Historisch Archief 1877-1940
f
De nieuwe
Negenmannen "
Tl "TEGEN vooraanstaande Nederlanders,
waari\l onder de voorzitters van de kamers van
koop?L T handel en fabrieken te Amsterdam en Rotter
dam, de president van de Nederlandsche Bank en een
gewezen thesaurier-generaal, hebben Zaterdag j.l. een
brief gericht aan den minister-president die een uit
voerige crüiek bevatte op het financieëele en econo
mische beleid der regeering. Het is ondoenlijk deze
crüiek in extenso weer te geven. Volstaan wij, met te
vermelden, dat volgens de onderteekenaars van den
brief de werkelijke schuld op de begrooting voor het
volgende jaar niet, gelijk minister De Wilde becijferd
heeft, f 61.2 millioen bedraagt, maar ten minste
f 198 millioen. Zij wezen er voorts op dat de schuld
toeneming ten laste van den Staat voor de periode
1930?1939 waarschijnlijk de anderhalf milliard
gulden zal overschrijden. Met het oog daarop dringen
zij er op aan dat talrijke kostbare openbare werken,
welker productiviteit in geen verhouding staat tot de
kosten", achterwege zouden blijven. Het geheele
overheidsbeleid", zoo schreven zij, dat thans veelal
is gericht op een kunstmatige welvaartsvermeerdering,
zal omgezet moeten worden in een beleid dat in de
eerste plaats er op gericht is de productiekosten ta
verlagen en de bestaansvoorwaarden van het particu
liere bedrijfsleven te versterken teneinde een natuur
lijke verruiming van de werkgelegenheid te verkrijgen".
T?EN enkele aanteekening is niet overbodig.
Boos*-' aardige critici zouden kunnen beginnen met de
vraag te stellen of wel alle onderteekenaars, waaronder
zich menig directeur eener gereorganiseerde bank
instelling bevindt, het recht hebben zoo hoog van den
toren der financieele crüiek te blazen. Goedaardige
critici hebben er inmiddels reeds op gewezen dat de
kijk der Negenmannen wel wat te pessimistisch is.
Hun brief heette zelfs in de liberale Nieuwe
Rotterdamsche Courant" hier en daar wat te zwart
gekleurd". Het anti-revolutionaire Kamerlid
Wagenaar heeft bovendien aangetoond dat de onder
teekenaars aan het huidige kabinet eischen stellen,
die de grenzen van het redelijke overschrijden. Er is
echter meer. De crüiek der open-brief-zenders is ge
baseerd op de opvatting dat het noodzakelijk is dat
de Staat telken jare voor een sluitende begrooting
zorgt en dat de schuldenlast niet toeneemt. Deze op
vatting is subjectief. Dat is in een opmerkelijk
schrijven, eveneens aan den minister-president
gericht, met klem van argumenten betoogd door
mr. L. A. Pies, den oud-thesaurier-generaal. Wat de
Negenmannen willen, aldus mr. Ries, is in werkelijk
heid : den gulden stutten en daaraan desnoods zoowel
de defensie als de werkloosheidsbestrijding ten offer
brengen. Deze politiek bergt nog grootere gevaren in
zich dan die, welke door de negen onderteekenaars
veroordeeld werd.
Stellig is hiermee het laatste woord in deze belang
rijke aangelegenheid niet gezegd. Wij vreezen echter,
dat de standpunten moeilijk te verzoenen zijn: aan
den eenen kant het standpunt dat vooral door de
Roomsch-Katholieke ministers in ons kabinet ver
tegenwoordigd wordt: dat de noodzakelijke versterking
der defensie en de minstens zoo noodzakelijke
grootscheepsche bestrijding der werkloosheid vergen, dat
door alle bevolkingsgroepen offers worden gebracht en
niet slechts door hen die door de aangeprezen verlaging
der productiekosten getroffen zouden worden. Zij die
zich op dit standpunt stellen, verwachten trouwens dat
een verbetering van den economischen toestand en als
gevolg daarvan een vergrooting van het nationale
inkomen en vermogen de regeering in de volgende
jaren in de gelegenheid zullen stellen, de huidige
tekorten te compenseeren. Deze verwachting is niet
ongerechtvaardigd. De andere opvatting, die in den
eerstgenoemden brief?gelijk onze teekenaar Jordaan
in beeld heeft gebracht door de negen Muzen der
aanpassingspolitiek den minister van financiën wordt
voorgezongen, vermoedelijk niet tot ongenoegen van
menig lid van het huidig ministerie, komt neer op
algeheele verlaging van loonen en salarissen: conse
quente deflatie, die in een vorige eeuw gelaten zou zijn
aanvaard. Men bekreunde zich toen minder om het
lot van een verpauperiseerende bevolkingsgroep.
T\E befaamde Negenmannen die, met den grooten
U Thorbecke aan de spits, in 1844 ingrijpende
voorstellen tot grondwetsherziening indienden, vier
jaar later tot wet verheven, hadden de eischen van
hun tijd verstaan. Is dat met hun huidige navolgers
ook het geval?
N
U
of
N
OOI
Zie
T
den bon op pagina 8
De vierde mo
-POLEN
van heden
Zondag a,s. worden in
Polen verkiezingen ge
houden voor den Land
dag. De Groene"
brengt daarom deze week
een beschouwing over
de politieke verhou
dingen in dezen
merkwaardigen staat van
vijf-en-dertig millioen
inwoners. De schrijfster,
mevr. Mr. M. van
Meurs-v. d. Burg,
wier naam men zich
zal herinneren doordat
de Poolsche regeering
haar in April van dit
jaar naar aanleiding
van haar publicaties
het verder verblijf in
Polen ontzegde is, als
correspondente van de
Nieuwe
Potterdamsche Courant", uitste
kend met de toestanden
ter plaatse bekend.
Mevr. Mr. M. van
1 Meurs-v. d. Burg"
Poolsche landarbeider
Politieke vraagstukken en verhoudingen
POLEN het enorme grensland tusschen
West- en Oost-Europa, met een bevolking,
waarvan ongeveer n derde deel niet tot den
Poolschen volksstam behooit is een typisch
naoorlogsche schepping, een bron van conflicten, met
alle gevaren die hieraan voor het behoud van den
vrede verbonden zijn. Met Polen moest, in de inter
nationale politiek, rekening gehouden worden en
hierdoor, doch ook door de belangrijke rol die aan
Polen na den oorlog als hoofdschakel in het sani
taire cordon om de Sowjet-Unie" toebedeeld werd,
werden de Polen in hun besef, dat zij cultuurdragers
zijn en een historische roeping te vervullen hebben,
versterkt. Die historische roeping ziet Polen in zijn
taak om, zoowel politiek als cultureel, de afsluitdijk
van West-Europa te zijn. De dijk, die West-Europa
voor uit het Oosten komend barbarisme steeds heeft
behoed en zal behoeden en waartegen nog in 1920
het naar het Westen dringend Bolsjewisme moest
afstuiten. Polen zou, door het terugdringen van de
bolsjewiki, West-Europa voor de wereldrevolutie
hebben bewaard.
Men zou wenschen, dat Polen van zijn grooten
vijand en nabuur, de Sowjet-Unie, dit wilde leeren,
dat men, om een grooten achterstand op eigen terrein
te kunnen inhalen, alle energie hierop moet
concentreeren en niet op het verkrijgen van rechten en het
verwezenlijken van idealen, waarvan het vrij on
zeker is of zij het Poolsche volk wel ten goede zullen
komen en die vaak alleen een bewijs zijn van
ultrachauvinisme, machtsbesef en hoogmoed. Typische
voorbeelden hiervan zijn: de strijd voor het ver
krijgen van rechten voor de Polen in het buitenland
en de strijd om koloniën. In het eerste geval b.v.
