De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 26 november pagina 7

26 november 1938 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DRIEHONDERD JAAR STADSSCHOUWBURG OP Zondag 3 Januari van het jaar 1638 is de eerste werkelijke Amsterdamsche Schouwburg geopend met de première van den Gijsbreght. Dit heugelijk feit zal aanleiding zijn om op i De cember a.s. het driehonderd-jarig bestaan van den Stadsschouw burg te herdenken, een herdenking die weliswaar om verschillende redenen bijna een jaar te laat komt, maar waarbij De Groene" zijn hartelijke gelukwenschen niet wil laten ontbreken. De Groene" verlangt deze gelukwenschen integendeel nog uit te breiden met enkele historische herinneringen aan de voorgangers van het huidige fiere gebouw op het Leidscheplein. In de eerste plaats mag dan herinnerd worden aan den schouw burg van Jacob van Campen op de Keizersgracht, in 1638 geo pend, waarvan men hiernaast het interieur vindt afgebeeld met de loges, eens voorzien van de z.g. schuilgordijntjes. Dit gebouw is op ii Mei tijdens de avondvoorstelling afgebrand, waarbij achttien personen om het leven kwamen;'de vuurgloed was, naar Worp in zijn bekende Geschiedenis van den Amsterdamschen Schouwburg" mededeelt, in Den Haag, in Utrecht en zelfs op Texzl te zien. Rechtzinnig Amsterdam beschouwde den brand als een straf voor het lichtzinnig deel der bevolking. De nieuwe schouwburg verrees op het Leidscheplein afbeel ding hieronder en werd in September 1774 ingewijd. Hier hebben in het begin van de negentiende eeuw Snoek en Majofski, op het eind Louis Bouwmeester en Mevrouw Mann triomfen gevierd. Menig Amsterdammer zal zich herinneren, dat dit gebouw in den strengen winter van 1890 tot den grond is afgebrand, om spoedig, schooner nog te herrijzen. Wij plaatsen hieronder een authentiek krantenverslag van dezen beroemden brand. Interieur van den schouwburg van 1638 De vreeselljke brand van 1890 Van den brand, die in den vroegen morgen van 21 Februari 1890 de oude Stadsschouwburg op het Leidscheplein verwoestte, stond in het Algemeen Handelsblad" het volgende verslag te lezen, merkwaardig om zijn poëtischen stijl waaraan invloeden van de Beweging van Tachtig wel niet vreemd zullen zijn. GISTERAVOND is in den Stadsschouwburg, ter eere van den verjaardag des Konings, Maaldrink's stuk De terugkeer van den koloniaal opge voerd. Aan het slot was een apotheose met Bengaalsch vuur. Dit feit behoort vooropgesteld te worden bij het bericht, dat deze schouwburfg heden ochtend geheel door het vuur verwoest is. Het geheele gebouw stond 's nachts gewoonlijk leeg. In den vleugelhoek aan de Leidschestraat sliep een knecht van den kastelein. Overigens deed een brandwacht van den post Leidschekade-Leidsche plein onmiddellijk na elke voorstelling, om het half uur de ronde door het geheele gebouw. Die brand wacht heeft, ook om drie uur, geen onraad bespeurd. Niettemin zal waarschijnlijk op dat uur reeds hier of daar het vuur gesmeuld hebben. Maar wie kan daarvoor? Behalve misschien suikerfabrieken zijn er geen gebouwen waar meer en lichter brandbaar materiaal is, dan in een schouwburg. Tusschen vijf uur en zes uur is de brand ontdekt. De wind was uit het Zuid-Oosten en dreef het vuur over het American-Hotel heen. Een groot geluk ! Ware de wind uit tegenovergestelde richting ge komen, de suikerfabriek van de heeren Spakier en Tetterode, die op de Baangracht staat, zou zonder eanigen twijfel mede verbrand zijn en wellicht was daardoor dat kwartier een prooi der vlammen geExter/aur van den in 1890 \verbranden schouwburg aan het Leidscheplein worden. Hoe het ook zij, tegen zes uur stond het geheele gebouw aan alle gevels in lichte laaie; waar men ging: een vuurkolk, een helle oven, met een vuur, dat van den grond opsteeg, tot een huishoogte boven het dak, en zich daar omkrulde als een vlammendak boven de Marnixstraat; de tong van een vuurtitaan, die zich uitstak om den bovenbouw van het American Hotel te bereiken. Het was een indrukwekkend, maar tegelijk een benauwend gezicht ! Hier een regen van groene vuurdruppels, neervallende langs witte linten die zich kringden, grillig opgewaaid als door een wind, van onderen naar boven. Daar rood goud, geel goud, vloeibaar geworden en wegdrijvend naar boven, als kleine goudstroompjes uitmondende