Historisch Archief 1877-1940
DRIEHONDERD JAAR STADSSCHOUWBURG
OP Zondag 3 Januari van het jaar 1638 is de eerste werkelijke
Amsterdamsche Schouwburg geopend met de première van
den Gijsbreght. Dit heugelijk feit zal aanleiding zijn om op i De
cember a.s. het driehonderd-jarig bestaan van den Stadsschouw
burg te herdenken, een herdenking die weliswaar om verschillende
redenen bijna een jaar te laat komt, maar waarbij De Groene"
zijn hartelijke gelukwenschen niet wil laten ontbreken. De Groene"
verlangt deze gelukwenschen integendeel nog uit te breiden met
enkele historische herinneringen aan de voorgangers van het
huidige fiere gebouw op het Leidscheplein.
In de eerste plaats mag dan herinnerd worden aan den schouw
burg van Jacob van Campen op de Keizersgracht, in 1638 geo
pend, waarvan men hiernaast het interieur vindt afgebeeld met
de loges, eens voorzien van de z.g. schuilgordijntjes. Dit gebouw
is op ii Mei tijdens de avondvoorstelling afgebrand, waarbij
achttien personen om het leven kwamen;'de vuurgloed was, naar
Worp in zijn bekende Geschiedenis van den Amsterdamschen
Schouwburg" mededeelt, in Den Haag, in Utrecht en zelfs op
Texzl te zien. Rechtzinnig Amsterdam beschouwde den brand
als een straf voor het lichtzinnig deel der bevolking.
De nieuwe schouwburg verrees op het Leidscheplein afbeel
ding hieronder en werd in September 1774 ingewijd. Hier
hebben in het begin van de negentiende eeuw Snoek en Majofski,
op het eind Louis Bouwmeester en Mevrouw Mann triomfen
gevierd. Menig Amsterdammer zal zich herinneren, dat dit gebouw
in den strengen winter van 1890 tot den grond is afgebrand, om
spoedig, schooner nog te herrijzen. Wij plaatsen hieronder een
authentiek krantenverslag van dezen beroemden brand.
Interieur van den schouwburg van 1638
De vreeselljke brand van 1890
Van den brand, die in den vroegen morgen
van 21 Februari 1890 de oude Stadsschouwburg
op het Leidscheplein verwoestte, stond in het
Algemeen Handelsblad" het volgende verslag
te lezen, merkwaardig om zijn poëtischen stijl
waaraan invloeden van de Beweging van Tachtig
wel niet vreemd zullen zijn.
GISTERAVOND is in den Stadsschouwburg, ter
eere van den verjaardag des Konings,
Maaldrink's stuk De terugkeer van den koloniaal opge
voerd. Aan het slot was een apotheose met
Bengaalsch vuur. Dit feit behoort vooropgesteld te
worden bij het bericht, dat deze schouwburfg heden
ochtend geheel door het vuur verwoest is.
Het geheele gebouw stond 's nachts gewoonlijk
leeg. In den vleugelhoek aan de Leidschestraat
sliep een knecht van den kastelein. Overigens deed
een brandwacht van den post Leidschekade-Leidsche
plein onmiddellijk na elke voorstelling, om het half
uur de ronde door het geheele gebouw. Die brand
wacht heeft, ook om drie uur, geen onraad bespeurd.
Niettemin zal waarschijnlijk op dat uur reeds hier
of daar het vuur gesmeuld hebben. Maar wie kan
daarvoor? Behalve misschien suikerfabrieken zijn
er geen gebouwen waar meer en lichter brandbaar
materiaal is, dan in een schouwburg.
Tusschen vijf uur en zes uur is de brand ontdekt.
De wind was uit het Zuid-Oosten en dreef het vuur
over het American-Hotel heen. Een groot geluk !
Ware de wind uit tegenovergestelde richting ge
komen, de suikerfabriek van de heeren Spakier en
Tetterode, die op de Baangracht staat, zou zonder
eanigen twijfel mede verbrand zijn en wellicht was
daardoor dat kwartier een prooi der vlammen
geExter/aur van den in 1890 \verbranden schouwburg aan het Leidscheplein
worden. Hoe het ook zij, tegen zes uur stond het
geheele gebouw aan alle gevels in lichte laaie;
waar men ging: een vuurkolk, een helle oven,
met een vuur, dat van den grond opsteeg, tot een
huishoogte boven het dak, en zich daar omkrulde
als een vlammendak boven de Marnixstraat; de
tong van een vuurtitaan, die zich uitstak om den
bovenbouw van het American Hotel te bereiken.
Het was een indrukwekkend, maar tegelijk een
benauwend gezicht ! Hier een regen van groene
vuurdruppels, neervallende langs witte linten die
zich kringden, grillig opgewaaid als door een wind,
van onderen naar boven. Daar rood goud, geel goud,
vloeibaar geworden en wegdrijvend naar boven,
als kleine goudstroompjes uitmondende in een
oranjerood vlammenmeer. En geelgrijs tegen den
deinenden roodbruinenden vuurgloed, zag men op
den scherp aflijnenden voorgevel, de versteende
gebaren van de middengroep, het werk van Bart
van Hove, stijf in zijne onbewegelijkheid. Maar
eindelijk komt er leven in die versteende menschen !
Zij heffen de armen op, zij zullen daar boven op
hun plat den bezeten dans van het vuur meedoen.
Dan tuimelen zij achterover in den vuurgloed. Van
het bevallige beeld van den dans staat nog allén
het onderstuk. Op een staak hangt het hoofd. Zoo
moet het hoofd van de prinses De Lamballe voorbij
de gevangenis van Marie Antoinette zijn gedragen.
Het is een benauwde vlammendroom. Een roode
nachtmerrie. Een visioen van het hellevuur. Een
chimère van vuurtongen, uit rijen van vierkante
monden oplikkend.
VAN het American Hotel sprongen de ramen
De heer Volmer deed in allerijl de gasten
oproepen, voorzoover de vuurgloed ze niet al uit
hunne bedden had gejaagd. Het hotel was niet vol.
Er logeeren ongeveer een 25 personen, maar er
zullen zich ongeveer 50 personen in het gebouw
hebben bevonden. Allen waren spoedig op.
Zeer groot is de schade voor de artisten van Het
Nederlandsche Tooneel. Er waren er die het grootste
deel van hunne costuums en kleederen in den
schouwburg bewaarden en velen stonden schreiende
de verwoesting aan te zien. Het gelukkigst kwam,
gelooven wij, er de heer Louis Bouwmeester af.
Gisteren of eergisteren had hij juist veel meege
nomen. Mevrouw Frenkel is minder gelukkig. Zij
verliest verscheidene toiletten. Maar Schulze, Van
Schoonhoven, Verenet en Schmidt verloren bij den
brand al hunne costuums. En geen hunner had zich
verzekerd !
Zeer vroeg waren de burgemeester en de wet
houder van Publieke Werken op het terrein aan
wezig. De heer Van Tienhoven ontzag zijn gezond
heid niet. Druipnat kon men hem in den guren
morgenwind het oppertoezicht zien houden over het
werk der blussching.
De herbouw is onzeker. Indien er van particuliere
zijde geen hulp geboden wordt, is er reden voor de
vrees, dat de Stadsschouwburg voorgoed zal ver
dwijnen. Aan de Beurs openbaarde dit zich in eene
stijging der andere schouwburgwaarden. Aandeelen
Paleis voor Volksvlijt en Parkschouwburg ver
beterden aanmerkelijk....
Parlementaria
MEN kan niet op alle plaatsen
tegelijk zijn aangezien ook
eene bode maar n lichaam
heeft en zoodoende had ik dan dienst
bij de senatoren en miste het debat
over de defensiebegrooting waarbij de
Generaal weer reusachtig met zijn
sabel heeft gerinkeld en met zijn
haneveeren gewoven, naar men mij
mededeelde onder een biertje in de
stad, dat een geachte collega en ik nog
op het nippertje konden halen, aan
gezien voorzitter Smeenk nu hij ook
eens met den hamer mocht zwaaien,
eenvoudig van geen ophouden wist.
Maar aan den overkant hadden wij
allen eenen leerzamen avond. Hetwelk
lang niet altijd, indien het mij geper
mitteerd is zulks op te merken, het
geval is, al mag ik onzen bejaarden
heer voorzitter graag. Hij weet wel
altijd eenen waardigen toon te hand
haven en als het moet houdt hij de
teugels strak want een mensch als ik,
die toch ook al weer wat jaartjes mee
loopt, verbaast zich telkenmale weder
om over de snelheid waarmede onze
geachte voorzitter met den hamer weet
om te gaan. We hadden in het dorp
waar ik het voorrecht had het levens
licht te aanschouwen een dorp met
lindeboomen zomers en een dijk
's winters als u voelt wat ik bedoel
eenen timmerman, die. . . . maar dat
doet hier niets ter zake.
Ik wilde enkel opmerken dat de
geachte afgevaardigde Van Vessem
toch een redelijk iemand moet zijn.
Hij heeft een sik en eenen titel, en
voorzien van deze attributen zoude men
aannemen dat een zoo rijkelijk getooid
persoon den kinderschoenen ontwassen
kan zijn en geenerlei behoefte meer
heeft aan kinderachtige spelen, welke
in een box maar niet in den senaat
thuis hooren. Want wat de geachte
afgevaardigde voor leuks vond aan
het spelletje dat hij en zijn vriendjes
in Utrecht hadden uitgevonden kan
een man op leeftijd als ik niet meer
begrijpen. Hij wilde hoofdelijke stem
ming bij elk klein ontwerpje, en dat
lukte hem telkens, behalve de enkele
malen dat onze heer de Vos van Steen
wijk hem met vossenlist te slim af was.
BODE BAREND
PAG. 7 DE GROENE No. 3208