De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 5 november pagina 16

5 november 1938 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal van de Groene Contant bij vooruitbetaling door G. J. Werumeus Buning-Ensink HET wis dan zoo ver ! We waren van het flatje in de drukke straat verhuisd naar een huisje buiten. Mét een tuin. Een tuin waar gouden regen bloeide en jasmijn en Juffertjes in 't Groen en lavendel. Een echt ouderwetsch tuintje. Vroeger moet er een oude dame in gewoond hebben die 's morgens voorzichtig de dorre blaadjes van de rozenstruiken plukte en tegen den tuinman zei: Gerrit, (de man moet Gerrit geheeten hebben), Gerrit, je moet vandaag de rozenstruiken opbinden; het heeft vannacht erg gewaaid." Een lieve oude dame zooals ze alleen nog in de boeken van Galsworthy voorkomen. Een vrouw met persoonlijkheid. Een flat héft geen persoonlijkheid. De flat waar wij in woonden was er een van de 384 doosjes in een lange, rechte straat. Het naderen van de lente was er merkbaar aan de karren hyacinthen en tulpen die voorbij het raam gingen en tegen den winter zag je den kolenman met zakken kolen de doosjes in en uit loopen. Iets gruwelijks zoo'n flat! Er is een ijskast en er zijn stalen ramen, (ze zeggen dat die niet tochten, maar dat is een leugen) en een douche-cel en nog meer ingenieuze uitvindingen die in de advertenties met comfort" worden aangeduid, 's Morgens hoor je de mevrouw van beneden stofzuigen en de mevrouw van boven koffiewater opzetten en naast je woont een meneer die de 384 doosjes iederen dag via de radio van de nieuwsberichten op de hoogte houdt. Een hél. Je kunt niet meer denken, niet meer werken, gaat onder in de geluiden van voor je, achter je, onder je, naast je, en boven je. Je wordt een nummer. Een van de 384. Je zet een raam open en je steekt je hoofd naar buiten om even den wind te voelen die ergens over een hei of over een dennebosch gewaaid heeft en goedertieren genoeg is om je daar nog even wat van te laten ruiken. Je snuift en je hoort de mevrouw beneden in het tuintje vertellen dat ze met de week-end naar het Gooi gaat en dat het daar zoo gezellig is en je er zooveel bekenden ziet. Je doet snel het raam dicht en je hoort een of andere beroemdheid door de radio Hor mein Lied Violetta" kweelen.... en je denkt aan je huur contract en daar vlak achter aan: ik houd het niet uit; dit houd ik niet uit!" Maar goed.... dit alles was dan geleden en we zaten in dat huisje. Een huisje zonder ijskast, zonder stalen ramen, zonder douche-cel; maar het stond in een laantje met nog andere die allemaal van elkaar verschilden. Het was een zaligheid. Overdag hoorde je alleen de volges in het tuintje, of een kar met een oud paard er voor dat geduldig en langzaam door het laantje stapte, 's Avonds hoorde je in het tuintje naast het onze iemand zeggen: De akelei is uitgekomen en morgen moet ik het gras knippen." Een absolute zaligheid. We leefden allemaal op, koesterden ons aan de stilte en keken droomerig of verrukt naar de blauw-paarse dames in het groen, de fel-roode geraniums en de ne donkerroode roos naast de keukendeur. En toen kwam de warmte. Toen het twee dagen warm was geweest zei een van de huisgenooten aan het ontbijt: Wanneer komen ze de douche in orde maken ? De verhuizing is nu toch allang achter den rug? En iederen dag naar de zweminrichting wordt een dure liefhebberij als je dat maar weet." Het bleef warm. Vier dagen later aan het ontbijt: Heb je dien loodgieter nou opgebeld? Met dit weer moet je als je thuis komt een douche kunnen nemen". En het bleef warm. Rekenen is nooit mijn sterkste punt geweest; met de warmte is het iets ondoenlijks. s Avonds laat als iedereen in huis sliep rekende ik: de tuinman moet nog ? 