in een oranjerood vlammenmeer. En geelgrijs tegen den deinenden roodbruinenden vuurgloed, zag men op den scherp aflijnenden voorgevel, de versteende gebaren van de middengroep, het werk van Bart van Hove, stijf in zijne onbewegelijkheid. Maar eindelijk komt er leven in die versteende menschen ! Zij heffen de armen op, zij zullen daar boven op hun plat den bezeten dans van het vuur meedoen. Dan tuimelen zij achterover in den vuurgloed. Van het bevallige beeld van den dans staat nog allén het onderstuk. Op een staak hangt het hoofd. Zoo moet het hoofd van de prinses De Lamballe voorbij de gevangenis van Marie Antoinette zijn gedragen. Het is een benauwde vlammendroom. Een roode nachtmerrie. Een visioen van het hellevuur. Een chimère van vuurtongen, uit rijen van vierkante monden oplikkend. VAN het American Hotel sprongen de ramen De heer Volmer deed in allerijl de gasten oproepen, voorzoover de vuurgloed ze niet al uit hunne bedden had gejaagd. Het hotel was niet vol. Er logeeren ongeveer een 25 personen, maar er zullen zich ongeveer 50 personen in het gebouw hebben bevonden. Allen waren spoedig op. Zeer groot is de schade voor de artisten van Het Nederlandsche Tooneel. Er waren er die het grootste deel van hunne costuums en kleederen in den schouwburg bewaarden en velen stonden schreiende de verwoesting aan te zien. Het gelukkigst kwam, gelooven wij, er de heer Louis Bouwmeester af. Gisteren of eergisteren had hij juist veel meege nomen. Mevrouw Frenkel is minder gelukkig. Zij verliest verscheidene toiletten. Maar Schulze, Van Schoonhoven, Verenet en Schmidt verloren bij den brand al hunne costuums. En geen hunner had zich verzekerd ! Zeer vroeg waren de burgemeester en de wet houder van Publieke Werken op het terrein aan wezig. De heer Van Tienhoven ontzag zijn gezond heid niet. Druipnat kon men hem in den guren morgenwind het oppertoezicht zien houden over het werk der blussching. De herbouw is onzeker. Indien er van particuliere zijde geen hulp geboden wordt, is er reden voor de vrees, dat de Stadsschouwburg voorgoed zal ver dwijnen. Aan de Beurs openbaarde dit zich in eene stijging der andere schouwburgwaarden. Aandeelen Paleis voor Volksvlijt en Parkschouwburg ver beterden aanmerkelijk.... Parlementaria MEN kan niet op alle plaatsen tegelijk zijn aangezien ook eene bode maar n lichaam heeft en zoodoende had ik dan dienst bij de senatoren en miste het debat over de defensiebegrooting waarbij de Generaal weer reusachtig met zijn sabel heeft gerinkeld en met zijn haneveeren gewoven, naar men mij mededeelde onder een biertje in de stad, dat een geachte collega en ik nog op het nippertje konden halen, aan gezien voorzitter Smeenk nu hij ook eens met den hamer mocht zwaaien, eenvoudig van geen ophouden wist. Maar aan den overkant hadden wij allen eenen leerzamen avond. Hetwelk lang niet altijd, indien het mij geper mitteerd is zulks op te merken, het geval is, al mag ik onzen bejaarden heer voorzitter graag. Hij weet wel altijd eenen waardigen toon te hand haven en als het moet houdt hij de teugels strak want een mensch als ik, die toch ook al weer wat jaartjes mee loopt, verbaast zich telkenmale weder om over de snelheid waarmede onze geachte voorzitter met den hamer weet om te gaan. We hadden in het dorp waar ik het voorrecht had het levens licht te aanschouwen een dorp met lindeboomen zomers en een dijk 's winters als u voelt wat ik bedoel eenen timmerman, die. . . . maar dat doet hier niets ter zake. Ik wilde enkel opmerken dat de geachte afgevaardigde Van Vessem toch een redelijk iemand moet zijn. Hij heeft een sik en eenen titel, en voorzien van deze attributen zoude men aannemen dat een zoo rijkelijk getooid persoon den kinderschoenen ontwassen kan zijn en geenerlei behoefte meer heeft aan kinderachtige spelen, welke in een box maar niet in den senaat thuis hooren. Want wat de geachte afgevaardigde voor leuks vond aan het spelletje dat hij en zijn vriendjes in Utrecht hadden uitgevonden kan een man op leeftijd als ik niet meer begrijpen. Hij wilde hoofdelijke stem ming bij elk klein ontwerpje, en dat lukte hem telkens, behalve de enkele malen dat onze heer de Vos van Steen wijk hem met vossenlist te slim af was. BODE BAREND PAG. 7 DE GROENE No. 3208

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl