Historisch Archief 1877-1940
IN geen enkel opzicht had ik het ooit mijn vader
naar den zin kunnen maken; ik behoorde niet
tot het soort kinderen dat hij mocht, innerlijk
en uiterlijk niet. Hij hield van rustige, gematigde
kinderen en menschen met ernstige en behoorlijke
gezichten, kinderen die het tot iets zouden brengen
en menschen die het tot iets gebracht hadden in de
maatschappij. Mijn wanhopige luide huilbuien vond
hij al even onuitstaanbaar als mijn niet te stuiten
lachaanvallen, hij begreep ze beide niet, hij kon zich
niét voorstellen dat er dingen bestonden waar je zoo
waanzinnig om huilen of zoo uitbundig om lachen
moest. Mijn vader heb ik trouwens zelf nooit zien
huilen, en lachen deed hij heel spaarzaam met de
lippen op elkaar en dan leek het nog of het hem
moeite kostte. Soms werd het groen van zijn oogen
even wat blauwer, en dat was zijn manier van
lachen; het stond heel mooi, maar het was niet voor
mij bestemd. Hij kon mij met zulk een kouden en
misprijzenden blik aankijken, vooral bij de woeste
huilbuien, dat ik me tot een niets voelde
inschrompelen en uit armzalige reactie tot brutaliteiten over
ging, die het heele gezin met afgrijzen als een soort
heiligschennende en revolutionnaire taal aanhoor
de: ,,Laten we die vent er toch uitgooien," stelde
ik brullende mijn kleine bevende moeder voor, hij
vindt het toch niks prettig bij ons en laten we ge
zellig kamers gaan verhuren zooals bij- Jopie Kuyl,
zij heeft een vader, nou, die heeft pret voor tien,
als hij zijn borreltje maar heeft. Laatst hadden ze
geen kolen meer, toen heeft Jopie's vader een tree
uit de trap gezaagd, toen moesten ze allemaal zoo
leuk springen om bij de straatdeur te komen."
Ik huilde al niet meer, maar lachte door mijn tranen
heen bij de herinnering aan de aparte
stookvoorziening in den huize Jopie. Laat ze haar gezicht
gaan wasschen," reageerde mijn vader kil, en doe
in 's hemels naam een lintje of een kam in dat
kapsel van Piet de smeerpoets en wanneer ze dan
weer aan tafel komt, moet ik weten waar die Kuyls
wonen."
Mijn kapsel was mijn zwdkke punt, mijn haar
wilde niet langer worden dan een eindje over de
ooren en ook dit was niet naar den smaak van mijn
vader. Alle nette meisjes van een jaar of dertien
droegen toen een of meer vlechten of iets dat met
een strik werd opgenomen op den rug.
Je kunt me doodslaan," riep ik akelig sensatio
neel, maar ik vertel niet waar de Kuylen wonen,
nooit, nooit, nooit."
Mijn vader kwam niet te weten waar de Kuylen
woonden, want Jopie's moeder noemde zich nog
steeds aldus naar haar eersten man, waarvan ze
gescheiden was, terwijl volgens den burgerlijken
stand dit chaotische gezin d'Ersigny heette naar
het tegenwoordige gezinshoofd, den vroolijken heer
met de borreltjes; deze verloochende echter zijn
mooien ouden naam voor de rekeningen die hij niet
betalen kon en zoo noemde het heele geval zich dan
Kuyl. Tegen Jopie zei ik echter, zich als Jolanthe
d'Ersigny voor te stellen, wanneer ze mijn vader
mocht ontmoeten en zoo liet ik de Kuyl's in het
Niets verdwijnen, want is iemands bestaan niet ge
lijk aan het levende lijk" van Tolstoy's
tooneelstuk, wanneer zijn naam noch in het telefoon-, noch
in het giro-, noch zelfs in het adresboek voor
komt? en dat was het geval met den naam Kuyl,
die in geen dezer bijna gewijde registers onzer
hedendaagsche geordende maatschappij te vinden
was; wel de naam d'Ersigny, maar dat kon mijn
vader niet weten, toen hij den halven avond
naarstiglijk op zoek naar dezen omineuzen naam Kuyl
toog.
