De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 5 november pagina 15

5 november 1938 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Uit de natuur l Onkruid langs den weg ERGENS in de buurt van ons huis staat een brandnetel. Als een nietig, klein plantje was zij in het begin van het jaar, toen het nog koud was, omhooggeschoten. Door niemand uitgerukt, door geen schoffel omvergestooten en door geen gehandschoeide hand uitgetrokken, bleef zij in leven en werd een aardig ding. De prille jeugd van een brandnetel is on schuldig want haar prikkerige aard ontstaat pas na enkele weken als de blaadjes hun teere, groene kleur gaan verliezen. Er zijn zelfs huisvrouwen die haar in dezen tijd verzamelen en op tafel brengen als een soort raapsteelachtige groente. Maar deze plant ontkwam gelukkig aan de wreede, zoowel als aan de gastronomische neigingen van haar omgeving en groeide op tot een vol wassen plant. Zij verloor de charme die bij de jeugd hoorde, kreeg stof van den weg op haar bladeren die niet meer zoo mooi van kleur en fijn van teekening waren en werd tot het onkruid dat van alle onkruid het meest wordt veracht. Soms werd zij aangezien voor een doovenetel die dicht bij haar in de buurt groeide. Maar direct verriedt zij dan haar waren aard en prikte waar zij maar prikken kon. Langzamerhand echter waren er in de holte tusschen bladstelen en stengel een paar groenige propjes te voorschijn gekomen die grooter en grooter werden, en tenslotte uitgroeiden tot de bloemen van de brandnetel. De derde levens fase, de bloeiperiode was bereikt en in het begin flatteerde dit de brandnetel niet. Het waren bloemen voor een plant die kwaad in haar schild voerde, groenig en leelijk" zeiden de meeste menschen, totdat op een goeden dag de groenige propjes opengingen en een wolkje stuifmeel de lucht in woei. Nu werd de plant als het ware be sproeid en bestrooid met stuifmeel, het grootste gedeelte woei weliswaar weg maar er bleef toch nog genoeg achter dat de brandnetel bepoederde en haar een feestelijk uiterlijk verleende. Misschien bestaat de kans dat men nu plotseling dit onkruid anders gaat beschouwen en dat men door het gele stuifmeelwolkje dat uit het groen omhoog waait, aan het denken wordt gebracht. Want de brandnetel met haar onaanzienlijke bloemetjes is een plant die van den wind afhankelijk is en het dus met deze natuurkracht op een akkoordje moet gooien. Stuifmeel te laten stuiven is geen kunst, het te laten wegwaaien op het moment dat dit voor de plant het meeste voordeel oplevert, dat behoort tot het levensbelang van de brand netel. En daarom houden ze bij storm wind haar bloemen gesloten en stuiven ze bij regen niet, want in het eerste geval zou het stuifmeel veel te ver worden weggevoerd, in het tweede geval zou het met de dikke regendroppels op de aarde terecht komen en niet op de stamperbloemen van een andere brandnetel die gereed is het te ont vangen. Bij helder weer wanneer er een AAN INZENDERS VAN MAN USCRIPTEN wordt verzocht bij hun bij dragen een gefrankeerd brief omslag met adres van den afzender In te sluiten. Op het adres van stukken, voor de redactie bestemd, vermelde men gén namen van personen zacht windje waait, stuiven de brand netels het sterkst en vooral in de vroege morgenuren ontploffen" zij de een na de ander. Later op den dag stuiven zij ook nog wel, maar dan gebeurt het zoo af en toe terwijl in den morgen de eene plant de andere volgt en er telkens nieuwe wolkjes omhoog stijgen. OOK de inrichting en de plaats van de bloemen aan de plant is aan het stuiven aangepast. De tallooze, kleine bloemen springen met een schok open en het grootste aantal bevindt zich boven aan de plant waar de wind dus het meeste vat op hen heeft. Als de planten uitgebloeid zijn, gaan in de stamperbloemen de zaden rijpen die in den herfst als vogelvoer dienst doen. Het leven van de brandnetel is dan bijna ten einde geloopen, zij ver welkt, wordt geel en sterft af tot in het voorjaar de nieuwe plantjes boven den grond komen, pril en aardig en alles verdringend wat te dicht in hun buurt groeit. In een tuin kunnen zij daarom niet worden geduld maar op bescha duwde, stikstofrijke terreinen doen ze geen kwaad en zijn ze vooral om hun manier van bloeien interessant. Boven dien leveren zij aan de rupsen van de Atalanta, de dagpauwoog en de kleine vos voedsel. De lange doornharen van deze dieren beschermen hen tegen de wapms van de brandnetel. Zoo heeft dus ook dit onkruid zijn plaats in de natuur. Het is nuttig en verricht tegelijkertijd veel kwaad maar juist deze twee tegenstrijdige eigenschap pen stempelen haar tot een merk waardige plant met karakter. M. BARENDRECHT HoEN4 Ijl vl{il/Lci£Cvl De bloei van een alom gevreesde plant BIJ een graphologische analyse is het gebruikelijk dat de con clusies in meer of minder beknopten vorm zwart op wit worden gegeven. Want in de meeste gevallen heeft de handschriftkundige, die zijn oordeel over een persoon moet geven, geen persoonlijk contact met de laatst genoemde. In zooverre er van persoon lijk contact sprake kan zijn, wordt dit alleen onderhouden door de postbodes, m.a.w. de grapholoog heeft geen ander materiaal dan het handschrift. De meeste menschen die hun schrift laten onderzoeken willen heel graag anonym blijven, ze vinden het mak kelijk dat ze zich niet hoeven te vertoonen, ze hoeven geen kleur te krijgen als ze de waarheid hooren en ze kunnen thuis op hun eentje het rapport" lezen en er op reageeren zooals ze dat zelf willen. Er zijn echter ook menschen die er een andere reden voor hebben om het persoonlijk contact tusschen de handschriftkun dige en henzelf te vermijden. Zij gelooven namelijk dat ze den grapho loog op deze wijze het best op de proef kunnen stellen". Zij nemen aan dat hun persoonlijke verschijning den handschriftkundige in zijn objectiviteit zal schaden en hem het onderzoek te gemakkelijk zal maken terwijl hij daarbij bloot zal kunnen staan aan ongewenschte invloeden, welke zij ver mijden willen. Ja, ze gaan dikwijls zoo ver, dat ze er op uit zijn het den hand schriftkundige met allerlei kleine trucjes moeilijk te maken, omdat ze nu eenmaal waar voor hun geld" willen hebben; bovendien hebben ze toch niet zoo heel veel vertrouwen in de heele bedoening. Met een kinder lijke coquetterie laten ze de belangen rijkste vragen onbeantwoord, en daar bij denken ze dan dat ze heel slim zijn. Hoe het ook zij, voor den geroutineerden grapholoog is het ontwijken van een vraag al een antwoord op zichzelf. Men gaat evenmin naar een dokter waarin men geen vertrouwen heeft, als naar een grapholoog wiens persoon en vakkennis men niet vol doende respecteert. Heeft men geen vertrouwen, dan doet men beter in 't geheel niet te gaan. Als men goochelkunstjes en recordprestaties verwacht, moet men niet naar een handschriftkundige gaan, maar naar de kermis. De handschriftkundige analyseert be zadigd en objectief om het begrip van den eenen mensch voor den anderen te helpen verhelderen en hulp en raad te kunnen geven. AAN den anderen kant zijn er ook lieden, die van een bijna ont roerende openhartigheid getuigen. Het zijn vooral de menschen die zichzelf zoo menschelijk" vinden. Hoe vaak gebeurt het niet, dat als men met een troepje menschen bij elkaar is en een van die menschen een handschriftkenner blijkt te zijn, dat iemand ietwat verlegen glimlachend iets op een papiertje krabbelt en dat den des kundige ter beoordeeling voorlegt, met het verzoek liefst op hetzelfde oogenblik een en ander over het karakter en/of de toekomst van den schrijver te vertellen? Als mij op een dergelijke manier iets verzocht wordt, ga ik er nooit op in; ik heb mijn spreekuur om mij op mijn werk te concentreeren en weiger om zoo maar eens te hooi en te gras mijn vak aan te wenden voor menschen die men beter een mopje zou kunnen vertellen. Graphologie is //' / bliek geen gezelschapsspel. Wie zijn werk serieus wil beoefenen en zijn verant woordelijkheid beseft, zal vanzelf geen grapjes voor nieuwsgierigen met zijn vak gaan maken. Alleen gewichtigdoenerij en reclamezucht doen zulke verzoeken inwilligen. Een van de schaduwzijden van de handschriftkunde is de waarheid". Het is de waarheid, die gezocht wordt, en het is ook de waarheid die ge vreesd wordt. Alle menschen zijn ten slotte min of meer ijdel, al zijn er dan vele die dit niet zullen erkennen. De grapholoog merkt dikwijls wonder lijke reacties op bij menschen die hij in de beslotenheid van zijn spreek kamer de niet altijd even vleiende conclusies mededeelt. Het is hier niet de plaats om over dit soort wonder lijke ervaringen verder uit te weiden, een anderen keer meer daarover. De grapholoog die behalve vak kennis ook tact heeft, kan bepaalde conclusies aan zijn cliënten" of patiënten" op een dusdanige manier voorleggen, dat zij tot een beter be grip over zichzelf komen, zoodat zij een onaangenaam klinkend uitsluitsel niet hoeven op te vatten als een onherstelbare fout. De menschelijke ziel is gekleurd met licht- en schaduwplekken, dit is normaal, en het zou ook niet anders kunnen zijn. De handschriftkundige wil er toe bijdragen deze licht- en schaduwplekken in hun juiste ver houding te leeren zien. Alleen het streven naar waarheid kan de brug zijn van begrip en wederzijdsch ver trouwen tusschen graphologen en publiek. Zij kan de brug tot zelf kennis en een betere levenshouding worden. ILSE BLUMENTHAL-WEISZ PAG. 15 DE GROENE No. 3205

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl