Historisch Archief 1877-1940
Uit de natuur
l
Onkruid langs den weg
ERGENS in de buurt van ons huis
staat een brandnetel. Als een
nietig, klein plantje was zij in
het begin van het jaar, toen het nog
koud was, omhooggeschoten. Door
niemand uitgerukt, door geen schoffel
omvergestooten en door geen
gehandschoeide hand uitgetrokken, bleef zij
in leven en werd een aardig ding. De
prille jeugd van een brandnetel is on
schuldig want haar prikkerige aard
ontstaat pas na enkele weken als de
blaadjes hun teere, groene kleur gaan
verliezen. Er zijn zelfs huisvrouwen
die haar in dezen tijd verzamelen en
op tafel brengen als een soort
raapsteelachtige groente.
Maar deze plant ontkwam gelukkig
aan de wreede, zoowel als aan de
gastronomische neigingen van haar
omgeving en groeide op tot een vol
wassen plant. Zij verloor de charme
die bij de jeugd hoorde, kreeg stof van
den weg op haar bladeren die niet meer
zoo mooi van kleur en fijn van
teekening waren en werd tot het onkruid
dat van alle onkruid het meest wordt
veracht. Soms werd zij aangezien voor
een doovenetel die dicht bij haar in de
buurt groeide. Maar direct verriedt zij
dan haar waren aard en prikte waar zij
maar prikken kon.
Langzamerhand echter waren er in
de holte tusschen bladstelen en stengel
een paar groenige propjes te voorschijn
gekomen die grooter en grooter werden,
en tenslotte uitgroeiden tot de bloemen
van de brandnetel. De derde levens
fase, de bloeiperiode was bereikt en in
het begin flatteerde dit de brandnetel
niet. Het waren bloemen voor een
plant die kwaad in haar schild voerde,
groenig en leelijk" zeiden de
meeste menschen, totdat op een goeden
dag de groenige propjes opengingen en
een wolkje stuifmeel de lucht in woei.
Nu werd de plant als het ware be
sproeid en bestrooid met stuifmeel, het
grootste gedeelte woei weliswaar weg
maar er bleef toch nog genoeg achter
dat de brandnetel bepoederde en haar
een feestelijk uiterlijk verleende.
Misschien bestaat de kans dat men
nu plotseling dit onkruid anders gaat
beschouwen en dat men door het gele
stuifmeelwolkje dat uit het groen
omhoog waait, aan het denken wordt
gebracht. Want de brandnetel met haar
onaanzienlijke bloemetjes is een plant
die van den wind afhankelijk is en het
dus met deze natuurkracht op een
akkoordje moet gooien.
Stuifmeel te laten stuiven is geen
kunst, het te laten wegwaaien op het
moment dat dit voor de plant het
meeste voordeel oplevert, dat behoort
tot het levensbelang van de brand
netel. En daarom houden ze bij storm
wind haar bloemen gesloten en stuiven
ze bij regen niet, want in het eerste
geval zou het stuifmeel veel te ver
worden weggevoerd, in het tweede
geval zou het met de dikke
regendroppels op de aarde terecht komen en niet
op de stamperbloemen van een andere
brandnetel die gereed is het te ont
vangen.
Bij helder weer wanneer er een
AAN INZENDERS VAN
MAN USCRIPTEN
wordt verzocht bij hun bij
dragen een gefrankeerd brief
omslag met adres van den
afzender In te sluiten. Op het
adres van stukken, voor de
redactie bestemd, vermelde
men gén namen van personen
zacht windje waait, stuiven de brand
netels het sterkst en vooral in de vroege
morgenuren ontploffen" zij de een
na de ander. Later op den dag stuiven
zij ook nog wel, maar dan gebeurt het
zoo af en toe terwijl in den morgen de
eene plant de andere volgt en er telkens
nieuwe wolkjes omhoog stijgen.
OOK de inrichting en de plaats van
de bloemen aan de plant is aan
het stuiven aangepast. De tallooze,
kleine bloemen springen met een
schok open en het grootste aantal
bevindt zich boven aan de plant waar
de wind dus het meeste vat op hen
heeft.
Als de planten uitgebloeid zijn, gaan
in de stamperbloemen de zaden rijpen
die in den herfst als vogelvoer dienst
doen. Het leven van de brandnetel is
dan bijna ten einde geloopen, zij ver
welkt, wordt geel en sterft af tot in het
voorjaar de nieuwe plantjes boven den
grond komen, pril en aardig en alles
verdringend wat te dicht in hun buurt
groeit. In een tuin kunnen zij daarom
niet worden geduld maar op bescha
duwde, stikstofrijke terreinen doen ze
geen kwaad en zijn ze vooral om hun
manier van bloeien interessant. Boven
dien leveren zij aan de rupsen van de
Atalanta, de dagpauwoog en de kleine
vos voedsel. De lange doornharen van
deze dieren beschermen hen tegen de
wapms van de brandnetel. Zoo heeft
dus ook dit onkruid zijn plaats in de
natuur. Het is nuttig en verricht
tegelijkertijd veel kwaad maar juist
deze twee tegenstrijdige eigenschap
pen stempelen haar tot een merk
waardige plant met karakter.
M. BARENDRECHT HoEN4
Ijl
vl{il/Lci£Cvl
De bloei van een
alom gevreesde plant
BIJ een graphologische analyse
is het gebruikelijk dat de con
clusies in meer of minder
beknopten vorm zwart op wit worden
gegeven. Want in de meeste gevallen
heeft de handschriftkundige, die zijn
oordeel over een persoon moet geven,
geen persoonlijk contact met de laatst
genoemde. In zooverre er van persoon
lijk contact sprake kan zijn, wordt dit
alleen onderhouden door de postbodes,
m.a.w. de grapholoog heeft geen ander
materiaal dan het handschrift.
De meeste menschen die hun schrift
laten onderzoeken willen heel graag
anonym blijven, ze vinden het mak
kelijk dat ze zich niet hoeven te
vertoonen, ze hoeven geen kleur te
krijgen als ze de waarheid hooren en
ze kunnen thuis op hun eentje het
rapport" lezen en er op reageeren
zooals ze dat zelf willen. Er zijn
echter ook menschen die er een andere
reden voor hebben om het persoonlijk
contact tusschen de handschriftkun
dige en henzelf te vermijden. Zij
gelooven namelijk dat ze den grapho
loog op deze wijze het best op de
proef kunnen stellen". Zij nemen aan
dat hun persoonlijke verschijning den
handschriftkundige in zijn objectiviteit
zal schaden en hem het onderzoek te
gemakkelijk zal maken terwijl hij
daarbij bloot zal kunnen staan aan
ongewenschte invloeden, welke zij ver
mijden willen. Ja, ze gaan dikwijls zoo
ver, dat ze er op uit zijn het den hand
schriftkundige met allerlei kleine
trucjes moeilijk te maken, omdat ze
nu eenmaal waar voor hun geld"
willen hebben; bovendien hebben ze
toch niet zoo heel veel vertrouwen in
de heele bedoening. Met een kinder
lijke coquetterie laten ze de
belangen
rijkste vragen onbeantwoord, en daar
bij denken ze dan dat ze heel slim zijn.
Hoe het ook zij, voor den
geroutineerden grapholoog is het ontwijken
van een vraag al een antwoord op
zichzelf. Men gaat evenmin naar een
dokter waarin men geen vertrouwen
heeft, als naar een grapholoog wiens
persoon en vakkennis men niet vol
doende respecteert. Heeft men geen
vertrouwen, dan doet men beter in
't geheel niet te gaan. Als men
goochelkunstjes en recordprestaties verwacht,
moet men niet naar een
handschriftkundige gaan, maar naar de kermis.
De handschriftkundige analyseert be
zadigd en objectief om het begrip van
den eenen mensch voor den anderen
te helpen verhelderen en hulp en raad
te kunnen geven.
AAN den anderen kant zijn er ook
lieden, die van een bijna ont
roerende openhartigheid getuigen. Het
zijn vooral de menschen die zichzelf
zoo menschelijk" vinden. Hoe vaak
gebeurt het niet, dat als men met een
troepje menschen bij elkaar is en een
van die menschen een
handschriftkenner blijkt te zijn, dat iemand ietwat
verlegen glimlachend iets op een
papiertje krabbelt en dat den des
kundige ter beoordeeling voorlegt, met
het verzoek liefst op hetzelfde
oogenblik een en ander over het karakter
en/of de toekomst van den schrijver
te vertellen? Als mij op een dergelijke
manier iets verzocht wordt, ga ik er
nooit op in; ik heb mijn spreekuur om
mij op mijn werk te concentreeren en
weiger om zoo maar eens te hooi en
te gras mijn vak aan te wenden voor
menschen die men beter een mopje
zou kunnen vertellen. Graphologie is
//' /
bliek
geen gezelschapsspel. Wie zijn werk
serieus wil beoefenen en zijn verant
woordelijkheid beseft, zal vanzelf geen
grapjes voor nieuwsgierigen met zijn
vak gaan maken. Alleen
gewichtigdoenerij en reclamezucht doen zulke
verzoeken inwilligen.
Een van de schaduwzijden van de
handschriftkunde is de waarheid".
Het is de waarheid, die gezocht wordt,
en het is ook de waarheid die ge
vreesd wordt. Alle menschen zijn ten
slotte min of meer ijdel, al zijn er dan
vele die dit niet zullen erkennen. De
grapholoog merkt dikwijls wonder
lijke reacties op bij menschen die hij
in de beslotenheid van zijn spreek
kamer de niet altijd even vleiende
conclusies mededeelt. Het is hier niet
de plaats om over dit soort wonder
lijke ervaringen verder uit te weiden,
een anderen keer meer daarover.
De grapholoog die behalve vak
kennis ook tact heeft, kan bepaalde
conclusies aan zijn cliënten" of
patiënten" op een dusdanige manier
voorleggen, dat zij tot een beter be
grip over zichzelf komen, zoodat zij
een onaangenaam klinkend uitsluitsel
niet hoeven op te vatten als een
onherstelbare fout.
De menschelijke ziel is gekleurd
met licht- en schaduwplekken, dit is
normaal, en het zou ook niet anders
kunnen zijn. De handschriftkundige
wil er toe bijdragen deze licht- en
schaduwplekken in hun juiste ver
houding te leeren zien. Alleen het
streven naar waarheid kan de brug
zijn van begrip en wederzijdsch ver
trouwen tusschen graphologen en
publiek. Zij kan de brug tot zelf
kennis en een betere levenshouding
worden. ILSE BLUMENTHAL-WEISZ
PAG. 15 DE GROENE No. 3205