10 hebben en de timmer man. . .. hoeveel zou dat allemaal bij elkaar zijn, die kast die hij op zolder gemaakt heeft en dat andere.... en de behanger krijgt een reusachtige duit. ... en o, ik heb die boekenrekening vergeten, die moet allereerst betaald worden anders krijg ik er last mee. ... en hoeveel zou een douche kosten n een geyser? DE vragen aan het ontbijt werden dringender, hatelijker. Nalatigheid en slordigheid werden mij naar het vermoeide hoofd geslingerd. En onder wijl telde en rekende ik: die dat en die zooveel en houd ik genoeg over voor een geyser n een douche ? Het ontbijt werd iets zenuwsloopends. De ver wijten werden steeds feller naarmate de warmte steeg en als ze allemaal weg waren, de een naar kantoor, de ander naar school, een derde nog weer anders heen, dan telde ik moeizaam al de onkosten bijeen die een verhuizing van een onpersoonlijke flat mét comfort naar een liefelijk landhuisje zonder dito met zich brengt. Ik was het roerend met de anderen eens; er moest een douche komen. Maar de dagelijksche melkboer, bakker, slager, kruidenier, enz. enz ze willen geld zien, n de tuinman, de behanger, de boekenrekening.... zenuwsloopend dat was het. In ieder mensch schuilt een opportunistisch element. Voorbeelden te over. Groote zakenmenschen, ministers, gekroonde hoofden zelfs. Wie niet waagt, die niet wint" is óók op die manier uit te leggen. En was mijn geval in wezen minder dan de moeilijkheden van een minister of een Ford? Heeft een minister ooit een goed besluit kunnen nemen als hij het veege lijf niet eerst ver koeld had onder klaterend, stroomend water? En wie zal zeggen of de wereldgeschiedenis niet ganschelijk anders zou zijn verloopen als Mussolini zich in een vingerkommetje had moeten wasschen vóór hij Lybiëging veroveren? Waarmee ik alleen maar zeggen wil dat die douche voor ons een noodzakelijkheid, een levens kwestie werd. En op een morgen toen het nog altijd warm was en ik met een strak gezicht zwijgend de hatelijkheden aan het ontbijt verduurd had telde ik niet meer, maar greep den telefoongids. Zoo moet een groot zakenman zich voelen als hij met n tele foontje tonnen kan winnen of verliezen. De loodgieter kwam. Een lange grauwe man. Een mensch op wien de seizoenen geen indruk maakten. Lente, zomer, herfst en winter; het was hem al gelijk zoolang er geysers en douches noodig waren. Een man met een gedecideerd somberen kijk op het leven, n op mijn badkamer. Een zinken bak Mevrouw? Bestaat niet. Ken niet. In die hoek zit de afvoer, maar daar kenne we niks beginne van wege die trap en die andere hoek ken ook niet; daar ken u zich niet roere als u zich wasch " Nu heb ik in verband met timmerlui, behangers, smeden, enfin alle deze Heden die noodig zijn om een huis te verfraaien, n ding geleerd. Zoodra ze zeggen dat iets niet gaat, dat het niet bestaat, niet ken", dan zeg je n woord: Vakman. Kom kom" zeg je timide, als ik dat nu nog zei, maar u als vakman.... er zal wel een mouw aan zijn te passen." Het lukt altijd. Ook nu. Ik wachtte het oogenblik af dat deze grauwe mensch die geen last van de warmte had, zijn pet van het hoofd nam en zich op het grauwe hoofd krabde. Uit ondervinding weet ik dat dat het oogenblik is. Hij krabt. Kom kom" kweel ik zoetjes, er is toch wel" enz U als vakman". Hij kijkt me aan. Zoo moet hij zijn moeder aan gekeken hebben toen hij nog geen zes kinderen had en een eeuwig kijvende vrouw, maar een jongen was die een plaatjes had gekleurd, en zijn moeder hem op den schouder klopte en hem een braven jongen noemde. Tja" zegt hij, tja, dat zegt u nou wel, maar. .." Ik knik hem bemoedigend toe en verdwijn. Dat komt in orde. Over twee dagen zal er verkoelend water over onze vermoeide, warme lichamen stroomen, er zullen geen hatelijke opmerkingen meer worden gemaakt en het zal goed zijn. 