zijn wij altijd in relatie
gebleven.
Een der trouwste bezoekers was de bij het kadaster
werkzame jongeman Ten Bokkel, lid van De Dage
raad en later schrijver van de brochure Dominee,
Pastoor en Rabbi". De tooneelspelers Schulze en
Schoonhoven lieten er zich een paar malen zien in
de week. Schulze, die een der bij het publiek meest
geziene acteurs was van het Nederlandsch tooneel,
deed niets dan grappen vertellen. Hij had zijn op
voeding te danken aan Kneppelhout, die hem had
laten studeeren voor het tooneel. De lange Schoon
hoven zat er altijd bij deftig als een bisschop.
Ja, wie kwamen er niet bij Willemsen ! Sommigen
als vaste bezoekers iederen avond, anderen spora
disch en bij toeval verschijnend. Jan Veth zat er heel
dikwijls; hij was toen nog leerling van de Rijks
academie te Amsterdam. Het was het begin van
den tijd der nieuwe ideeën. De bezoekers zaten nog
min of meer vreemd tegenover elkander en zij be
gonnen hunne gedachten te wisselen. Er was daar
nog niet de confraterniteit, die later zou groeien in
de bijeenkomsten in de Poort van Cleve en bij Mast,
toen wij allemaal beproefde strijders waren ge
worden; de bijeenkomsten bij Willemsen waren het
preludium tot de eigenlijke literaire beweging.
Het schijnt, dat nieuwe ideeën over kunst moeten
worden geboren in tabaksrook, bij het gerinkel van
glazen, het heen-en-weer-geloop van kellners en het
langs-strijken van onverschillige bezoekers. Maar
toch moet ik zeggen, dat alhoewel de eerste kiemen
soms ontstaan door het samenstooten der mee
ningen, de volkomen gedachte pas tot verwerkelij
king kan komen in stilte en eenzaamheid.
Frederik van Eeden heb ik ook voor het eerst bij
Willemsen ontmoet, hoewel hij nooit aan de ge
meenschappelijke artiestentafel ging zitten. Ik kwam
er op een avond met Van der Goes binnen en toen
vonden wij hem in den wintertuin, waar hij alleen
aan een tafeltje zat. Hij was medisch student en
president van het Amsterdamsche studentencorps.
Hij had al eenige gedichten gepubliceerd en een
paar van zijn kleine comedies. Zijn Kleine
Johannes" had hij toen bijna voltooid in manuscript."
De gedenkschriften van Erens, onder den titel
Vervlogen jaren verschenen bij de uitgeverij Vox
Romana te Schiebroek, zullen tot het kostbaarste
materiaal inzake de Beweging van Tachtig blijven
behooren. Ze zijn geschreven in een klankrijk Neder
landsch, dat heel precies de stemming van het ver
haalde weergeeft. Hierdoor behooren ze grooten
deels de Tachtiger kunst behandelend zelf tot de
edelste voortbrengselen van de Tachtiger kunst.
Kunstnijverheid
Fransche ceramiek
c ham pao nek r uq
F. ON N ES &IZOONa GRONINGEN-^
BIJ Metz in Den Haag is
een schat van moderne
Fransche ceramiek te zien.
De groep kunstenaars die er
exposeert, vormde zich in 1912
onder den naam les artisans
Fran£ais contemporains en vond kwar
tier bij Georges Rouard, den
Parijschen minnaar en propagan
dist der edele kunst van het
vuur.
De naar Den Haag gebrachte
collectie, die onder de hooge be
scherming staat van baron d'
Arnauld de Vitrolles, biedt niet voor
den eersten keer gelegenheid,
kennis te maken met de belang
rijke groep kunstnijveren, want
van de meeste leden vindt men
werk in het Haagsche Gemeente
museum dat heeft de directeur,
dr. H. E. van Gelder, in een
openingscauserie met gerecht
vaardigde voldoening geconsta
teerd. Hij kende den onlangs over
leden Georges Rouard en kwam
vaak in zijn winkel in de Avenue
de l'Opéra, waar de schatten der
moderne ceramisten, glasblazers
en metaalbewerkers stonden uit
gestald. Aardig is het om, zooals
hij deed, vlak bij den glans van
dit harmonische, goeddeels zeer
schoone werk een woord te wijden
aan de jonge geschiedenis der
Europeesche kunstnijverheid.
Nog geen driekwart eeuw gele
den: de wansmaak van het
ziellooze massaproduct, door de ma
chine uitgespuwd en als reactie
daarop: de eigenzinnige strijd van
Fransche pottenbakkers, een
Ernest Chaplet en een Braquemont,
die het goede handwerk verdedig
den, zich op het Oosten inspireer
den en met Albert Dammouse,
Jeanneney en Jean Carriès naar
de harmonie van kleur en vorm
streefden.
Op de erfenis van deze avant
gardisten steunen de artisans
Frangais contemporains, de cera
misten Pierre Lebasque, Emile
Decoeur en Emile Lenoble en hun
jongere vrienden Henri Simmen,
RenéButhaud, Jean Mayodon en
Georges Serre, de glasblazers Hen
ri Navarre en Franfois D
corchemont en de metaalbewerkers
Claudius Linossier en Maurice
Daurat. Lebasque toont bij Metz
een serie geestige dierfiguren,
Decoeur en Emile Lenoble hebben
vazen en schalen gemaakt van
bijzonder gedistingeerde lijn en
tint, Simmen, levendiger van
kleur, imiteerde vaak de vormen
van vruchten, terwijl het werk
van Mayodon en Buthaud vooral
opvalt, doordat het veel rijker is
geornamenteerd dan dat van een
Serre, die in rul aandoend materi
aal, allerlei vage
kleur-schemeringen heeft getooverd.
De vindingrijke vormen en de
verrassende kleuren van Navarre's
en Decorchemont's glas, gevoegd
bij de nobele soberheid van Daura's
bij de nobele soberheid van Dau
ra's fraai gehamerd metaal,
verhoogen nog de aantrekkelijkheid
dezer rijke tentoonstelling, die
inderdaad de eenheid van vorm,
materiaal en versiering laat zien.
Hopelijk aan zooveel bezoekers,
als Metz maar bergen kan.
S. C.
PAG. 10 DE GROENE NO.Ï205