voert Polen een enorme actie voor het stichten van
Poolsche scholen in het buitenland. Wanneer men
bedenkt, dat Polen juist in de emigratie van zijn
overbevolking naar het buitenland, een oplossing
ziet voor het bevolkingsvraagstuk, dan doet het al
eigenaardig aan , dat men de emigranten die in het
vreemde land voor goed een bestaan gevonden
hebben, toch, het koste wat het kost, voor het eigen
land wil behouden. Doch wanneer men weet hoe
betreurenswaardig de toestanden op onderwijsgebied
in Polen zélf zijn (gemiddeld 23 pCt. analphabeten:
in Oost-Polen 50 pCt.; een enorm tekort aan scholen,
zoodat bijna l millioen kinderen jaarlijks van onder
wijs verstoken blijft), dan zou men wenschen, dat
de energie en het geld die aan de propaganda voor
Poolsch onderwijs in het buitenland besteed wordt,
voor onderwijs in eigen land werd gebruikt.
Als tweede voorbeeld is er de actie voor koloniën.
Deze actie wordt op steeds grooter schaal gevoerd
door de officieele Liga voor Zee en Koloniën. Polen
wil koloniën hebben om zijn overtollige bevolking
te loozen en om grondstoffenbronnen te verkrijgen.
Doch ook in dit geval zou men arbeid en kapitaal,
die aan deze actie besteed wordt, in opbouw en orga
nisatie van het eigen land willen steken.
NAAST deze voorbeelden, die aantoonen, dat
men in Polen dikwijls liever de lommerrijke
kronkelige zijpaadjes dan den stoffigen heeten hoofd
weg bewandelt, blijft de vraag van belang wat
Polen op eigen terrein zal en kan bereiken. Eenig
inzicht in de politieke en economische structuur van
dit land is hiervoor onontbeerlijk, doch het is, vooral
wat de eerste betreft, moeilijk dit te verkrijgen. Het
politieke leven lijkt voor iederen buitenstaander on
doorzichtig en chaotisch. De tegenstellingen en ver
deeldheid die vrijwel nergens zoo groot zijn als in
Polen, zijn hieraan in de eerste plaats schuld. De
tegenstellingen bestaan tusschen het half feodale
achterland en het moderne industriecentrum, tus
schen de bezittende klasse en het proletariaat (een
middenstand bestaat nog vrijwel niet), tusschen de
Poolsche- en Minderhedengebieden, doch ook tus
schen de Poolsche landsdeelen onderling. De oude
Russische, Duitsche en Oostenrijksche gebieden
dragen ieder een geheel ander karakter en ook van
een eenheid van het Poolsche volk, qua volks
karakter, kan men hierdoor slecht spreken. De
verschillende invloeden lieten zich hier door de
eeuwen heen gelden. Een boer uit het oude Duitsche
deel is in het algemeen ontwikkelder, zelfbewuster
en energieker dan een boer uit het verwaarloosde
oude Russische deel. Hier zijn slaafschheid, gebrek
aan energie, activiteit en ontwikkeling, kenmer
kende eigenschappen.
Pilsudski heeft wel begrepen, dat een zuivere
dictatuur in zijn land geen kans van slagen had.
Hij heeft zich nooit als dictator naar voren laten
schuiven, doch slechts verholen de dictatuur uit
geoefend, om te trachten op die manier orde en
rust, noodzakelijk voor een militair sterken staat,
te brengen. Een opvolger, die evenals hij, zonder
grondwet op dictatoriale wijze zou regeeren, heeft
hij niet gewenscht. Toen hij wist dat hij spoedig zou
sterven, heeft hij dan ook een nieuwe grondwet
in het leven geroepen waarin de machtspositie van
de regeering uitdrukkelijk werd omschreven. De
Landdag (Sejm), die door Pilsudski als wetgevend
lichaam reeds genegeerd werd, werd nu officieel
tot controleerend lichaam gemaakt. De hoogste
macht kwam in handen van den President. De regee
ring is alleen aan hem verantwoording schuldig.
De functies die Pilsudski had bekleed (Maarschalk
van het leger en Minister van Oorlog) werden ge
scheiden. Rydz-Smigly werd hoofd van het leger,
Kasprycki Minister van Oorlog. Pas een jaar na
PAG. 4 DE GROENE No. 3205