De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 5 november pagina 11

5 november 1938 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Sprookjesteekeningen van kinderen HET is nu al weer bijna twee jaar geleden dat de eerste tentoonstellingen van het werk van Roswitha Bitterlich in ons land gehouden werden, en iedereen verstomd was over de vele mogelijkheden die dit werk inhield. Er openbaarde zich een wereld van gedachten, zoo rijk en ver scheiden, als maar weinigen wisten dat op dien leef tijd mogelijk was. Het was wonderlijk hier een jongere aan het woord te zien, die aan den eenen kant gegrepen was door de verschrikkingen van onzen tijd (b.v. de Worgengel), maar op andere momenten kon wegdroomen, zich terugtrekken in haar eigen wereld vol zelf verzonnen wezen en symbolen (de kobolden, de ontmoeting van de blinden, de sterrebeelden) . Dit alles was verrassend. Nog verrassender mis schien is de tentoonstelling die tot en met Zondag 6 November in de Kon. Kunstzaal Kleykamp in den Haag wordt gehouden. Verrassender omdat hier blijkt dat Roswitha niet alleen staat, maar dat haar werk de hoogste toppen vormt van dat wat haast alle kinderen als iets levends in zich hebben, n.l. de behoefte om zich in beelden te uiten. En wat en hoe beelden ze uit l Om geen overstelpende hoeveelheid onderwerpen te krijgen zijn hier alleen sprookjesteekeningen bij eengebracht; sprookjes sagen legenden en zelfverzonnen verhalen, zoodat we ook hier een inzicht in de mogelijkheden kunnen krijgen. Zie eens de zuiver realistische uitbeelding van de kinderen van 8 en 9 jaar. Kijk eens naar de vol komen besliste, overtuigende lijn. Er is geen mo ment van aarzeling onder het steeds meer vertellen in de teekening. Wel is er al een verschil tusschen jongens- en meisjesteekeningen. Kijken we b.v. naar den Rattenvanger van Hameln, dan zien we bij Henk en Bram de oude huizen, de fontein en de stadspoort staan, terwijl Didi heel fijn en precies de kleeding probeert te teekenen. Wanneer Didi bij de Sneeuw koningin toch de markt met alle huizen moet tee kenen, heeft zij ook het geduld en de interesse om alle etalages van de winkels precies uit te werken. (Vrouwen stellen nu eenmaal belang in etalages!) OOK de ouderen maken altijd meer een uitbeel ding dan een afbeelding, ieder naar zijn eigen aard. In de linksche zaal hangen b.v. 2 teekeningen naast elkaar, die beide een heks voorstellen. Maar hoe geheel verschillend zien die twee jongens de heks ! De eene is een echt mooie teekening ge worden: de heks heeft rimpels, satansooren, een scherpen mond en magere handen. Toch kent deze jongen geen angst. Het is een intelligente jongen, die goed geluisterd heeft naar de suggestieve ver telling van den leeraar en deze in een gave teekening verwerkte. Bij de ander echter is de heks eenoogig, de mond is vertrokken, slangen krioelen om haar heen en dienen tot ceintuur, haar nagels zijn ronde tijgerklauwen. Geloof me, dat deze jongen de angst en de huiver voelt. Voor hem zal deze teekening een bevrijding zijn geweest, doordat die angst zoo een vorm ge kregen heeft, die hij zelf beheerschen kan. In dezelfde zaal hangt een serie van 18 teeke ningen van een meisje van onveveer 20 jaar. Steeds komen we daar terug om er de wonderlijke sfeer van dit werk te ondergaan. Het begint al bij den levensweg en de 3 teekeningen naar aanleiding van Psyche. Dan komen die teekeningen waar we steeds verbaasd naar zullen kijken: de onnoozele Jonk vrouw, de gang der jaargetijden, het Vrouwtje in de Maan, alle even expressief en teer. Wonderlijk vooral de figuur uit de Jaargetijden. Ze schijnt te zweven?en vanwaar die peinzende blik, is het over de bloem die in haar hand verwelkt ? Na deze teeke ning van het mysterie van den tijd ontstaat het Vrouwtje in de Maan, waarin het meisje wegvlucht van de aarde. Ditzelfde vluchten vinden we terug in de teekening van de Kleine Zeemeermin, die bij het morgengloren overgaat tot de luchtnymfen. Hieruit blijkt wel heel duidelijk wat dit schuchtere droomerige meisje het liefst zou doen. En hoe gaaf is dit geteekend; hoeveel teekenaars zouden niet wenschen zulke ranke soepele figuurtjes te kunnen teekenen ! Het is dan ook de vraag of deze serie nog tot kinderwerk gerekend kan worden. Het meisje heeft echter nooit model geteekend, noch les in anatomie gehad. Haar werk is dus op dezelfde wijze ontstaan als al het werk op deze tentoonstelling en als zoodanig hier zeer wel op zijn plaats. Teekening van een jon gen van 14 jaar: De ontvoering van de prinses Zie verder eens naar het kasteel op de rots (naar het begin van Psyche van Couperus), hoe ieder hier, ondanks de beïnvloeding onderling en die van ver haal en leeraar, datgene uithaalt wat voor hem van belang is. De een teekent de ruwheid van de rots (een jongen, waarschijnlijk moeilijk in den omgang, maar zonder de zucht naar idealen die de volgende kenmerkt) voor deze is de ontoegankelijkheid van zijn luchtkasteel het voornaamste, een derde bouwt werkelijk, bouwt dus aan zijn idee, terwijl een vierde wegdroomt in de paarlemoeren verten. Nog merkwaardiger als uiting zijn de Roodkapjes in de rechter zaal. Ze zijn daarom zoo interessant, omdat hier het aloude sprookje in zijn symbolische beteekenis is begrepen. Wanneer Roodkapje in het bosch komt, staat ze voor haar eigen problemen terwijl de wolf probeert haar over te halen, toe te geven aan haar zwakheid. Is het dan te verwonderen, dat een meisje dat het thuis heel moeilijk heeft, het bosch nagenoeg zwart teekent en dat een ander, een achttienjarig meisje dat heel goed weet dat ze mooi is, het bosch bevolkt met negermuzikanten en de boomen vrouwen gedaanten laat aannemen, terwijl de wolf zijn kop tegen haar aanvlijt? Ze luistert nog wel naar de muziek, maar waarschijnlijk zal zij goed door haar moeilijkheden komen, want zij stapt als het ware al uit het bosch. Slechts weinig meisjes zullen zoo duidelijk hun moeilijke strijd tusschen de opper vlakkige bevrediging en het ernstige willen in beeld kunnen brengen. Zoo kunt u hier, evenals bij Roswitha Bitterlich, vele malen verbaasd staan over de mogelijkheden die de jeugd in zich heeft. Na den Haag gaat de tentoonstelling naar het Rotterdamsche Museum voor Ouders en Opvoeders, terwijl nog in November de opening ervan in Apeldoorn tegemoet gezien kan worden. Verder zijn er al uitnoodigingen uit Middel burg, Assen en Amsterdam, zoodat velen in den lande deze merkwaardige verzameling zullen kunnen zien. K. Hollandsche schilderkunst Op het gebied van lampen heeft JASPERS altijd leti hél a part s! J A S P E R S CEINTUURBAAN 30Ef. LEIDSCHESTRAAT 11 ZIJN N! Albert Plasschaert HET is niet de vraag of wij in Holland eenige talenten bezitten in de schilderkunst, het zou te armoedig worden, ook voor ons eigen gevoel, zoo wij dat geheel en al gingen opgeven en het zou ons ook ten slotte onjuist 'ijken in onze eenzaamheid, maar wel lijkt het ons toe, dat wij ver van een bloeyende periode zijn, zelfs van een levenden tijd. Iedereen wiens vak het is zich voor zichzelf daaromtrent te verant woorden, zal moeten toegeven, dat wij er wel eens beter hebben voorgestaan dan thans, zelfs veel beter en dat een veelvuldig, ijverig-bedreven geschrijf meer op Duitschen ijver wijst dan op een verrijken den, overvloedigen oogst. Ik kan het tenminste niet anders zien en ik kan het steeds ontwijken van dat, wat ik de waarheid heet een vergeefschen hoogmoed vinden van Rembrandt's nazaten, zooals velen, die in deze schilderkunst niets beduiden zich hardnekkig blijven noemen tegenover een goedig, onkundig, publiek. Ik ben soms geneigd om den ambtenaar van het Openbaar Ministerie en dergelijken te verzoeken niet alleen hun kostbaren tijd te besteden aan zwendelzuchtigen geldhandel, aan zwendelbanken, etc. maar ook eens na te gaan of zij uit extra-ijver ook niet eens wat konden doen voor de verbetering der schilderkunst en daar eenige noodzaken in woorden formuleeren in hun zoo schitterenden, overtuigenden juridischen stijl. Ik vrees echter, dat zij niettegenstaande hun ons ook dierbare klassieke ontwikkeling, zwendelcomplicaties" belangrijker vinden dan wat wij hun voorstellen. Wij zullen het dus zelf moeten doen, en het niet aan anderen overlaten en ons in ons eigen vak vermeyen. Wij hebben namentlijk, hoe zeer ongewoon het u moge toeschijnen, opinies over deze ons zoo dierbare kunst. Wij gelooven slechts in een uiterst gering aantal nazaten van Rembrandt, aanwezig onder onze tegenwoordige levende schilders; wij rneenen, dat hier andere dingen noodig zijn, dan zulke verwarrende titel. Wij gelooven, dat hun bovenal noodig is: een hollansche vorm en een hollandsche kleur. Dat moet toch kunnen en dat hebben zij toch eens bezeten, niet. En wat bedoel ik daarmee? Ik bedoel daarmee, dat het mij noodig lijkt met het meest eenvoudige en het meest landseigene te beginnen; dat wij niet met het beredeneerde, schijnbaar waardige, moeten beginnen, maar met het eenvoudige en gevoels-echte en dat is voor Hollanders toch, met nauwkeurigheid, fraaiekleur met vakkennis, goede schildervaardigheid, simpel opwellende kleur. Ik geloof, dat wij het zoo het verst zullen sturen, verder dat, wanneer wij verzeilen in een verkeerd akademisme, dat niets anders is dan het gebruiken van middelen, door anderen gevonden en door lateren herhaald. Moeten wij verdrinken, dan kunnen wij beter verdrinken in een eigen stroom dan in een Duitschen vijver of in een Renaissance-cascade, waar wij den zwemslag niet voor hebben. De schilders moeten vooral oppassen voor onze vijanden, de kritici, die hun literaire handigheid gebruiken om hun picturale onkunde met verkeerde rokjes te tooien, wij kennen deze pictorale? letterkundigen; onze natuurlijke schilders moeten oppassen voor onze kunsthistorici, die vol brutaliteit maar bang langs schilderijen loopen als reeksen data, de kans is er dan, dat wij langs een argeloos realisme komen tot een bloed-warme innigheid; we zijn dan na vele omzwervingen op den zuiveren weg. Als U geregeld losse nummers koopt hebt U kans dat juist het nummer dat U speciaal interesseert U door een of andere oorzaak ontgaat PAG. II DE GROENE No. 3205

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl