Historisch Archief 1877-1940
Sprookjesteekeningen van kinderen
HET is nu al weer bijna twee jaar geleden dat
de eerste tentoonstellingen van het werk van
Roswitha Bitterlich in ons land gehouden
werden, en iedereen verstomd was over de vele
mogelijkheden die dit werk inhield. Er openbaarde
zich een wereld van gedachten, zoo rijk en ver
scheiden, als maar weinigen wisten dat op dien leef
tijd mogelijk was. Het was wonderlijk hier een
jongere aan het woord te zien, die aan den eenen kant
gegrepen was door de verschrikkingen van onzen
tijd (b.v. de Worgengel), maar op andere momenten
kon wegdroomen, zich terugtrekken in haar eigen
wereld vol zelf verzonnen wezen en symbolen (de
kobolden, de ontmoeting van de blinden, de
sterrebeelden) .
Dit alles was verrassend. Nog verrassender mis
schien is de tentoonstelling die tot en met Zondag
6 November in de Kon. Kunstzaal Kleykamp in den
Haag wordt gehouden. Verrassender omdat hier
blijkt dat Roswitha niet alleen staat, maar dat haar
werk de hoogste toppen vormt van dat wat haast
alle kinderen als iets levends in zich hebben, n.l. de
behoefte om zich in beelden te uiten. En wat en hoe
beelden ze uit l
Om geen overstelpende hoeveelheid onderwerpen
te krijgen zijn hier alleen sprookjesteekeningen bij
eengebracht; sprookjes sagen legenden en
zelfverzonnen verhalen, zoodat we ook hier een
inzicht in de mogelijkheden kunnen krijgen.
Zie eens de zuiver realistische uitbeelding van de
kinderen van 8 en 9 jaar. Kijk eens naar de vol
komen besliste, overtuigende lijn. Er is geen mo
ment van aarzeling onder het steeds meer vertellen
in de teekening. Wel is er al een verschil tusschen
jongens- en meisjesteekeningen. Kijken we b.v. naar
den Rattenvanger van Hameln, dan zien we bij Henk
en Bram de oude huizen, de fontein en de stadspoort
staan, terwijl Didi heel fijn en precies de kleeding
probeert te teekenen. Wanneer Didi bij de Sneeuw
koningin toch de markt met alle huizen moet tee
kenen, heeft zij ook het geduld en de interesse om
alle etalages van de winkels precies uit te werken.
(Vrouwen stellen nu eenmaal belang in etalages!)
OOK de ouderen maken altijd meer een uitbeel
ding dan een afbeelding, ieder naar zijn eigen
aard. In de linksche zaal hangen b.v. 2 teekeningen
naast elkaar, die beide een heks voorstellen. Maar
hoe geheel verschillend zien die twee jongens de
heks ! De eene is een echt mooie teekening ge
worden: de heks heeft rimpels, satansooren, een
scherpen mond en magere handen. Toch kent deze
jongen geen angst. Het is een intelligente jongen,
die goed geluisterd heeft naar de suggestieve ver
telling van den leeraar en deze in een gave teekening
verwerkte. Bij de ander echter is de heks eenoogig,
de mond is vertrokken, slangen krioelen om haar
heen en dienen tot ceintuur, haar nagels zijn ronde
tijgerklauwen.
Geloof me, dat deze jongen de angst en de huiver
voelt. Voor hem zal deze teekening een bevrijding
zijn geweest, doordat die angst zoo een vorm ge
kregen heeft, die hij zelf beheerschen kan.
In dezelfde zaal hangt een serie van 18 teeke
ningen van een meisje van onveveer 20 jaar. Steeds
komen we daar terug om er de wonderlijke sfeer
van dit werk te ondergaan. Het begint al bij den
levensweg en de 3 teekeningen naar aanleiding van
Psyche. Dan komen die teekeningen waar we steeds
verbaasd naar zullen kijken: de onnoozele Jonk
vrouw, de gang der jaargetijden, het Vrouwtje in
de Maan, alle even expressief en teer. Wonderlijk
vooral de figuur uit de Jaargetijden. Ze schijnt te
zweven?en vanwaar die peinzende blik, is het over
de bloem die in haar hand verwelkt ? Na deze teeke
ning van het mysterie van den tijd ontstaat het
Vrouwtje in de Maan, waarin het meisje wegvlucht
van de aarde. Ditzelfde vluchten vinden we terug
in de teekening van de Kleine Zeemeermin, die bij
het morgengloren overgaat tot de luchtnymfen.
Hieruit blijkt wel heel duidelijk wat dit schuchtere
droomerige meisje het liefst zou doen. En hoe gaaf
is dit geteekend; hoeveel teekenaars zouden niet
wenschen zulke ranke soepele figuurtjes te kunnen
teekenen ! Het is dan ook de vraag of deze serie nog
tot kinderwerk gerekend kan worden. Het meisje
heeft echter nooit model geteekend, noch les in
anatomie gehad. Haar werk is dus op dezelfde wijze
ontstaan als al het werk op deze tentoonstelling en
als zoodanig hier zeer wel op zijn plaats.
Teekening
van een jon
gen van 14
jaar: De
ontvoering
van de
prinses
Zie verder eens naar het kasteel op de rots (naar
het begin van Psyche van Couperus), hoe ieder hier,
ondanks de beïnvloeding onderling en die van ver
haal en leeraar, datgene uithaalt wat voor hem van
belang is. De een teekent de ruwheid van de rots
(een jongen, waarschijnlijk moeilijk in den omgang,
maar zonder de zucht naar idealen die de volgende
kenmerkt) voor deze is de ontoegankelijkheid
van zijn luchtkasteel het voornaamste, een derde
bouwt werkelijk, bouwt dus aan zijn idee, terwijl
een vierde wegdroomt in de paarlemoeren verten.
Nog merkwaardiger als uiting zijn de Roodkapjes
in de rechter zaal. Ze zijn daarom zoo interessant,
omdat hier het aloude sprookje in zijn symbolische
beteekenis is begrepen.
Wanneer Roodkapje in het bosch komt, staat ze
voor haar eigen problemen terwijl de wolf probeert
haar over te halen, toe te geven aan haar zwakheid.
Is het dan te verwonderen, dat een meisje dat het
thuis heel moeilijk heeft, het bosch nagenoeg zwart
teekent en dat een ander, een achttienjarig meisje
dat heel goed weet dat ze mooi is, het bosch bevolkt
met negermuzikanten en de boomen vrouwen
gedaanten laat aannemen, terwijl de wolf zijn kop
tegen haar aanvlijt? Ze luistert nog wel naar de
muziek, maar waarschijnlijk zal zij goed door haar
moeilijkheden komen, want zij stapt als het ware
al uit het bosch. Slechts weinig meisjes zullen zoo
duidelijk hun moeilijke strijd tusschen de opper
vlakkige bevrediging en het ernstige willen in beeld
kunnen brengen.
Zoo kunt u hier, evenals bij Roswitha Bitterlich,
vele malen verbaasd staan over de mogelijkheden
die de jeugd in zich heeft. Na den Haag gaat de
tentoonstelling naar het Rotterdamsche Museum
voor Ouders en Opvoeders, terwijl nog in November
de opening ervan in Apeldoorn tegemoet gezien kan
worden. Verder zijn er al uitnoodigingen uit Middel
burg, Assen en Amsterdam, zoodat velen in den
lande deze merkwaardige verzameling zullen kunnen
zien.
K.
Hollandsche schilderkunst
Op het gebied van lampen heeft JASPERS
altijd leti hél a part s!
J A S P E R S CEINTUURBAAN 30Ef.
LEIDSCHESTRAAT 11 ZIJN N!
Albert Plasschaert
HET is niet de vraag of wij in Holland eenige
talenten bezitten in de schilderkunst,
het zou te armoedig worden, ook voor
ons eigen gevoel, zoo wij dat geheel en al gingen
opgeven en het zou ons ook ten slotte onjuist 'ijken
in onze eenzaamheid, maar wel lijkt het ons toe,
dat wij ver van een bloeyende periode zijn, zelfs
van een levenden tijd. Iedereen wiens vak
het is zich voor zichzelf daaromtrent te verant
woorden, zal moeten toegeven, dat wij er wel eens
beter hebben voorgestaan dan thans, zelfs veel
beter en dat een veelvuldig, ijverig-bedreven geschrijf
meer op Duitschen ijver wijst dan op een verrijken
den, overvloedigen oogst. Ik kan het tenminste
niet anders zien en ik kan het steeds ontwijken van
dat, wat ik de waarheid heet een vergeefschen
hoogmoed vinden van Rembrandt's nazaten, zooals
velen, die in deze schilderkunst niets beduiden
zich hardnekkig blijven noemen tegenover een
goedig, onkundig, publiek. Ik ben soms geneigd
om den ambtenaar van het Openbaar Ministerie en
dergelijken te verzoeken niet alleen hun kostbaren
tijd te besteden aan zwendelzuchtigen geldhandel,
aan zwendelbanken, etc. maar ook eens na te gaan
of zij uit extra-ijver ook niet eens wat konden
doen voor de verbetering der schilderkunst en
daar eenige noodzaken in woorden formuleeren in
hun zoo schitterenden, overtuigenden juridischen
stijl. Ik vrees echter, dat zij niettegenstaande hun
ons ook dierbare klassieke ontwikkeling,
zwendelcomplicaties" belangrijker vinden dan wat wij hun
voorstellen. Wij zullen het dus zelf moeten doen,
en het niet aan anderen overlaten en ons in ons
eigen vak vermeyen. Wij hebben namentlijk,
hoe zeer ongewoon het u moge toeschijnen,
opinies over deze ons zoo dierbare kunst. Wij
gelooven slechts in een uiterst gering aantal nazaten
van Rembrandt, aanwezig onder onze tegenwoordige
levende schilders; wij rneenen, dat hier andere
dingen noodig zijn, dan zulke verwarrende titel.
Wij gelooven, dat hun bovenal noodig is: een
hollansche vorm en een hollandsche kleur. Dat moet
toch kunnen en dat hebben zij toch eens bezeten,
niet. En wat bedoel ik daarmee?
Ik bedoel daarmee, dat het mij noodig lijkt met
het meest eenvoudige en het meest landseigene
te beginnen; dat wij niet met het beredeneerde,
schijnbaar waardige, moeten beginnen, maar
met het eenvoudige en gevoels-echte en dat is
voor Hollanders toch, met nauwkeurigheid,
fraaiekleur met vakkennis, goede schildervaardigheid,
simpel opwellende kleur. Ik geloof, dat wij het zoo
het verst zullen sturen, verder dat, wanneer wij
verzeilen in een verkeerd akademisme, dat niets
anders is dan het gebruiken van middelen, door
anderen gevonden en door lateren herhaald. Moeten
wij verdrinken, dan kunnen wij beter verdrinken
in een eigen stroom dan in een Duitschen vijver
of in een Renaissance-cascade, waar wij den
zwemslag niet voor hebben. De schilders moeten
vooral oppassen voor onze vijanden, de kritici,
die hun literaire handigheid gebruiken om hun
picturale onkunde met verkeerde rokjes te tooien,
wij kennen deze pictorale? letterkundigen; onze
natuurlijke schilders moeten oppassen voor onze
kunsthistorici, die vol brutaliteit maar bang langs
schilderijen loopen als reeksen data, de kans is
er dan, dat wij langs een argeloos realisme komen
tot een bloed-warme innigheid; we zijn dan na vele
omzwervingen op den zuiveren weg.
Als U geregeld losse nummers koopt
hebt U kans dat juist het nummer
dat U speciaal interesseert U door
een of andere oorzaak ontgaat
PAG. II DE GROENE No. 3205