's Avonds was de bak er. Nooit heeft een door zorgen gekwelde vrouw liefdevoller naar een dood gewone zinken bak gestaard; nooit hebben twee oogen verliefder over twee fonkelnieuwe kranen met het nuchtere koud" en warm" gegleden. Ach, hoe hoopvol zijn we dien avond nadat we langer dan anders naar de roos bij de keukendeur gekeken hadden, gaan slapen. DEN volgenden dag kwam de geyser. Roomig geel met veel pijpen waarvan er een met een nobele boog eindigde in een douche ! Bijna had ik het ding gestreeld. Het gezicht er van maakte mij onverantwoordelijk-roekeloos. 't Komt allemaal best in orde" dacht ik, de behanger en de timmer man n die boekenrekening, en nu die loodgieter ook nog.... bij anderen komt het óók in orde.... etwas mehr Leichtsinn. . . ." Op een warmen Junimorgen met een tuintje en een roos bij de keukendeur gaat dat bij menschen zooals ik angstig makkelijk. De Grauwe klopte en hamerde. Hij kwam drie maal naar beneden. Eén maal om te zeggen dat de muren hier van stopverf waren, de tweede maal om mij verwijtend onder het oog te brengen dat je in dat kleine hokkie je niet roeren kon en de derde maal om te zeggen dat het klaar was. Goed" zei ik effen, zooals dat van mevrouwen die in landhuisjes op stille laantjes wonen verwacht wordt. Goed, u stuurt mij dus de rekening wel." Het grauwe gezicht kijkt me achterdochtig aan. Ik probeer te kijken zooals je dat in dergelijke gevallen doet: vriendelijk, zelfbewust en met iets van standen moeten er zijn." Het lukt me niet. Kunt u de helft niet dadelijk betalen Mevrouw? Ik zit er ook mee," (waarom zegt hij óók", gaat het angstig door mij heen) . . . .slapte in 't bedrijf. . . . zes kinderen". . . . Nee" zeg ik zoo rustig mogelijk onder zijn spiedende blikken, nee, ik heb nooit geld in huis en...." (dat heb ik eens een oude dame hooren zeggen en het is mij altijd bij gebleven vanwege de verwantschap). Wanneer kan ik dan komen Mevrouw?" Die man heeft iets van een buldog, die laten ook nooit los. Volgende week" zeg ik. De Grauwe neemt er genoegen mee. Hij tikt even aan zijn pet en verdwijnt. Bijna op het zelfde oogenblik ben ik boven in de badkamer. Een geyser, een douche, een zinken bak, het is er ! Het geld komt ook. Natuurlijk komt het geld ! Is er ooit iemand een cent aan me te kort gekomen, denk ik, niet origineel maar wel opmonterend. Hij moet maar even wachten, hoor. Wie heeft ooit gehoord dat je een geyser cash down moet betalen? Be lachelijk !. . . . Het lukt me, mijzelf op te werken tot een rotsvast vertrouwen in de toekomst. Terwijl ik met een gelukkige zucht de deur van de badkamer sluit wordt er gebeld. Soezend hoe het zijn zal als ik ze vanmiddag allemaal de badkamer kan laten zien, doe ik open, De Grauwe. Iets vergeten?" vraag ik minzaam. Ja en nee Mevrouw. . . . tja ziet u. ... ik heb zoo gedacht. . . . het kan niet, maar als u nu de helft " Maar ik heb je toch gezegd.... de volgende week. ..." Ik kreun bijna. Ik voel wat er komen gaat. Dan most ik 'm maar weer meenemen Mevrouw" zoo zet hij mijn angst in woorden om. Wat er verder precies gebeurde heb ik mij later nooit goed kunnen herinneren. Toen mijn eerste zinderende drift voorbij was hoorde ik langzame voetstappen op de trap, door de gang, en toen ik uit het raam keek zag ik den Grauwe door de keukendeur verdwijnen. De roode roos wiegelde meewarig toen hij met de geyser als een kind onder zijn arm langs haar heen sloop. Ik weet het: Alle Schuld racht sich auf Erde. Vroeger in mijn roekelooze jaren heb ik wel eens badzout en dure zeep gekocht als het er eigenlijk niet af" kon. Maar moet ik daar zóó zwaar voor gestraft worden? In geen jaren kom ik er over heen. PAG. 16 DE GROENE No. 3205

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl