De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 26 november pagina 13

26 november 1938 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Jan Engelman; HILDO KROP Tentoonstelling bij Hiit'fn, Amsterdam VAN het Belgische monument te Amersfoort, dat eigenlijk nooit is overgedragen", omdat er destijds wrijving was tusschen Nederland en het in overwinningsroes verkeerende België, had Hildo Krop een paar modellen over en die exposeert hij nu, naast eenige andere beelden, bij Buffa in de, Kalverstraat. De twee naties kijken elkaar thans heel wat vriendelijker aan en het is natuurlijk het bezoek van Koning Leopold aan het monument dat den beeldhouwer aanleiding gaf, zijn modellen nog eens in den kunsthandel te laten zien. Den Haag is vél deftiger dan de hoofdstad van het toevalsland in het Zuiden, vél deftiger zijn er de kanselarijen, en dit zal dan ook wel de reden zijn, dat de maker van het monument niet werd uitgenoodigd de plechtig heid te Amersfoort bij te wonen. Bij de Belgen zou zoo iets niet gebeuren, zij zijn hartelijk voor kunstenaars, zij maken de erkende meesters zelfs tot baron. Een der beste adviseurs van Koning Leopold moet een kunstenaar zijn. Maar Den Haag is, zooals wij zeiden, vél deftiger, en wie deftig is heeft het recht om nonchalant te zijn. Bovendien : een monument is een stuk steen, hoe zou het noodig wezen zich om den maker te bekommeren als het ding er eenmaal staat, gekocht en betaald, of van den schenker aanvaard ! (Nader vernemen we, dat Hildo Krop kort voor ds plechtigheid alsnog is uitgenoodigd, n.l. door ds Belgische legatie). DEZE reliëfs voor het tweede gedeelte van het Belgische monument behooren niet tot den minsten arbeid van Krop. Vertoonen zij in de psychologie der individuen weinig schakeering, wel zijn zij sterk van rhythme. De bundeling van de lichamen der vluchtelingen heeft een overtui gende kracht. Krop zal naar de Egyptenaren hebben gekeken, in den tijd toen hij dit schiep, maar het bleef een verre reminiscentie, hij kwam tot een werk met een eigen gelaat. Het decoratieve is hier zelfs levender en minder schematisch opgelost dan in sommige werken van later datum. Het problematische in dezen beeldhouwer (en hij stond daarin niet alleen) was zijn neiging tot een styleering, tot een saamgebslde-kracht-inschijn, die van wezenlijken stijl verwijderd bleef. Hij diende met zijn beeldhouwwerk het democra tische Amsterdam in volkomen goede trouw, maar hij is aan de bijgeloovigheden der gewilde monu mentaliteit niet ontkomen. Daardoor heeft men oms het gevoel, dat zijn gedrongen arbeiders en srbeidersvrouwen te optimistisch op stap zijn naar aen luchtledig. Ook de criticus Jos. de Gruyter, die Krop: Zittend paar (muschelkalksteen, 1926). pas een helder en waardeerend boek over Krop uitgaf, (Jos. de Gruyter: Hildo Krop". De Spieghel, Amsterdam; Het Kompas, Antwerpen), meet dit bezwaar uit, als hij het heeft over opzettelijkheden of krampachtigheden" en over een styleering, die vaak te bewust werd gezocht en bijgevolg in haar uitkomsten verstandelijk, berekend, formeel aan doet." HET bezwaar geldt niet voor een beeld als het Zittend Paar, in muschelkalksteen, waarvan de eenvoudige volumina logisch aandoen en van werkelijk dwingende kracht getuigen. Zeker ook niet voor het kleine statuet Man met Paard", dat in zijn omtrekken stellig gevoelig is en levend bewogen. Telkens kan men ontdekken, dat de beeldhouwersaanleg van Krop een wezenlijke aanleg is. Zijn werk is zelden fijn bezenuwd, gracieus is het nooit, maar het is stoer en van een goed werk man, die door het vak geworden is wat hij is. Wan neer men van een beeld als De vlucht der ge dachten", een al te vage en al te slanke geschie denis, de spiritualiteit niet vermag te waardeeren, komt men er toch toe te erkennen, dat het door zijn stelling in de ruimte de hand van den goeden vak man verraadt. In de laatste jaren, trouwens, is Krop aan 't ver anderen. Er is een mooi werk ontstaan als de Jongen met adelaar, dat in het Wilhelminagasthuis is te zien. Er is een naaktstudie ter tentoonstelling, die (op den kop na) sensitiever in de stof is gedaan. Er is een masker van den pas gestorven schrijver Wiedijk, dat van fijner nuanceeringsbehoefte en grondiger psychologie blijken geeft. De kleine dier-ceramieken in de vitrine geven Krop intiem", ze behooren nog altijd tot zijn geestigste werk, al zijn ze niet zonder toevalseffect in de kleur. Schild e r n e n -liellieDD ers Albert Plasschaert HET is een vraag, die mij al jaren heeft bezig gehouden, die ik mij al lang stel: zijn de Hollanders schilderijen-liefhebbers ? Niet alleen daarom meen ik het recht te hebben eenig antwoord daarop te kunnen geven en te kunnen eischen, dat zulk antwoord met aandacht worde gelezen. Zulk antwoord heeft 'n moeilijkheid, waarop wij dadelijk zelf moeten rekenen. Ik geloof en ik hoop, dat wij onder de liefhebbers gerekend worden en zullen gerekend blijven. Het beschou wen en het beoordeelend plaatsen van schilder werk is n onzer bezigheden, onzer dagelijksche bezigheden en het is dat reeds te lang om ook maar van een luchtige bevlieging te kunnen spreken. Deze dingen zijn meer een met hartstocht en genegenheid N.V. KUNSTHANDEL P. DE BOER HEERENGRACHT 474 AMSTERDAM ? OUDE MEESTERS bedreven liefde dan iets anders, ze zijn een liefde volle dwaasheid" (zóó wordt zulk ding door de niet-geïnteresseerden gekarakteriseerd), om dan tegelijk er van af te zijn zichzelf ook eens te moeten kenschetsen om in een gemakzuchtige houding te kunnen volharden. Ik geloof niet dat Hollanders werkelijke schilderijliefhebbers zijn, en tot mijn verdriet moet ik zeggen: ik heb soortgenooten, aan hangers genoeg van deze meening ontmoet en meer dan mij lief is. Wat vele menschen in Holland liefde voor de schilderkunst" bij zich en bij anderen heeten, zijn verschillende andere uitingen vanuit andere overwegingen. Wij kennen inderdaad enkele liefhebbers der schilderkunst" in ons voortreffelijk vaderland, die de troost onzer eenzaamheid en de vreugd, de gelegenheid ter gemeenzaamheid zijn. Daartoe rekenen wij zeer weinigen. Wij rekenen daartoe menschen, die eenig verstand hebben, wien ht t natuurlijk is, gevoelens, sensaties en ontroeringen te begrijpen in vorm en kleur, te genieten daarvan in een natuurlijken aandrang, niet als professorale bezigheid; als geleerdheid uit boeken, dictaten en als een manier (hoe zeer ook verborgen) om aanzien en positie te verwerven in de maatschappij. Wij vinden weinig werkelijke schilderijliefhebbers van schilderkunst onder de professoren, die deze dingen als een vak doceeren, ook onder hen, die daarover praten uit wat ik semi-beschaafdheid noem, en die nooit een levend woord konden uiten, waaruit iets opklonk van wat ik de verrassing van het hart wel eens heb willen noemen. Wij rekenen daartoe niet hen, die langs een eigenlijk nuttelooze lichamelijke vaardigheid andere dingen trachten te bereiken dan zich te geven in kleur, in vorm, in beide, die voor schilderkunst niets over kunnen hebben, ook zelfs geen geld, omdat ze nu eenmaal voor het scheppen te droge akkers zijn. Wij rekenen daartoe niet een groot getal onzer schilders van thans, die wellicht beter gymnastiekleeraar, of minister van Schoone Kunsten en Onderwijs konden zijn (hoor ze uit munten in hunne oraties !) Wij rekenen daartoe evenmin sommige onzer dierbare critici, die hun tekort aan liefde voor de schilderkunst bewijzen door hun weerstand, verzet tegen de Wezentlijken en door hun welgezindheid tegenover prullen. Wij rekenen daartoe niet een schilder, die niet schildert (er zijn er genoeg die niet schilderen) eigenlijk een beter object zoeken voor fade litteratuur, wij ver achten ook hier de Beleggers, of het nu zakenlieden zijn of renteniers, die op een gemakkelijke winst hopen langs de schilderijen, wij haten ook daar, die een soort brij van kunst halen uit artikelen en dag bladen, waar een finantieele directeur de leiding zich aanmatigt over schilderkunst (of letterkunde) alleen omdat hij niet slaagde als maatschappelijk makelaar. Wij rekenen daartoe tusschen onze vrienden zeker niet de leiders der fameuze kunstgenoot schappen, correct maar leeg! noch departements raadgevers wij rekenen daartoe wel en u begrijpt hoe gering in aantal ze zijn niet hen, die zich naar boven trachten te knuffelen en daarom en daarvoor schrijven; wij rekenen tot de schilderijliefhebbers een dichter, een dokter, een vent niet in tel, een schilder, een zwijgend kooper, een zwijgende verkooper; het zijn in het geheel twaalf vreemdsoortigen, die misschien in een stil koffiehuisje met hun tweeën, alleen, iets zeggen, iets doen gevoelen, dat na jaren nog doorklinkt en sommige dingen minder duister maakt. PAG. 13 DE GROENE No. 3208

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl