Historisch Archief 1877-1940
Eduard Verkade: De actualiteit van
Shakespeare's Macbeth
BIJ den voordrachtamlddagln den Stadsschouw
burg ten bate dep Joodsche vluchtelingen
DE eerzuchtige Macbeth verschaft zich de
machtspositie door een politieken moord op
den koning Duncan. Zijn daad brengt hem
een hoogst denkbare macht in Schotland. Er is
maar n wezen, dat zijn duister geheim kent:
Banquo, de legeraanvoerder, en Macbeth laat hem
door huurlingen laf vermoorden.
Deze wandaad kost Macbeth zijn laatste innerlijke
evenwicht en rust. Van een dapper krijgsman wordt
hij een laf tyran, die wantrouwend rondspeurt naar
belagers van zijn misbruikte macht en eer".
Zoo vervalt hij van de eene gewelddaad in de
andere, tot hij ten slotte uit machtelooze wraaklust
jegens Macduff, die zijn hof mijdt en naar Engeland
uitwijkt, diens vrouw en kinderen laat vermoorden.
Maar wanneer de tyrannie haar hoogtepunt
bereikt, beginnen de tegenstanders elkaar dan ook
in een vredig naburig land te vinden, een land
waar een wonderdoende, zieken-genezende vorst
regeert. Een machtig leger van verbonden onte
vreden Schotsche edelen en Engelsche soldaten
trekt tegen den dwingeland op, en hij wordt in
een tweegevecht door den wreker Macduff gedood.
Shakespeare's Macbeth is meer dan alleen een
duister drama van den eerzucht. Het is bovendien
een spel van misbruikte macht en het daardoor
ontstaan van tegenmachten. Het kweeken van ver
zet door het plegen van onrecht, waardoor, na veel
leed, het geschonden Recht wordt hersteld.
( Parlementaria \
DAT was dan Dinsdag weer je dagje wel met
eene langdurige middagvergadering en de
stamppot al op tafel, zoodat een mensch
niet ee,ns tijd heeft voor eene kleine versnapering
vooraf dewelke de eetlust prikkelt, en daarna eene
avondvergadering die er mocht zijn, met aller
hande debatten en bovendien eene rede van den
heer Wendelaar, echt een heer, daar niet van,
die van de zomer zeker ergens buiten in een pension
heeft gezeten en zich nou beklaagde over de weinige
postbestellingen, waar iets in zit. En dan te denken
dat je rustig achter je krantje had kunnen zitten
voor zoover een mensch vandaag den dag al die
gruwelsprookjes-die-geen-sprookjes-zijn nog rustig
kan lezen, maar dat is ons ambtenaren geenszins
gegund, want als de Staat der Nederlanden roept
dan roepen minister en bode: present, hetwelk lang
niet altijd van de dames en heeren gezegd kan
worden, aangezien toen we vanavond begonnen er
maar een stuk of wat kwamen opdagen, terwijl
meneer van Sleen toch een woord van hart tot
hart sprak over de onteigening van Hotel de Abdij
in Middelburg, waarvoor ik van kindsbeen af een
zwak heb gehad vanwege de vele avonden in
den maneschijn, die je als aspirant-bode daar toch
óók meemaakt. Meneer van Sleen is een belezen
man en dat had ik eigentlijk nooit achter hem
gezocht, maar hij haalde er eene professor Huizinga
bij en eene schrijver van Loon, en vraag ik mij af of
dat nog familie van die kruidenier op den hoek van
de Mallemolen.
Neen, dan moet ik als bode zeggen, dat het
's middags van meer interesse was, want bleek het
al vluchtelingen wat de klok sloeg. Het hing om
zoo te zeggen in de lucht. Als bode zijnde voel
je dat aan de sfeer. Onze heer Colijn kijkt
dan nog ernstiger, al moest hij wel even lachen,
toen dominee Kersten van meneer van Schaik,
die een grapjas kan zijn, de toezegging kreeg dat
hij het volgende jaar weer zijn prevelement mag
doen. Daarna werden er woorden naar mijn hart
gesproken. Het is geen tijd nu voor kleine politiek,
zeide onze heer Colijn, en al sloeg dit woord op de
tarieven, het had ook kunnen slaan op datgene
wat volgde: het vluchtelingenvraagstuk. De heeren
hebben allemaal een duit in het zakje gedaan.
