Historisch Archief 1877-1940
Maurice Gilliams
VOOR de ontwikkeling welke tot het beeld
der moderne Vlaamsche litteratuur geleid
heeft, zij herinnerd aan den grooten invloed
van de generatie van Van Nu en Straks, te verge
lijken met ons geslacht van De NieuweGids. Tegen
doode conventie in, heeft zij de vrijheid, natuurlijk
heid en uitdrukkingskracht der taal verruimd. Zij
bracht een waarachtiger en krachtiger, vuriger en
bewogener geest in de op dat oogénblik voor een
groot deel in vooze en leege welsprekendheid onder
gegane Vlaamsche letteren. Zij heeft mede de
grondslagen gelegd tot de vernieuwing, welke het
letterkundig leven in Vlaanderen voorgoed uit de
kluisters van een enghartig locaal-chauvinisme en
provincialisme heeft bevrijd. Zij heeft het op breeder
basis de algemeene stroomingen van het
Europeesche geestesleven doen weerspiegelen.
Een vergelijking met den gang van zaken in
Noord-Nederland gaat echter maar heel gedeeltelijk
op. Ook na de bedoelde verovering van een nieuwe
vrijheid en werkelijkheidszin bleef in het katholieke
Vlaanderen uiteraard de oude gebondenheid aan
een (gothisch te noemen) overlevering en folklore,
innig met het volkseigene samengegroeid, een
grooter rol spelen dan bij ons. In een naïever
prachtHevendheid, een zuidelijker, spontaner warmte,
schittering en zintuiglijkheid, tot in de uitdrukking
en woordkeus toe (men denke slechts aan Van de
Woestijne), sprak zich een ander volkskarakter uit
dan in onze bezonnener, stiller, meer in zichzelf
gekeerde beschouwelijkheid. Men mag aannemen
dat deze verschillen wederzijds bevruchtend hebben
gewerkt.
De markante en merkwaardige leidersfiguur
Vermeylen was van dat nieuwe Vlaanderen de denkende
geest; Van Langendonck het zingende hart, besef
fend de eenzaamheid van den fel en opnieuw voor
eigen rekening voelenden mensch. Het machtige
en veelzijdige oeuvre van den grooten kunstenaar
Van de Woestijne, die tot het laatst toe met zijn tijd
is mede geëvolueerd zonder daarom iets van den
eigen aard op te geven, blijkt hoe langer hoe meer
van centrale beteekenis te zijn geweest. Dezelfde
barokke volheid leidde bij een Teirlinck wel eens
tot een ietwat gekunsteld eclectisme en opzettelijk
cosmopolitisme. Maar hoe ongaarne zouden wij
den fijngevoeligen smaak, de geestige verbeelding,
de speelsche charme, het zinrijke inzicht van zijn
beste werken missen in het geheele aspect van de
litteratuur onzer Vlaamsche vrienden.
MET overslaan van de tusschenliggende stations,
springen wij van diteene groote moment, Van
Nu en Straks (dat ziet men af van den genialen
eenling en wegbereider Gezelle de geboorte der
moderne Vlaamsche letteren mag heeten) over op
een andere diep ingrijpende periode: den wereld
oorlog. Als gevolg van dezen deden zich bovenal
twee factoren gelden: een versterkt zelfbewustzijn
letteren
Walschap (en vaderschap)
N.V. KUNSTHANDEL
P. DE BOER
HEERENGRACHT 474
AMSTERDAM
?
OUDE MEESTERS
van het Vlaamsche nationalisme, en een verwijding
en losmaking van het maatvolle levensgevoel tot
een algemeene menschenliefde. Het eerste element
werd met nadruk door Wies Moens vertegenwoor
digd; beide samen door de gansche dichterschool,
welke hij initieerde, en die hij was voorgegaan met
in heftige gevoelsstuwingen de regelmatige prosodie
tot dithyrambische vrije verzen te verbreken.
Het (Duitsche) expressionisme werd een tijdlang
in Vlaanderen de poëtische stijl. Het verslapte ge
meenlijk een onontbeerlijk vormbesef, maar nam
anderzijds eigen gestalte aan in een genialen experi
mentator als de jong gestorven Van Ostaijen. Bij
ons was het Nijhoff, die het eerst tegen de bedoelde
vormverslapping optrad, welke ook in Holland, zij
het merkwaardigerwijze voornamelijk onder de
katholieke jongeren, vasten voet had gekregen. In
Vlaanderen werd deze reactie ingeluid door de
dichters van 't Fonteintje (Roelants, Minne,
Herreman e.a.). Zij had daar echter tegen een veel
verbreider en ingewortelder verschijnsel op te tornen en
werkte dus langzamer door. Velen, en niet de
slechtsten wij denken b.v. aan een Marnix
Gijsen zijn hardnekkig hun aanvankelijken trant
blijven handhaven. In den regel echter zijn alle
latere stroomingen der litteratuur van het buitenland
evenals door Holland ook door Vlaanderen gegaan.
HIERDOOR mede vertoont sedert 1918 het
proza in zijn verscheidenheid een eenigszins
chaotisch aspect, dat een overzicht bezwaarlijk
maakt. De regionale of boerenroman, destijds door
Streuvels met breeden epischen adem tot een indruk
wekkend monument van Vlaamsch naturalisme
gemaakt, door Buysse in koeler, latijnscher trant
tot klassieke beheersching gekomen, werd door
auteurs als Timmermans en Claes geheel op het
anecdotische, expressief stemmingsvolle en locaal
schilderachtige gericht. Met zijn sensitief, subtiel,
uiterst zorgvuldig bewerkt proza bleef Toussaint van
Boelaere, een wat geïsoleerde figuur, hoewel tot de
oudere generatie van Vermeylen c.s. behoorend,
in de vernieuwing zijner middelen een geheel
hedendaagsch auteur. Rijke verscheidenheid vertoonde de
bloeiende romankunst, waaraan de edel evenwich
tige De Pillecijn met zijn gedragen toon, de uit
menschelijke deernis en sociaal meevoelen bewogen
stem van Zielens, en vele andere uitstekende schrij
vers glans verleenden. Roelants met zijn sierlijke,
sober beheerschte, intieme werk, bloedwarm levend
ondanks zijn scherpzinnigheid, is een bewijs dat het
aanwenden van een precies vernuft toch de volle
drift van een ontvankelijk temperament niet behoeft
uit te sluiten.
EEN curieuze geest is Maurice Gilliams, bij wien
een intensieve verbeeldingskracht, een ruime
sensualistische ontvankelijkheid, een romantische
visie en zeer plastische fantasie samengaan met de
edele evenmaat van een zeer eigen en gaven stijl.
Ook als dichter is hij belangrijk: hij debuteerde met
min of meer surrealistische, experimenteele verzen,
waarin de expressionistische uitbundigheden der
vroegeren zich reeds keerde naar het elegantere
classicisme van zijn en anderer later proza. Iets van
dit merkwaardige samengaan van een
los-associeerende verbeelding met een tot traditioneele prosodie
terugwijzende vormgeving treft men b.v. ook aan
bij den jongen en zeer veel belovenden dichter
Decorte.
Een aparte plaats neemt de voortreffelijke dichter
Van Nijlen in, wiens nu reeds als klassiek te be
schouwen verzen tot het beste behooren van de
poëzie, welke in ons land door Bloem en andere
dichters der generatie van 1910" wordt vertegen
woordigd.
Op het gebied der moderne dichtkunst van het
Nederlandsche taalgebied is Willem Elsschot een
ware voorlooper geweest, een omstandigheid welke
door de grootere faam van zijn proza wel eens uit
het oog wordt verloren. Lang voordat sprake was
van de tegenwoordige, soms wel eens als
Forumpoëzie bestempelde verzen, tellurisch, sarcastisch,
gesproken", anti-epigonistisch-aesthetisch,
Greshoviaansch, Du Perronesk, bereikte Elsschot reeds een
onbetwistbaar hoogtepunt in dit genre. Hij schreef
toen gedichten, welke overigens in portefeuille
bleven en, eerst circa twintig jaar later gepubliceerd,
in hun magistrale en representatieve grootheid de
kenners zouden verrukken.
De romans van Elsschot hebben een nieuw en
belangrijk element in de Vlaamsche letteren ge
bracht. In een tot het uiterste van pathos, effect
bejag, overbodige beschrijvingsdetails, lyriek en
gewestelijke woordpralerij ontdaan, naakt en
nuttig proza, dat juist daardoor grooten indruk
maakt, heeft hij met zelfironie en genadeloos
verisme de zakelijkheid in den groei van
Vlaanderen's litteratuur binnengevoerd. Een zakelijkheid
overigens, welke ondanks de groote beknoptheid
van zegging en nuchterheid van geest, toch een door
dringend zielkundig vermogen en een, met schroom
onuitgesproken gelaten, ontroerende gevoelsdiepte
niet uitsluit.
TEN slotte Gerard Walschap. Hem beschouw ik
als den onbetwistbaren meester van de mo
derne romankunst in Noord- en Zuid Nederland.
Alleen door de kracht van zijn werk en persoonlijk
heid want elk streven naar litterair leiderschap of
theoretische beïnvloeding is hem vreemd , heeft
hij geheel een school van jongere navolgers in
Vlaanderen en Holland doen ontstaan. Zonder zijn
en Elsschot's voorbeeld zouden auteurs als b.v.
Demedts, Matthijs, Berghen, wijlen Fonteyne, en in
ons land, onder vele anderen, Elisabeth Augustin,
niet goed denkbaar zijn geweest.
Walschap heeft een bizonder oorspronkelijke
schrijfwijze gevonden, van ontzaglijke compactheid
en indrukwekkende soberheid, om met visioenair
meesterschap zijn geniale visie op den mensch,
sub specie aeternitatis", te verbeelden. Van de
thans levende jongeren is hij de grootste schrijver
in ons taalgebied. Zijn intuïtief psychologisch in
voelingsvermogen doet hem de geheimste worste
lingen der menschenziel ontraadselen. Hij stelt
deze tegen den metaphysischen achtergrond van
blijvende levenswetten en -waarden, en in een licht
van lotsbestemming dat, hoewel met de redelijkheid
van een modern intellect verklaard, aan de
Grieksche tragici doet denken.
De taal, waarin hij zijn werken tot leven brengt,
is uiterst beknopt en, zonder in het bizonder visueel
te zijn, steeds beeldend en van dwingende suggestie.
Zij beschrijft nergens, zij vat samen; zij is een soort
kortschrift, waarin alleen het diepst wezenlijke
behouden blijft. Elk onderdeel is noodzakelijk en
verantwoord. Niet echter door een verstandelijk
procédéis dit bereikt, door een bewust overwogen
styleering, maar door iets veel meer elementairs:
de scheppingskracht van den uitzonderlijk grooten
kunstenaar. De diepten van het menschelijke ge
moedsleven zijn daarmede gepeild op een wijze,
welke in de moderne litteratuur nauwelijks haar
wedergade heeft.
Al wie onze taal spreekt mag trotsch en dankbaar
zijn, een schrijver als Walschap onder zijn
tijdgenooten te hebben. Dit weegt op tegen veel, wat
diezelfde tijd aan menschelijke waarde en waardig
heid vernielt.
VICTOR E. VAN VRIESLAND
PAG. 13 DE GROENE No. 3207