Historisch Archief 1877-1940
Een verhaal van de Groene
Contant bij vooruitbetaling
door G. J. Werumeus Buning-Ensink
HET wis dan zoo ver ! We waren van het
flatje in de drukke straat verhuisd naar een
huisje buiten. Mét een tuin. Een tuin waar
gouden regen bloeide en jasmijn en Juffertjes in
't Groen en lavendel. Een echt ouderwetsch tuintje.
Vroeger moet er een oude dame in gewoond hebben
die 's morgens voorzichtig de dorre blaadjes van de
rozenstruiken plukte en tegen den tuinman zei:
Gerrit, (de man moet Gerrit geheeten hebben),
Gerrit, je moet vandaag de rozenstruiken opbinden;
het heeft vannacht erg gewaaid." Een lieve oude
dame zooals ze alleen nog in de boeken van
Galsworthy voorkomen. Een vrouw met persoonlijkheid.
Een flat héft geen persoonlijkheid. De flat waar
wij in woonden was er een van de 384 doosjes in een
lange, rechte straat. Het naderen van de lente was
er merkbaar aan de karren hyacinthen en tulpen
die voorbij het raam gingen en tegen den winter zag
je den kolenman met zakken kolen de doosjes in
en uit loopen.
Iets gruwelijks zoo'n flat! Er is een ijskast en er
zijn stalen ramen, (ze zeggen dat die niet tochten,
maar dat is een leugen) en een douche-cel en nog
meer ingenieuze uitvindingen die in de advertenties
met comfort" worden aangeduid, 's Morgens hoor
je de mevrouw van beneden stofzuigen en de
mevrouw van boven koffiewater opzetten en naast
je woont een meneer die de 384 doosjes iederen dag
via de radio van de nieuwsberichten op de hoogte
houdt. Een hél.
Je kunt niet meer denken, niet meer werken,
gaat onder in de geluiden van voor je, achter je,
onder je, naast je, en boven je. Je wordt een nummer.
Een van de 384. Je zet een raam open en je steekt
je hoofd naar buiten om even den wind te voelen
die ergens over een hei of over een dennebosch
gewaaid heeft en goedertieren genoeg is om je daar
nog even wat van te laten ruiken. Je snuift en je
hoort de mevrouw beneden in het tuintje vertellen
dat ze met de week-end naar het Gooi gaat en dat
het daar zoo gezellig is en je er zooveel bekenden
ziet. Je doet snel het raam dicht en je hoort een of
andere beroemdheid door de radio Hor mein Lied
Violetta" kweelen.... en je denkt aan je huur
contract en daar vlak achter aan: ik houd het
niet uit; dit houd ik niet uit!"
Maar goed.... dit alles was dan geleden en we
zaten in dat huisje. Een huisje zonder ijskast,
zonder stalen ramen, zonder douche-cel; maar het
stond in een laantje met nog andere die allemaal
van elkaar verschilden. Het was een zaligheid.
Overdag hoorde je alleen de volges in het tuintje,
of een kar met een oud paard er voor dat geduldig
en langzaam door het laantje stapte, 's Avonds
hoorde je in het tuintje naast het onze iemand
zeggen: De akelei is uitgekomen en morgen moet
ik het gras knippen." Een absolute zaligheid. We
leefden allemaal op, koesterden ons aan de stilte en
keken droomerig of verrukt naar de blauw-paarse
dames in het groen, de fel-roode geraniums en de
ne donkerroode roos naast de keukendeur.
En toen kwam de warmte.
Toen het twee dagen warm was geweest zei een
van de huisgenooten aan het ontbijt: Wanneer
komen ze de douche in orde maken ? De verhuizing
is nu toch allang achter den rug? En iederen dag
naar de zweminrichting wordt een dure liefhebberij
als je dat maar weet."
Het bleef warm.
Vier dagen later aan het ontbijt: Heb je dien
loodgieter nou opgebeld? Met dit weer moet je
als je thuis komt een douche kunnen nemen".
En het bleef warm. Rekenen is nooit mijn sterkste
punt geweest; met de warmte is het iets ondoenlijks.
s Avonds laat als iedereen in huis sliep rekende ik:
de tuinman moet nog ? 10 hebben en de timmer
man. . .. hoeveel zou dat allemaal bij elkaar zijn,
die kast die hij op zolder gemaakt heeft en dat
andere.... en de behanger krijgt een reusachtige
duit. ... en o, ik heb die boekenrekening vergeten,
die moet allereerst betaald worden anders krijg ik
er last mee. ... en hoeveel zou een douche kosten
n een geyser?
DE vragen aan het ontbijt werden dringender,
hatelijker. Nalatigheid en slordigheid werden
mij naar het vermoeide hoofd geslingerd. En onder
wijl telde en rekende ik: die dat en die zooveel en
houd ik genoeg over voor een geyser n een douche ?
Het ontbijt werd iets zenuwsloopends. De ver
wijten werden steeds feller naarmate de warmte
steeg en als ze allemaal weg waren, de een naar
kantoor, de ander naar school, een derde nog weer
anders heen, dan telde ik moeizaam al de onkosten
bijeen die een verhuizing van een onpersoonlijke
flat mét comfort naar een liefelijk landhuisje zonder
dito met zich brengt. Ik was het roerend met de
anderen eens; er moest een douche komen. Maar de
dagelijksche melkboer, bakker, slager, kruidenier,
enz. enz ze willen geld zien, n de tuinman,
de behanger, de boekenrekening.... zenuwsloopend
dat was het.
In ieder mensch schuilt een opportunistisch
element. Voorbeelden te over. Groote
zakenmenschen, ministers, gekroonde hoofden zelfs.
Wie niet waagt, die niet wint" is óók op die
manier uit te leggen. En was mijn geval in wezen
minder dan de moeilijkheden van een minister of
een Ford? Heeft een minister ooit een goed besluit
kunnen nemen als hij het veege lijf niet eerst ver
koeld had onder klaterend, stroomend water? En
wie zal zeggen of de wereldgeschiedenis niet
ganschelijk anders zou zijn verloopen als Mussolini
zich in een vingerkommetje had moeten wasschen
vóór hij Lybiëging veroveren?
Waarmee ik alleen maar zeggen wil dat die
douche voor ons een noodzakelijkheid, een levens
kwestie werd.
En op een morgen toen het nog altijd warm was
en ik met een strak gezicht zwijgend de
hatelijkheden aan het ontbijt verduurd had telde ik niet
meer, maar greep den telefoongids. Zoo moet een
groot zakenman zich voelen als hij met n tele
foontje tonnen kan winnen of verliezen.
De loodgieter kwam. Een lange grauwe man.
Een mensch op wien de seizoenen geen indruk
maakten. Lente, zomer, herfst en winter; het was
hem al gelijk zoolang er geysers en douches noodig
waren. Een man met een gedecideerd somberen kijk
op het leven, n op mijn badkamer.
Een zinken bak Mevrouw? Bestaat niet. Ken
niet. In die hoek zit de afvoer, maar daar kenne we
niks beginne van wege die trap en die andere hoek
ken ook niet; daar ken u zich niet roere als u zich
wasch "
Nu heb ik in verband met timmerlui, behangers,
smeden, enfin alle deze Heden die noodig zijn om
een huis te verfraaien, n ding geleerd. Zoodra ze
zeggen dat iets niet gaat, dat het niet bestaat, niet
ken", dan zeg je n woord: Vakman.
Kom kom" zeg je timide, als ik dat nu nog zei,
maar u als vakman.... er zal wel een mouw aan
zijn te passen."
Het lukt altijd. Ook nu. Ik wachtte het oogenblik
af dat deze grauwe mensch die geen last van de
warmte had, zijn pet van het hoofd nam en zich op
het grauwe hoofd krabde. Uit ondervinding weet ik
dat dat het oogenblik is. Hij krabt. Kom kom"
kweel ik zoetjes, er is toch wel" enz U als
vakman".
Hij kijkt me aan. Zoo moet hij zijn moeder aan
gekeken hebben toen hij nog geen zes kinderen had
en een eeuwig kijvende vrouw, maar een jongen was
die een plaatjes had gekleurd, en zijn moeder hem
op den schouder klopte en hem een braven jongen
noemde.
Tja" zegt hij, tja, dat zegt u nou wel, maar. .."
Ik knik hem bemoedigend toe en verdwijn. Dat
komt in orde. Over twee dagen zal er verkoelend
water over onze vermoeide, warme lichamen
stroomen, er zullen geen hatelijke opmerkingen
meer worden gemaakt en het zal goed zijn.
's Avonds was de bak er. Nooit heeft een door
zorgen gekwelde vrouw liefdevoller naar een dood
gewone zinken bak gestaard; nooit hebben twee
oogen verliefder over twee fonkelnieuwe kranen
met het nuchtere koud" en warm" gegleden.
Ach, hoe hoopvol zijn we dien avond nadat we
langer dan anders naar de roos bij de keukendeur
gekeken hadden, gaan slapen.
DEN volgenden dag kwam de geyser. Roomig
geel met veel pijpen waarvan er een met een
nobele boog eindigde in een douche ! Bijna had ik
het ding gestreeld. Het gezicht er van maakte mij
onverantwoordelijk-roekeloos. 't Komt allemaal
best in orde" dacht ik, de behanger en de timmer
man n die boekenrekening, en nu die loodgieter
ook nog.... bij anderen komt het óók in orde....
etwas mehr Leichtsinn. . . ." Op een warmen
Junimorgen met een tuintje en een roos bij de
keukendeur gaat dat bij menschen zooals ik angstig
makkelijk.
De Grauwe klopte en hamerde. Hij kwam drie
maal naar beneden. Eén maal om te zeggen dat de
muren hier van stopverf waren, de tweede maal om
mij verwijtend onder het oog te brengen dat je in dat
kleine hokkie je niet roeren kon en de derde maal
om te zeggen dat het klaar was.
Goed" zei ik effen, zooals dat van mevrouwen
die in landhuisjes op stille laantjes wonen verwacht
wordt. Goed, u stuurt mij dus de rekening wel."
Het grauwe gezicht kijkt me achterdochtig aan.
Ik probeer te kijken zooals je dat in dergelijke
gevallen doet: vriendelijk, zelfbewust en met iets
van standen moeten er zijn." Het lukt me niet.
Kunt u de helft niet dadelijk betalen Mevrouw?
Ik zit er ook mee," (waarom zegt hij óók", gaat het
angstig door mij heen) . . . .slapte in 't bedrijf. . . .
zes kinderen". . . .
Nee" zeg ik zoo rustig mogelijk onder zijn
spiedende blikken, nee, ik heb nooit geld in huis
en...." (dat heb ik eens een oude dame hooren
zeggen en het is mij altijd bij gebleven vanwege de
verwantschap).
Wanneer kan ik dan komen Mevrouw?" Die
man heeft iets van een buldog, die laten ook nooit
los.
Volgende week" zeg ik.
De Grauwe neemt er genoegen mee. Hij tikt even
aan zijn pet en verdwijnt. Bijna op het zelfde
oogenblik ben ik boven in de badkamer. Een geyser,
een douche, een zinken bak, het is er ! Het geld
komt ook. Natuurlijk komt het geld ! Is er ooit
iemand een cent aan me te kort gekomen, denk ik,
niet origineel maar wel opmonterend. Hij moet
maar even wachten, hoor. Wie heeft ooit gehoord
dat je een geyser cash down moet betalen? Be
lachelijk !. . . . Het lukt me, mijzelf op te werken
tot een rotsvast vertrouwen in de toekomst.
Terwijl ik met een gelukkige zucht de deur van
de badkamer sluit wordt er gebeld. Soezend hoe het
zijn zal als ik ze vanmiddag allemaal de badkamer
kan laten zien, doe ik open, De Grauwe.
Iets vergeten?" vraag ik minzaam.
Ja en nee Mevrouw. . . . tja ziet u. ... ik heb
zoo gedacht. . . . het kan niet, maar als u nu de
helft "
Maar ik heb je toch gezegd.... de volgende
week. ..." Ik kreun bijna. Ik voel wat er komen
gaat.
Dan most ik 'm maar weer meenemen Mevrouw"
zoo zet hij mijn angst in woorden om.
Wat er verder precies gebeurde heb ik mij later
nooit goed kunnen herinneren. Toen mijn eerste
zinderende drift voorbij was hoorde ik langzame
voetstappen op de trap, door de gang, en toen ik
uit het raam keek zag ik den Grauwe door de
keukendeur verdwijnen. De roode roos wiegelde
meewarig toen hij met de geyser als een kind onder
zijn arm langs haar heen sloop.
Ik weet het: Alle Schuld racht sich auf Erde.
Vroeger in mijn roekelooze jaren heb ik wel eens
badzout en dure zeep gekocht als het er eigenlijk
niet af" kon. Maar moet ik daar zóó zwaar voor
gestraft worden?
In geen jaren kom ik er over heen.
PAG. 16 DE GROENE No. 3205