De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 19 november pagina 20

19 november 1938 – pagina 20

Dit is een ingescande tekst.

IN geen enkel opzicht had ik het ooit mijn vader naar den zin kunnen maken; ik behoorde niet tot het soort kinderen dat hij mocht, innerlijk en uiterlijk niet. Hij hield van rustige, gematigde kinderen en menschen met ernstige en behoorlijke gezichten, kinderen die het tot iets zouden brengen en menschen die het tot iets gebracht hadden in de maatschappij. Mijn wanhopige luide huilbuien vond hij al even onuitstaanbaar als mijn niet te stuiten lachaanvallen, hij begreep ze beide niet, hij kon zich niét voorstellen dat er dingen bestonden waar je zoo waanzinnig om huilen of zoo uitbundig om lachen moest. Mijn vader heb ik trouwens zelf nooit zien huilen, en lachen deed hij heel spaarzaam met de lippen op elkaar en dan leek het nog of het hem moeite kostte. Soms werd het groen van zijn oogen even wat blauwer, en dat was zijn manier van lachen; het stond heel mooi, maar het was niet voor mij bestemd. Hij kon mij met zulk een kouden en misprijzenden blik aankijken, vooral bij de woeste huilbuien, dat ik me tot een niets voelde inschrompelen en uit armzalige reactie tot brutaliteiten over ging, die het heele gezin met afgrijzen als een soort heiligschennende en revolutionnaire taal aanhoor de: ,,Laten we die vent er toch uitgooien," stelde ik brullende mijn kleine bevende moeder voor, hij vindt het toch niks prettig bij ons en laten we ge zellig kamers gaan verhuren zooals bij- Jopie Kuyl, zij heeft een vader, nou, die heeft pret voor tien, als hij zijn borreltje maar heeft. Laatst hadden ze geen kolen meer, toen heeft Jopie's vader een tree uit de trap gezaagd, toen moesten ze allemaal zoo leuk springen om bij de straatdeur te komen." Ik huilde al niet meer, maar lachte door mijn tranen heen bij de herinnering aan de aparte stookvoorziening in den huize Jopie. Laat ze haar gezicht gaan wasschen," reageerde mijn vader kil, en doe in 's hemels naam een lintje of een kam in dat kapsel van Piet de smeerpoets en wanneer ze dan weer aan tafel komt, moet ik weten waar die Kuyls wonen." Mijn kapsel was mijn zwdkke punt, mijn haar wilde niet langer worden dan een eindje over de ooren en ook dit was niet naar den smaak van mijn vader. Alle nette meisjes van een jaar of dertien droegen toen een of meer vlechten of iets dat met een strik werd opgenomen op den rug. Je kunt me doodslaan," riep ik akelig sensatio neel, maar ik vertel niet waar de Kuylen wonen, nooit, nooit, nooit." Mijn vader kwam niet te weten waar de Kuylen woonden, want Jopie's moeder noemde zich nog steeds aldus naar haar eersten man, waarvan ze gescheiden was, terwijl volgens den burgerlijken stand dit chaotische gezin d'Ersigny heette naar het tegenwoordige gezinshoofd, den vroolijken heer met de borreltjes; deze verloochende echter zijn mooien ouden naam voor de rekeningen die hij niet betalen kon en zoo noemde het heele geval zich dan Kuyl. Tegen Jopie zei ik echter, zich als Jolanthe d'Ersigny voor te stellen, wanneer ze mijn vader mocht ontmoeten en zoo liet ik de Kuyl's in het Niets verdwijnen, want is iemands bestaan niet ge lijk aan het levende lijk" van Tolstoy's tooneelstuk, wanneer zijn naam noch in het telefoon-, noch in het giro-, noch zelfs in het adresboek voor komt? en dat was het geval met den naam Kuyl, die in geen dezer bijna gewijde registers onzer hedendaagsche geordende maatschappij te vinden was; wel de naam d'Ersigny, maar dat kon mijn vader niet weten, toen hij den halven avond naarstiglijk op zoek naar dezen omineuzen naam Kuyl toog. Tante Cornelia met de twee nichten van moeders kant kon ik niet zoo gemakkelijk in het Niets laten verdwijnen. Ze kwamen maandelijks over uit Oude water. Alles in. Oudewater was volmaakt: Oude water zelf, het rundvleesch, de dienstboden, en last not least Tante met de dochters: Ankwordt nu vlug kweekeling en Lien zit al in de derde van de H.B.S., wat een taaie rollade hebben jullie hier en ik zeg altijd, mooie kruimige aardappelen, al zijn ze van de klei, krijg je toch alleen maar bij ons in Oudewater." Daarbij aten ze porties van ons taaie vleesch en onze glazig" genoemde aardappelen, waarnaar ik met open mond keek, en het is tot mijn groote verontwaardiging voorgekomen, dat er voor mij geen stukje pudding meer overbleef Hoewel, je maakt het beste pudding met wat meer eieren." Mijn vader nam ongeveer evenveel notitie van Tante en nichten, of ze een hinderlijk soort gramofoon waren. Soms trok hij even onwillig zijn mond hoeken naar beneden bij hem teeken van uiterste geprikkeldheid, als Tante Cor niets dan onaange name dingen zeide, en Moekie met hoogroode gloeiende wangen haar verwanten bezig hield met conversatie, schotels aanbieden en gelijk geven, wat ik nog het ergste vond. En niet genoeg dat ze op gezette tijden onvermijdelijk terugkwamen als verkoudheid, voorjaarsschoonmaak en muggen, op een mooien Meidag brachten ze ook nog een zekere Hannes mee. Hannes de verloofde van de zestien jarige Ans met de schrale vlechten, die vanaf dit keerpunt in haar leven tot een knotje in haar molligen nek opgerold werden. Hannes bezat een vooruit stekende adamsappel, dien naren naam, een graad, en was bezig een tweeden graad te halen. De heele familie van Hannes had dat gedaan, graden ge haald. In mijn onverstand trok ik hieruit de con clusie, dat ze allemaal te kleine keelgaten hadden en ik vroeg of ze zich zoo geregeld verslikten. Maar het waren geleerdheidsgraden, geen graten, zooals de Tantesfamilie met diepe minachtig voor mijn onwetendheid mededeelde. Wat blijft dat kind achterlijk, hè," insinueerde Tante, geen wonder dat dat haar nou maar niet verder groeien wil. Als je niet beter wist, zou je zeggen dat ze zoo van de zigeuners kwam." Daarentegen werd een loflied op Hannes aan geheven, op zijn deftige afkomst: hij is van eerste familie," zijn knapheid en zijn beginselvast karak ter: Als eerstejaars student werd hij direct geheel onthouder hij kon niet tegen dat ruwe ontgroe nen nooit heeft hij meer een druppel sterken drank geproefd." Hannes staarde met waterige oogen in de verrukte van nicht Ans en vertelde op een toon of hij in trance verkeerde, dat hij vergees telijkt leefde, vegetariër en aestheet was en sinds vijf jaar drankvrij. Hij herhaalde met zulk een pathos: Nooit zal ik meer een druppel drank aan roeren," alsof het heil der menschheid hiervan af hing. Zonder eenigen overgang declameerde hij zonder de minste gêne het an sich" mooie gedicht van Heine: Du bist wie eine Blume", dat was op Ans bedoeld. En toen kon ik het niet meer uit houden: Jopie Kuyl heeft werkelijk een gezichtje als een bloem en niet als een roode kool, haar vader is frenioloog of zooiets en zoo vreeselijk ethisch" (ik verwarde toen nog al vijandige begrippen) dat hij de onderste traptree niet meer mooi vond, her inner je je wel, vader, maar ze krijgen een nieuwe van mahoniehout." (Bij ongeluk gebruikte ik het goede woord, want was het trap-zagen niet een ethische" handeling ten nutte en ter verwarming van zijn geheele gezin geweest?) En," eindigde ik na een onheilspellende pauze, er is nu letterlijk niemand bij de Kuylen die smakt bij zijn eten." Want Hannes, die geweldige porties kool en aard appelen naar binnen werkte, smakte, duidelijk en voor iedereen hoorbaar. Misschien een slechte ge woonte bij het vele studeeren en abstracte denken opgedaan. Of een rest van een nog niet overwonnen dualisme, een kleine wraak van zijn physieke con stitutie, van den ouden Adam", tegen het dit physiek ergerend proces van vergeestelijking". Ove rigens had ik het woord phrenoloog dien middag bij den natuurkunde-leeraar opgepikt, die buiten zijn programma was gegaan bij de beschouwing van den menschelijken schedel (de verwonderlijkste schaal ter wereld, had hij duister gezegd). Soms onthield ik de raarste woorden, terwijl het gewone lesrooster dat voor me bleef, wat de naam oorspronkelijk aan duidt: een rooster, waar alles doorheen valt. Onverstoorbaar smakkende gaf Hannes een cursus in de phrenologie, met moeilijke woorden als dolichocephalen en brachycephalen (ter verduidelijking wees hij op zijn eigen al te langgerekt hoofd en den breeden steeds somberder wordenden sche del van mijn vader). Moeilijk, hè, vader," zei ik. Daar doet Jopie's Pa nou in." Toch wilde ik mijn vader volstrekt niet voor den gek houden, zulk een trotsch, sterk man, zooals hij daar zat en at en dat pedante domme gekakel rustig over zich heen liet gaan. Natuurlijk had ik altijd graag gewild, dat hij me wel mocht. Dien inval van den phrenoloog had ik bedacht, om Hannes te intimideeren. Maar Hannes was niet te intimideeren, daar had hij en zijn familie te veel graden voor en zijn gesmak scheen hij, zelfingenomen als hij was, zelf niet eens te hooren. Toen hij den schedel van mijn vader wilde gaan meten, die hem blijkbaar sterk fascineerde, stond deze op en zei beleefd niet langer te kunnen blijven wegens een dringende conferentie. Hij waarschuwde Hannes ernstig voor de pudding: er was een beetje marasquin in. Dien middag kreeg ik eindelijk eens een behoorlijke portie podding" (zooals men in Oudewater zei), want Tante en nichten aten nu ook nooit meer iets, waar drank" in zat; ze spraken het woord met zooveel afgrijzen uit, alsof de geurige marasquin het gevaarlijkste vergif ter wereld was. Daar ik toevallig nog even langs het kantoor kwam, zag ik dat de dringende conferentie van mijn vader bestond in het rooken van een sigaar en het lezen van den Max Havelaar". Toen vatte ik het plan op, dat wellicht vreeselijke, in elk geval resul taten zou hebben. Ik vroeg onzen goedigen boek houder met zijn fraai handschrift een zin voor mij op te schrijven; een enveloppe en een postzegel gaf hij mij erbij. De zin luidde: Verzoeke beleefd van verdere be zoeken verschoond te blijven. VIER rustige weken gingen voorbij zonder en spoor van de Tantes-familie. Vader had al eens terloops gezegd: Komt Oudewater niet meer op dagen?" Moekie merkte beschroomd op: Was je niet een beetje erg stijf den laatsten keer?" Ik kan ze toch niet om den hals vallen," antwoordde mijn vader en de voorstelling van deze omhelzing was zoo raar, dat ik in een van die gelaakte lachbuien verviel. Tot ik eenigen tijd later in de zeldzame gelegen heid werd gesteld om te zien, hoe het koele groen in mijns vaders oogen die eigenaardig mooie blauwe nuance kreeg, wanneer hij ergens plezier in had. En hij zei er iets ongehoords nog bij: Dat heb je niet onaardig gedaan." Tot groote ontsteltenis van mijn moeder vertelde hij dan, hoe hij niets kwaads vermoedend in Oude water had rondgeloopen bij een bezoek aan een vriend en hoe op een winderige hoek van de Hoofd straat plotseling Tante en nichten als furies op hem waren afgestoven. Hij had er niets van begrepen, tot ze hem de verfrommelde en stukgelezen brief toonden met het bovenvermelde beleefde verzoek. Het begin eener familieveete. Tante en nichten en Hannes zijn hun heele verdere leven kwaad gebleven almaardoor kwaad. En ik moest mijn vader plechtig beloven, nimmermeer een dergelijk verzoek aan wie ter wereld ook te richten. Ditmaal kwam het goed uit," mompelde hij in zich zelf, stel je voor eiken keer die arrogante smakkerd er ook nog bij !" En hij rilde van afkeer. kruq brut. PAG. 20 DE GROENE No.3ï07

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl