Historisch Archief 1877-1940
endheid van Europa
Pilsudski's dood werd Rydz-Smigly toch in rang
verheven. Hij werd Maarschalk van het leger en de
tweede man" in den Staat, die naast den President
komt te staan, en wiens bevelen door de
regeeringsorganen opgevolgd moeten worden. Men zag nu in
Rydz-Smigly algemeen den opvolger van Pilsudski
als semi-dictator. Theoretisch was dit misschien
juist, doch in de practijk bleek dit toch niet het geval
te zijn. Rydz-Smigly is nu eenmaal geen Pilsudski.
Hij is niet zoo'n krachtige persoonlijkheid en hij
heeft niet de stralenkrans om zich van redder en
stichter van het nieuwe Polen.
Na Pilsudski's dood is het chaotische element ook
weer meer naar boven gekomen. De huidige regee
ring is zwak en blijft alleen bij gebrek aan een op
volger in stand. De oppositie is groot, de aanhang
der regeering klein, doch geen van de oppositie
groepen bleek nog sterk genoeg om de macht in
handen te nemen. In de Sejm is de oppositie niet ver
tegenwoordigd, daar zij de laatste verkiezingen ge
boycot heeft als protest tegen de on-democratische
kieswet die in strijd met de grondwet zou zijn op
gesteld. Voor de opposite werd het nu moeilijker
om langs den legalen weg de macht in handen te
krijgen, hoewel haar het bestaansrecht niet ont
nomen werd. De regeering durfde de oppositie niet
verbieden (uitgezonderd de communistische partij),
daar een sterke illigale actie geheel oncontroleerbaar
zou zijn en daardoor een veel grooter gevaar zou
kunnen opleveren.
DAT deboerenpartijeenbegeerenswaardige part
ner is voor allerhande politieke partijen, blijkt
wel uit de pogingen die door deze partijen worden
aan gewend om tot samenwerking te komen. Er zijn
verschillende oorzaken waarom het de boeren nog
niet gelukt is de politieke macht te verwerven. Ten
eerste is de verdeeldheid onder hen vrij groot. De
verschillende stroomingen komen vooral naar boven
wanneer het de economische vraagstukken betreft.
Over de kwestie, dat men eerst de politieke macht
moet verkrijgen, is men het wel eens en hierop is nu
ook alle aandacht gericht. De economische pro
blemen worden zooveel mogelijk ter zijde gesteld en
zoolang de boerenleider Witos in de verbanning leeft
sinds 1933 is dat het geval zal de verdeeldheid
niet zoo scherp aan het licht hoeven te komen.
Witos is voor de boerenbeweging een held en een
martelaar geworden. Men beschouwt hem nog steeds
als den leider (de tegenwoordige leiders zijn slechts
plaatsvervangers voor Witos) waarachter men zich
eensgezind meent te kunnen scharen. Mocht Witos
echter terugkeeren en het leiderschap daadwerkelijk
weer in handen nemen, dan is de mogelijkheid niet
uitgesloten, dat hij toch niet alle stroomingen in
deze beweging tevreden zal kunnen stellen. Witos
zal waarschijnlijk het conservatieve element in de
boerenbeweging als aanhang hebben en de radicale
stroomingen van zich vervreemden waardoor de
verdeeldheid scherp naar voren zal komen.
In de tweede plaats zijn de
organisatie-moeilijkheden groot. Door het gebrek aan verkeerswegen en
moderne verkeers- en verbindingsmiddelen (radio
komt op het land nog vrijwel niet voor) is het niet
makkelijk om onderling contact te verkrijgen. Hier
door, en ook door het gebrek aan ontwikkeling van
een groot deel der boerenbevolking, kon men nog
altijd geen eigen pers tot stand brengen. Er is een
weekblad, doch een dagblad ontbreekt, De socia
listische bladen in de groote steden zijn daarom ge
woonlijk de spreektrompet van de boerenpartij.
In de derde plaats tenslotte is de invloed van de
boerenpartij niet overal even sterk en in West-,
Noord-Oosten Centraal-Polen zelfs vrij zwak. Hier
hebben de nationalistische groepen meer aanhang
onder de boeren gevonden. De samenwerking met
de Oekraïnische bevolking wordt door het nationa
liteiten-vraagstuk onmogelijk gemaakt, want zoo
lang de boerenpartij zich, wat het minderheden
vraagstuk betreft, op nationalistisch standpunt stelt,
weigeren de Oekraïnische boeren elke samenwerking.