Meneer Albarda trilde met permissie van veront
waardiging en meneer de Visser mocht van Stalin
zeggen dat hij het ook bar en boos vond en meneer
Joekes' scherp gezicht stond vinniger dan ooit.
Alleen de Graaf-met-den-vreemden-tongval had
maar liever dat ons land eerst eens ging praten of
er buiten dit werelddeel niet een plaatsje was voor
al die benarde en opgejaagde lieden en ik zou wel
eens willen weten wat deze hooggeborene ervan
zoude vinden, wanneer hij morgen voor mijne
nederige woning eene tak van beroerte kreeg en ik
zoude dan opponeeren tegen opneming in mijne
woning met de woorden: ik zal eens met m'n vrouw's
tante gaan praten, die woont onder Veur en moet
een kabinetje vrij hebben.... BODE BAREND
ANTWERPEN EN AMSTERDAM
Een parallel door Anton van Duinkerken
ONDERWIJL dat de menschen in Amsterdam
hun straten met vlaggen, hun waterloopen
met lichten versieren voor de komst van den
koning, gaat de Schelde voorbij het riet en het
laagland, en kabbelt, telkens opnieuw, amoureus
gelijk een rederijker, zoodra de stad Antwerpen in
zicht komt. Het is een stad van veel grooter
vreugdigheid dan Amsterdam, bijkans wel even schoon,
maar minder strak, en daar wonen gansch andere
lieden, die enkeldenalleen feestvieren doordat ze
bestaan. Naar den sterken drank moet gij in
Antwerpen den weg zoeken, dien gij daarheen
in Amsterdam vanzelvers vindt, maar alle andere
dingen zijn er opener, zoodat de Hollander ze niet
diepzinnig genoeg vindt. De Moerdijk voorbij,
wordt men openhartig in vriendengesprekken, maar
daar bezuiden is men openhartig in het openbaar,
en weet onder vrienden te zwijgen. Of dit nu beter
is ? Voor de Hollanders zal Holland wel goed genoeg
zijn, en het Zuiden voor de Zuiderlingen, doch
van de beide steden, die goedheid voor allen hebben,
Antwerpen en Amsterdam, is de Zuidelijkste de
gulste, en t ach de meest terughoudende. Amsterdam
is zoo luidruchtig niet als Antwerpen, maar mist
ook temidden van alle lawijt de kantige stilten, die
gij in kleine straatjes met oude gothiekskens daar
overal aantreft, bij dag, en bij avond vooral. Een
slop in Amsterdam, dat is proper, dat is correct,
dat is voor de helft onbewoonbaar verklaard en
toch nog zindelijk, alsof zij het expres daarvoor
hadden gebouwd. De armoede schreeuwt er niet,
maar ze wrokt er en blijft er, terwijl ze in een
achterstraat j en bezijden het vleeschhuis nog wel
eens stinken kan en goor zijn, zóó vehement, dat
het gore een kleur op zijn eigen wordt. Dit is een
armoede, zeker zoo miserabel als in Amsterdam,
doch ze heeft vleugels en verbeelding. Ze hangt
dwars over straat haar lappen uit als feestgewaden
van den kommer. De eerste zorg van den Amster
dammer schijnt de zorg om het levensonderhoud,
de eerste zorg van den Antwerpenaar is de zorg
om het leven. Dat is hetzelfde niet, goedige Hol
landers, die u geen weelden kunt verbeelden zonder
heel veel meubilair, achter opengelaten gordijnen
te kijk bij het licht van uw doffe schemerlampen;
brocaat blijft altijd brocaat, al is het oud en kapot,
en de muziek op straat, den heelen Zondagmorgen
door, van dat de maatschappijen beginnen te
trekken, tot de Vogelenmarkt stil valt, is een geluk
voor gansch de stad, waar nochtans de vrouwkens
met kerkboeken niet minder talrijk zijn dan bij u
op den Zondagochtend, en ook niet minder zedig,
al gaan zij niet in hun beste gewaad, maar op hun
pantoffels ter kerke.
WIE tegen den middag in Amsterdam naar
een koffiehuis gaat, dient zijn fatsoen te
kennen, en den hoed van het hoofd te nemen bij
het binnentreden, niet uit de verte te schreeuwen
naar Sjors en naar Juul, dat alle tafelkens opkijken
wat daar voor eenen ongemanierden gezel de aan
dacht forceert. Zwijgen zult gij, of zoo gij ouderen
zijt, zachtkens lispelen, tot gij gezeten zijt; niemand
moogt gij storen in zijnen drank, want de Hol
landers zijn daar serieus mee, en zoo gij hen spreekt:
gij hebt kans, dat zij u daar een theorie omtrent
ontvouwen, die zeer listig is en schoon om te hooren,
maar die hen ook niet zal beletten, als het moet,
een druppelken te veel te slikken in de tempelstilte
van de groote herberg, die naar geen estaminet
gelijkt. In Antwerpen komt gij binnen en houdt
uwen hoed, als gij wilt, op uw hoofd, maar zoo gij
Juul niet in het voorbijgaan op zijnen schouder
klopt of het moest zijn, dat hij aan rheumantiek
lijdt is de familietwist daar. En wat zijt gij er dan
ook voor eenen, die onder oude vrienden geen harte
lijkheid hebt? Doch kom daar in Holland eens mee !
Van de politiek spreken, dat is veel spreken, en luid
spreken, overal in de wereld, maar zegt in Holland
niet, dat de candidaat van uwe tegenstanders een
zwerver is, want dat vinden zij daar te eenvoudig, en
Hollanders gelooven nooit iets, dat eenvoudig is.
In tramwais moet gij somber kijken, maar gij
moet nergens naar kijken. In Holland is het be
leefd, somber te kijken, indien gij naar niets kijkt.
De Dam is de Meir van Amsterdam, maar zonder
café's, en een Groenmarkt hebben ze er niet, ook
geen Promenade langs het IJ, en geen Sint Anneken
met mossels aan genen kant van het water. Gij
moet er uw pleizier weten te vinden. Het komt niet
uit zijn eigen op u af. Het heele geheim van den
Amsterdammer is, dat hij altijd op het geluk wacht
en het heele geheim van den Antwerpenaar is, dat
het geluk altijd op hem wacht, maar wie zal zeggen,
hoe en waar de menschen en het geluk elkander
ontmoeten? In Antwerpen zijn de lijkwagens met
meer goud beschilderd dan in Amsterdam de
bruidskoetsen, doch als gij dood zijt, wat hebt gij
daaraan? In zulke zaken zijn ze nuchter boven de
Moerdijk. Geeft ze geen ongelijk ! Het baat niet.
Het mooiste van Amsterdam is het licht, des
avonds omtrent duistertijd, wanneer het heeft ge
regend, en er hangt een beetje mist. De grachten
zijn ook heel schoon. Dat geven alle Amsterdam
mers u toe. Maar vraagt aan eenen Antwerpenaar,
wat het schoonste van Antwerpen is en hij zal veel
nadenken, diep nadenken ook, om u dan eindelijk te
zeggen: het schoonste van Antwerpen.... dat is....
dat is Antwerpen.
-Persoonlijkheden defileeren.
Onze wekelijksche caricatuur.
Teekening en tekst van Stefan Strobl
Minister Welter
IK zou alleen al op grond van zijn boord
de beroepsdiagnose kunnen stellen:
Waarschijnlijk een ambtenaar". Hij is
zeer zeker niet het type van een politiek
minister. Typische politici dragen geen
ongemakkelijke boorden. De ongemakke
lijke boord symboliseert tucht en disci
pline. De mensch met den
ongemakkelijken boord heeft ook altijd iets over zich
van den goeden ouden tijd". Iets
ouderwetsch-dandyachtigs, een tikje stijf, een
tikje ceremonieel, niet al te haastig geba
kerd, niet al te rap. Dit zijn de eigenschap
pen welke gemeenzaam zijn aan alle
Broeders van het Gilde van den
ongemakkelijken Boord", welke ook in
meerdere of mindere mate bij Zijne Excel
lentie tot uiting komen.
Resumé: Op en top de hooge ambtenaar,
maar niet van het droge zwaarwichtige
Fliegende- Blatter-bureaucraat-genre maar
de humane, kalme en rustig, joviale en
op zijn gebied zeer begaafde chef van een
administratieve organisatie.
PAG. 6 DE GROENE No. 3207