Tante Cornelia met de twee nichten van moeders
kant kon ik niet zoo gemakkelijk in het Niets laten
verdwijnen. Ze kwamen maandelijks over uit Oude
water. Alles in. Oudewater was volmaakt: Oude
water zelf, het rundvleesch, de dienstboden, en
last not least Tante met de dochters: Ankwordt
nu vlug kweekeling en Lien zit al in de derde van de
H.B.S., wat een taaie rollade hebben jullie hier en
ik zeg altijd, mooie kruimige aardappelen, al zijn
ze van de klei, krijg je toch alleen maar bij ons in
Oudewater." Daarbij aten ze porties van ons taaie
vleesch en onze glazig" genoemde aardappelen,
waarnaar ik met open mond keek, en het is tot mijn
groote verontwaardiging voorgekomen, dat er voor
mij geen stukje pudding meer overbleef Hoewel,
je maakt het beste pudding met wat meer eieren."
Mijn vader nam ongeveer evenveel notitie van
Tante en nichten, of ze een hinderlijk soort
gramofoon waren. Soms trok hij even onwillig zijn mond
hoeken naar beneden bij hem teeken van uiterste
geprikkeldheid, als Tante Cor niets dan onaange
name dingen zeide, en Moekie met hoogroode
gloeiende wangen haar verwanten bezig hield met
conversatie, schotels aanbieden en gelijk geven,
wat ik nog het ergste vond. En niet genoeg dat ze
op gezette tijden onvermijdelijk terugkwamen als
verkoudheid, voorjaarsschoonmaak en muggen, op
een mooien Meidag brachten ze ook nog een zekere
Hannes mee. Hannes de verloofde van de zestien
jarige Ans met de schrale vlechten, die vanaf dit
keerpunt in haar leven tot een knotje in haar molligen
nek opgerold werden. Hannes bezat een vooruit
stekende adamsappel, dien naren naam, een graad,
en was bezig een tweeden graad te halen. De heele
familie van Hannes had dat gedaan, graden ge
haald. In mijn onverstand trok ik hieruit de con
clusie, dat ze allemaal te kleine keelgaten hadden
en ik vroeg of ze zich zoo geregeld verslikten. Maar
het waren geleerdheidsgraden, geen graten, zooals
de Tantesfamilie met diepe minachtig voor mijn
onwetendheid mededeelde. Wat blijft dat kind
achterlijk, hè," insinueerde Tante, geen wonder
dat dat haar nou maar niet verder groeien wil. Als
je niet beter wist, zou je zeggen dat ze zoo van de
zigeuners kwam."
Daarentegen werd een loflied op Hannes aan
geheven, op zijn deftige afkomst: hij is van eerste
familie," zijn knapheid en zijn beginselvast karak
ter: Als eerstejaars student werd hij direct geheel
onthouder hij kon niet tegen dat ruwe ontgroe
nen nooit heeft hij meer een druppel sterken
drank geproefd." Hannes staarde met waterige
oogen in de verrukte van nicht Ans en vertelde op
een toon of hij in trance verkeerde, dat hij vergees
telijkt leefde, vegetariër en aestheet was en sinds
vijf jaar drankvrij. Hij herhaalde met zulk een
pathos: Nooit zal ik meer een druppel drank aan
roeren," alsof het heil der menschheid hiervan af
hing. Zonder eenigen overgang declameerde hij
zonder de minste gêne het an sich" mooie gedicht
van Heine: Du bist wie eine Blume", dat was op
Ans bedoeld. En toen kon ik het niet meer uit
houden: Jopie Kuyl heeft werkelijk een gezichtje
als een bloem en niet als een roode kool, haar vader
is frenioloog of zooiets en zoo vreeselijk ethisch"
(ik verwarde toen nog al vijandige begrippen) dat
hij de onderste traptree niet meer mooi vond, her
inner je je wel, vader, maar ze krijgen een nieuwe
van mahoniehout." (Bij ongeluk gebruikte ik het
goede woord, want was het trap-zagen niet een
ethische" handeling ten nutte en ter verwarming
van zijn geheele gezin geweest?) En," eindigde ik
na een onheilspellende pauze, er is nu letterlijk
niemand bij de Kuylen die smakt bij zijn eten."
Want Hannes, die geweldige porties kool en aard
appelen naar binnen werkte, smakte, duidelijk en
voor iedereen hoorbaar. Misschien een slechte ge
woonte bij het vele studeeren en abstracte denken
opgedaan. Of een rest van een nog niet overwonnen
dualisme, een kleine wraak van zijn physieke con
stitutie, van den ouden Adam", tegen het dit
physiek ergerend proces van vergeestelijking". Ove
rigens had ik het woord phrenoloog dien middag bij
den natuurkunde-leeraar opgepikt, die buiten zijn
programma was gegaan bij de beschouwing van den
menschelijken schedel (de verwonderlijkste schaal
ter wereld, had hij duister gezegd). Soms onthield
ik de raarste woorden, terwijl het gewone lesrooster
dat voor me bleef, wat de naam oorspronkelijk aan
duidt: een rooster, waar alles doorheen valt.
Onverstoorbaar smakkende gaf Hannes een cursus
in de phrenologie, met moeilijke woorden als
dolichocephalen en brachycephalen (ter verduidelijking
wees hij op zijn eigen al te langgerekt hoofd en den
breeden steeds somberder wordenden sche
del van mijn vader). Moeilijk, hè, vader," zei ik.
Daar doet Jopie's Pa nou in." Toch wilde ik mijn
vader volstrekt niet voor den gek houden, zulk een
trotsch, sterk man, zooals hij daar zat en at en dat
pedante domme gekakel rustig over zich heen liet
gaan. Natuurlijk had ik altijd graag gewild, dat hij
me wel mocht. Dien inval van den phrenoloog had
ik bedacht, om Hannes te intimideeren. Maar
Hannes was niet te intimideeren, daar had hij en
zijn familie te veel graden voor en zijn gesmak
scheen hij, zelfingenomen als hij was, zelf niet eens
te hooren.
Toen hij den schedel van mijn vader wilde gaan
meten, die hem blijkbaar sterk fascineerde, stond
deze op en zei beleefd niet langer te kunnen blijven
wegens een dringende conferentie. Hij waarschuwde
Hannes ernstig voor de pudding: er was een beetje
marasquin in. Dien middag kreeg ik eindelijk eens
een behoorlijke portie podding" (zooals men in
Oudewater zei), want Tante en nichten aten nu ook
nooit meer iets, waar drank" in zat; ze spraken
het woord met zooveel afgrijzen uit, alsof de geurige
marasquin het gevaarlijkste vergif ter wereld was.
Daar ik toevallig nog even langs het kantoor
kwam, zag ik dat de dringende conferentie van mijn
vader bestond in het rooken van een sigaar en het
lezen van den Max Havelaar". Toen vatte ik het
plan op, dat wellicht vreeselijke, in elk geval resul
taten zou hebben. Ik vroeg onzen goedigen boek
houder met zijn fraai handschrift een zin voor mij
op te schrijven; een enveloppe en een postzegel gaf
hij mij erbij.
De zin luidde: Verzoeke beleefd van verdere be
zoeken verschoond te blijven.
VIER rustige weken gingen voorbij zonder en
spoor van de Tantes-familie. Vader had al eens
terloops gezegd: Komt Oudewater niet meer op
dagen?" Moekie merkte beschroomd op: Was je
niet een beetje erg stijf den laatsten keer?" Ik kan
ze toch niet om den hals vallen," antwoordde mijn
vader en de voorstelling van deze omhelzing was
zoo raar, dat ik in een van die gelaakte lachbuien
verviel.
Tot ik eenigen tijd later in de zeldzame gelegen
heid werd gesteld om te zien, hoe het koele groen
in mijns vaders oogen die eigenaardig mooie blauwe
nuance kreeg, wanneer hij ergens plezier in had.
En hij zei er iets ongehoords nog bij: Dat heb je
niet onaardig gedaan."
Tot groote ontsteltenis van mijn moeder vertelde
hij dan, hoe hij niets kwaads vermoedend in Oude
water had rondgeloopen bij een bezoek aan een
vriend en hoe op een winderige hoek van de Hoofd
straat plotseling Tante en nichten als furies op hem
waren afgestoven. Hij had er niets van begrepen,
tot ze hem de verfrommelde en stukgelezen brief
toonden met het bovenvermelde beleefde verzoek.
Het begin eener familieveete.
Tante en nichten en Hannes zijn hun heele verdere
leven kwaad gebleven almaardoor kwaad. En ik
moest mijn vader plechtig beloven, nimmermeer een
dergelijk verzoek aan wie ter wereld ook te richten.
Ditmaal kwam het goed uit," mompelde hij in
zich zelf, stel je voor eiken keer die arrogante
smakkerd er ook nog bij !" En hij rilde van afkeer.
kruq brut.
PAG. 20 DE GROENE No.3ï07