De Minderhedenkwestie zal dus ook voor een
boerenregeering een "groot struikelblok blijven.
HET is ondoenlijk om in kort bestek alle fac
toren die een sociale opbloei in den weg staan,
te bespreken. De minderhedenkwestie, de persoon
lijke strijd tusschen de verschillende politici (die
in Polen een grooten omvang heeft aangenomen) en
de corruptie, zouden zeker tot die factoren gerekend
kunnen worden en een bespreking waard zijn.
Tenslotte is het ook mogelijk om een opsomming
te geven van dat, wat in deze jaren van onafhanke
lijkheid in Polen nu wél tot stand is gebracht, doch
ik heb gemeend dit beter te kunnen overlaten aan de
reizende journalisten. Dat er door het Polen van na
den oorlog iets tot stand gebracht is en dat er ook veel
te bewonderen valt, dat staat vast.
Economische moeilijkheden
in het huidige Polen
1~\E Poolsche onderstaatssecretaris voor handel
j l heeft enkele maanden geleden in een
weten* ^ schappelijk artikel geschreven: Polen is
een land zonder negentiende eeuw". Hij had vol
komen gelijk. Terwijl in de negentiende eeuw in
West-Europa een machtige industrie werd opge
bouwd, die een verhooging van het algemeene
welstandspeil mogelijk maakte; terwijl in de voor
naamste landen de groote landerijen opgedeeld
werden onder scharen ijverige kleine boeren die den
bodem intensief gingen exploiteeren, bleef Polen
stationnair. Erger nog: door het tsaristisch régime
werd het n cultureel n economisch naar een ver
gelijkenderwijs steeds lager peil teruggedrongen.
Samen met de andere Russische randstaten (Estland,
Letland, Litauen), met Italië, Bulgarije en Roemeni
hoort Polen volgens recente Amerikaansche bere
keningen dan ook tot de zeven armste landen van
Europa. De staatsinkomsten en -uitgaven zijn er per
hoofd van de bevolking nauwelijks een tiende van
die in Engeland. De verkeerstoestanden zijn be
droevend: de wegen zijn slecht en modern
welstandscriterium ! er zijn weinig auto's om ze te
berijden. Vergelijkenderwijs heeft Holland er
vijfen-twintig maal meer. Er is nog steeds veel
analphabetisme: het platteland telt dan ook slechts n school
per vijftigduizend inwoners. In het algemeen zijn de
sociale toestanden zoo slecht, dat blijkens
mededeeling van den minister van onderwijs nog niet
n derde der schoolkinderen werkelijk gezond is.
Het komt in arbeiderskolonies herhaaldelijk voor dat
er groote stadskinderen arriveeren van tien, twaalf
jaren oud, die nog nooit suiker hebben geproefd en
nog nooit vleesch hebben gegeten. En dit land heeft
dan bovendien nog onder de crisis geleden in een
mate, sterker dan welk land ook ter wereld, met uit
zondering slechts van de Vereenigde Staten. Vier d
vijf jaar lang was er de helft der arbeiders werkloos.
T)E economische moeilijkheden van dit
vijf-enU dertig-millioenen volk moet men benaderen
van den kant van den landbouw, in welke bedrijfstak
nog steeds bijna drie-kwart van de bevolking zoo al
geen onderhoud, dan toch bezigheid vindt. Het
agrarisch vraagstuk in Polen is op zichzelf onop
losbaar ; de landerijen zijn te klein om een voldoenden
oogst op te leveren voor den boer, en omdat de boer
geen geld heeft, kan hij zijn uitrusting niet ver
beteren. Twee jaar geleden heeft een Poolsch onder
zoeker gedetailleerd de toestanden onderzocht in een
Poolsch district, dat er niet extra-goed of
extraslecht voorstond. Hij constateerde om een veel
zeggend voorbeeld te vermelden , dat in de maand
September in de gezamenlijke winkels van twee
dorpen, samen met tienduizend inwoners, gekocht
was: n zeis, zes knoopen, een aluminiumbeker en
een handvol spijkers. De totaal verarmde boeren
moesten zich voeden met aardappelen, brood, een
beetje groente en wat magere melk. Drie kwart van
de kinderen was tuberculeus. Artsen ontbraken. Hoe
deze armoede te verklaren? Een van de voornaamste
oorzaken is deze, dat de Poolsche boerenfamilie over
te weinig land beschikt, meestal over slechts enkele
hectaren. Bovendien is dat in den regel geen aaneen
gesloten, maar een totaal verkruimeld gebied: Polen
heeft boerderijen van 5 ha., die uit honderd ver
schillende stukjes bestaan. Het weinige dat het land
opbrengt, moet dan bovendien nog over te veel monden
worden verdeeld. Op honderd ha. geëxploiteerd land
wonen in West-Europa ongeveer veertig, in Polen
daarentegen honderdtien menschen. Deskundigen
schatten dat er op het Poolsche platteland acht
millioen menschen teveel wonen. Wat kan men
doen, om in dezen toestand verbetering te brengen?
Men kan in de eerste plaats de landerijen der groot
grondbezitters verdeelen, en dat is inderdaad op
groote schaal geschied, vooral in West-Polen, waar
de bodem in Duitsche handen was. Men kan voorts
de bodemversnippering door ruilverkaveling be
strijden de productie stijgt hierdoor gemiddeld
met een derde . Talrijke staatscommissies zijn met
dit delicate werk belast. Men kan tenslotte van
onbebouwbaar land bebouwbaar land maken. Hier
voor is nog ongeveer twee millioen ha. geschikt. Al
deze maatregelen zijn echter onvoldoende om het
groote probleem der landelijke overbevolking op te
lossen. Hiervoor is er slechts n middel, een middel
waartoe de West-Europeesche landen in de negen
tiende , Rusland en Japan in de twintigste eeuw
hun toevlucht hebben genomen : industrialisatie.
TTELAAS ook de Poolsche industrialisatie
?*?* staat er niet al te best voor. Het land is arm,
de uitvoer van landbouwproducten brengt weinig op.
Het beschikt daardoor slechts in geringe mate over
de middelen om in het buitenland de noodige grond
stoffen te koopen, wat vooral voor de metaalindustrie
groote moeilijkheden met zich mee brengt. Bepaald
arm aan grondstoffen is Polen echter niet. Een
ernstiger hinder paal voor de industrieele ontwikkeling
is het ontbreken van kapitaal. Aan arbeiders zou
het een groote Poolsche industrie niet ontbreken,
misschien wel aan volgzame arbeiders. Bedroevende
sociale toestanden geven voedsel aan hun ontevreden
heid. Men kan zich inderdaad van de ellende in
fabriekssteden als Warschau en Lodz moeilijk een
beeld vormen. Voldoende te weten, dat er drie
vierde der woningen slechts uit n kamer bestaat en
dat desondanks de helft door meer dan twee personen
wordt bewoond.
MEN moet erkennen: er zijn minder actieve
Poolsche regeeringen geweest dan de tegen
woordige. Zij is echter niet bij machte de problemen
des lands bij den wortel aan te pakken. Vóór alles
wil zij Polen tot een groote mogendheid maken,
zoo mogelijk tot de vierde van het vasteland van
Europa. Daartoe getroost zij zichzelf en eischt zij
van de bevolking onmetelijke offers. Een buiten
sporig percentage van het nationaal inkomen wordt
voor leger en vloot uitgegeven. Men tracht koloniën
te krijgen, terwijl de economische mogelijkheden van
het toekomstige moederland nog bij lange na niet
uitgeput zijn. In die omstandigheden wordt de ver
houding tusschen regeering en volk er niet beter op.
De generaals kunnen het land eigenlijk slechts
beheerschen dank zij de verdeeldheid hunner tegen
standers. Waarschijnlijk zal de regeering echter
toch in toenemende mate aan de behoefte aan land van
de arme boeren en aan de hehoefte van hoogere loonen
van de stedelijke arbeiders gehoor moeten geven, wil
zij haar macht handhaven. J.
PAG. 5 DE GROENE Ne. 3205
Straat in een Poolsch dorb