De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 26 november pagina 6

26 november 1938 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

Het vluchtelingenvraagstuk r .Persoonlijkheden defileeren. MEN begint alom te beseffen, dat het anti semitisme onverbrekelijk is verbonden met de onderdrukking van alle vrijheid, democratie en parlementair staatsbestel. Dat de strijd tegen het anti-semitisme en deszelfs menschonteerende gevolgen een strijd is voor de eigen politieke vrijheid der landen en voor hun zelfstandigheid in het concert der staten. Natuurlijk is dit niet de eerste grond tot de uitge breide hulpacties, welke alom worden ondernomen. Dat is de kern der menschelijke waardigheid, de charitas. Het zou echter verkeerd zijn als deze acties uitsluitend op de barmhartigheid gebouwd werden. Ook de meest goedwillenden vergeten snel, en morgen wordt wellicht de aandacht der wereld weer door andere rampen opgeëischt. Bovendien zou het verne derend zijn voor het Joodsche volk, zijn levens- en bestaansrecht nog maar alleen aan duldzame goed gunstigheid te kunnen danken. Een andere weg is dus noodig, een, die voor de toekomst productief blijft. Alom wordt dan ook gevoeld dat alleen een interna tionale regeling van het vluchtelingenvraagstuk hier een oplossing kan brengen. Hoewel het legale vertrek van Joden uit Duitschland vrijwel onmogelijk is voordat de boete van een milliard is betaald, is groote spoed geboden. Men moet wel onderscheiden: de toelating der vluchtelingen is n ding, hun huisvesting en onder houd een ander. Dat tusschen beide echter een nauw verband bestaat, blijkt hieruit, dat zelfs een voor waardelijke tijdelijke vergunning tot binnenkomst in het groothertogdom Luxemburg als regel onmiddellijke vrijlating tot gevolg heeft gehad van familieleden van in Luxemburg woonachtige Joden, die zich in Duitschland in hechtenis bevonden. Het zou gewenscht zijn, dat in verschillende landen, waar dit met goeden wil en offerzin mogelijk is, transmigrantengemeenschappen zouden worden toe gestaan. Deze locaal geconcentreerde vestigingen zouden staatstoezicht vereischen. Er zou daar voorts de mogelijkheid moeten worden geschapen van op leiding der volwaardige krachten tot die productieve beroepen, welke in de uiteindelijke immigratielanden van nut zouden kunnen zijn. De kosten van huis vesting en onderhoud zouden geheel uit bijdragen van particuliere stichtingen en fondsen bestreden moeten worden, welke zoo noodig een garantiefonds zouden vormen. Deze bijdragen zouden vooral opgebracht dienen te worden door een soort van georganiseerde vrijwillige zelfbelasting van die Joden en Joodsche instanties in de wereld, die daartoe in staat zijn. Redelijk is tevens, dat deze bijdragen in een bepaald land minder kunnen zijn, naarmate dat land meer immigranten duurzaam toelaat. Welke landen zullen dat zijn? Voor de kinderen is een oplossing gevonden doordat Engeland hun onbe perkte immigratie in Palestina heeft toegelaten. Het Joodsche Agentschap heeft reeds voor onderdak en kosten van 10.000 kinderen gezorgd. Verder is hier te lande een grond-kapitaal bijeengebracht, dat tot doel heeft massale vestigingen buiten Palestina mogelijk te maken. Chamberlain heeft in het Lagerhuis belang rijke toezeggingen gedaan. In verschillende Britsche gebieden, o.a. Tanganyika en Britsch-Guiana wordt met volledige medewerking der gewestelijke regeeringen onderzocht, hoe ver de vestigingsmogelijkheden voor vluchtelingen gaan. De opname is natuurlijk beperkt door de capaciteit der vrijwillige organisaties, welke echter zeer groot is. Minister Hoare heeft in het Lagerhuis verklaard, dat hij niet het voornemen heeft, een grens te stellen aan het aantal door hem toe te laten vluchtelingen. Een motie van Noel Baker, bepleitend, dat een directe gezamenlijke inspanning aller naties, inclusief de V.S., voor een gemeenschappelijke politiek wenschelijk is, werd met algemeene stemmen aangenomen. Inderdaad wordt er voortdurend overleg gepleegd tusschen de regeeringen der verschillende landen. Tusschen de Engelsche en de Nederlandsche regeering is, naar minister Hoare mededeelde, een regeling in wording waarbij de toelating van Joodsche kinderen vergemakkelijkt wordt. Ten aanzien der maatregelen, om hun onderdak te verschaffen, bereikte het particu lier initiatief in Nederland reeds bewonderenswaar dige resultaten. Onze regeering schijnt sinds 7 Nov. ruim 1000 vluchtelingen te hebben toegelaten, waarvan 800 voornamelijk gekozen zijn uit familie van reeds in Nederland gevestigde personen. Dit tempo is vooralsnog te langzaam en tegenover deze enkelen staat een veelvoud van aan de grens teruggestuurden, die met levensgevaar en gedeeltelijk uit concentratiekam pen ontkomen waren, en nu ten doode (en tot welk een dood!) zijn opgeschreven. Men krijgt echter den indruk dat de voorbereiding tot verdere toelating vordert. Dit betreft volwassenen. Met het binnenlaten van kinderen schijnt het tot nu toe nog vrij stroef te gaan. Een Bureau voor Hulpverleening aan Buitenl. Kinderen adviseert den minister over de toelating. Niet het dringende van een geval maar de zekerheid, dat een kind naar het buitenland doorgestuurd kan worden, geeft daarbij den doorslag. Zijn de ouders zoek, dan wordt een aanvraag niet behandeld. Het Bureau is slecht geoutilleerd, en, hoewel overstelpt met werk, veel te klein bezet. Alleen schriftelijke aanvragen worden onderzocht en geschift, dan na eenige dagen aan het departement doorgezonden, waarna weer tal van instanties gepasseerd moeten worden. Eerst dan, na weken, kan de inwilliging worden verkregen. Moge aan dezen misstand spoedig een einde komen. Onze wekelijksche caricatuur Teekening en tekst van Stefan Strabl Cor van der Lugt Melsert COR VAN DER LUGT MELSERT vereenigt in zich de zelden samen gaande eigen schappen van een kunstenaar en een zakenman. Da verhouding tusschen die beide is natuurlijk moeilijk vast te stellen. Dat Van der Lugt, al is hij dan een bskwaam en gevoelig acteur, een zeer nuchter man is, ziet men hem dade lijk aan. Zijn gelaat drukt sarcasme uit, ook zijn stem. Hij weet wat hij wil, hij laat zich niet van zijn stuk brengen. Da tegenstelling tusschen deze vastberaden zakelijkheid en het sentiment van den artist leidt bij hem niet tot een conflict, al zal het wel oogenblikken van innerlijke onzekerheid meebrengen. J Het ethnografisch principe HET middel dat werd aangeprezen om het schuchtere leven van den Europeeschen vrede althans voor den komenden tijd te rekken, moest wel een heel bijzonderen naam dragen: het ethnografisch principe. Het is niet de bedoeling van dit artikel om een prognose te geven, hoe de geschiedenis zal richten. Alleen om een beschouwing te houden over het principïwaartoe men zijn toevlucht nam om dit zich voegen naar dictatorialen wil een rechtvaardigen schijn te geven. Of ten slotte zelfs nog met dit principe de hand ge licht is, doet hier dus nauwelijks ter zake. DAT de grenzen van volk en taalgebied samen hooren te vallen met de grens van het rijks gebied, klinkt plausibel. In ons deel van WestEuropa komt dat ook wel zoo ongeveer uit. En waar taalgrens en landgrens niet samenvallen, zijn er toch zoo opmerkelijke verschillen dat men er niet aan denkt dat de grens misschien wel eens niet voldoende rekening zou kunnen houden met het ethnografisch principe". Dat in Noord-West- en Noord-Europa, en zelfs in een belangrijk deel van Zuid-West Europa (Portugal, Spanje) deze theorie ongeveer uitkomt, is een sociaal verschijnsel. Althans grootendeels. Ieder, die wel eens in koloniale gebieden vertoefde en in Nederland zijn dat er velen zullen dat terstond beamen. In een zeer groot deel van de wereld bestaat als normaal de toestand van symbiose van verschillende volkeren, en dan ook bijna altijd: van verschillende talen, in n maatschappij. In onze Oost liggen daarvan de voorbeelden voor het grijpen. In het nabije Oosten is het al niet anders. Evenmin in Britsch-Indië, in de Straits en in Indo-China. 'Bijna steeds heeft iedere stam er zijn eigen beroepen en zijn eigen sociale klasse in de hiërarchie van het aanzien. Op den atlas is dat verder zoo langs alle grenzen van de Oude Wereld, uitgezonderd die paar zooeven genoemde grenzen in West Europa. Daar is dat een model-toestand, waarop overigens uitzonderingen genoeg bestaan. Zóó bezien, bestaan er dus geen zuivere ethnografische grenzen. Het is juist door de meng-gebieden, dat de grenzen gevormd worden. Althans in ons deel van de wereld. Want hoe verder we in ZuidOostelijke richting kijken, hoe breeder we die ge mengde zones zien worden, zoodat nauwelijks meer een nvormige kern overblijft. En eenvormig-wat ? Taal of volk? TAAL of volk. Want daar draait het om in Cen traal Europa. De agressie, de veroveringszucht, substitueert hier het eene element voor het andere. De Duitsche kraag van Tsjechoslovakije behoort in geen enkel opzicht bij Duitschland. De Sudeten" uit Leitmeritz of Reichenberg (een volksbenaming waar de onwaarachtigheid van afdruipt, want de Sudeten vormen een gebergte) spreken een dialect, dat met het Saksische dialect zij zullen immers bij Saksen ingedeeld worden niets gemeen heeft en dat, zuiver Oostenrijksch als het is, evenveel of meer van het Noord-Duitsch verschilt als het omgangs-Vlaamsch van het Nederlandsch. Bovendien zijn ze katholiek, de Saksers daarentegen protestant. Bij de Hongaarsch-Slovaaksche regeling bleek dit ethnografisch principe een nog vél doorzichtiger voorwendsel voor annexatie van aanlokkelijke ge bieden. Andere redenen pleitten zeker tegen deze annexatie. Wie zou durven ontkennen dat de godsdienst niet óók een van de factoren is, die alle tezamen het amalgaan nationaliteit" vormen? Taal, godsdienst, gemeenschappelijk cultuurleven, afstamming, his torisch verleden, politieke saamhoorigheid, econo mische organisatie en zelfs strategische noodzaak dat zijn de factoren waaruit het begrip nationali teit" opgebouwd is. En alle tezamen geven zij een ingewikkelde formule te zien, waarvan de compo nenten afgestreept" kunnen worden tegen de overeenkomstige componenten van een naast liggende nationale formule". Dit klinkt ietwat wiskundig-theoretisch en de individuen van een volk zullen zich deze natuurlijke gespletenheid in-factoren niet bewust zijn. Gelukkig niet, kan men wel zeggen. Wanneer men in Zuid-Oost Polen aan een Roetheenschen boer vraagt: wat ben je van je nationaliteit? dan antwoordt hij Ortho dox", daarmee te kennen gevend, dat hij zich door zijn Russischen godsdienst onderscheiden voelt van den Poolschen gendarme, en ook van den Joodschen marskramer. En met het gebruiken van deze kerkelijken term verzwijgt hij, misschien uit voorzichtig heid en vooral uit onwetendheid, wat zijn werkelijk antwoord had moeten zijn: dat hij er eigenlijk over in twijfel verkeert, of hij zich nog een loyaal onder daan voelt van de Poolsche Republiek. Er waren tijden dat hij dat wel deed, maar die hooren tot het verleden. Een vast omlijnde grootheid is het ethno grafisch principe dan ook nooit. Niets toont duidelijker dat de toepassing van dit principe bedrog is, dan het tot criterium verheffen van n enkelen factor, de taal. Taalgemeanschap is belangrijk. Maar de taal is tenslotte niet meer dan n onderdeel van de cultuurgemeenschap. En er zijn genoeg cultuurgemeenschappen, gestaald in het vuur der eeuwen, die geen eenheid van taal kennen. De platte bruutheid van het geweld minacht cul tuurwaarden als religie en historische traditie, en geneert zich niet voor het feit dat, met voorbijgaan van de gevoelens van religie, cultuur en historische verbondenheid, uitsluitend tot richtsnoer wordt genomen: het idioom, de code waarin de militaire commando's gegeven worden en waarin de meester zijn wil oplegt aan de geknechten. Net als bij de mieren, van wie de biologen immers zeggen dat zij ook een taalgemeenschap vormen ! M. KANN PAG. 6 DE GROENE No. 3208

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl