De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 10 december pagina 10

10 december 1938 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

LETTERKUNDIG LEVEN Victor E. van Vries land y \Jwei en van iwee t\ Beknopte aankondigingen "Willem Elsschot. Het Been. (Met een inleiding van Menno ter Braak. Amsterdam, P. N. van Kampen & Zoon). Deze novelle is het vervolg op den circa vijftien jaar geleden verschenen roman Lijmen". In dien tusschentijd zijn Kaas", Tsjip" en Pensioen" uitgekomen. De figuren Laarmans en Boorman kwamen in Lijmen" voor, Laarmans in de drie volgende werken; dit laatste gaat voornamelijk over Boorman. Met de tyrannie, vasthoudendheid en wilskracht die hem kenmerken, en waarmede hij als groot oplichter-zakenman zooveel slacht offers heeft gemaakt, tracht deze een van die slachtoffers het geroofde kapitaal terug te geven. Maar de betrokkene, een berooide weduwe op den rand van faillissement, weigert dit aan te nemen. Dat de geweldenaar Boorman eindigt met de zij het gedeeltelijke overwinning, spreekt vanzelf. Het is de nuchter-laconiek-cynische schrijfwijze van Elsschot, die ook thans weer den humor van dit boek uitmaakt; met deze adjectieven is zij overigens nog heelemaal niet voldoende omschre ven, dit zou een gansch opstel vereischen. Naar mijn persoonlijken smaak komen in het vroeger werk van dezen belangrijken en in vele opzichten unieken auteur grootere eigenschappen tot uiting dan hier. Hetgeen niet wegneemt, dat men ook deze novelle geboeid en vermaakt leest. Bovendien is zij onont beerlijk tot een juist begrip van de in vele opzichten zoo geheel aparte en bewonderenswaardige figuur Willem Elsschot. Het hoofdmotief van diens heele oeuvre: de (altijd ontoereikende) opstandigheid van den burgerlijke tegen eigen begrenzingen, is ook in Het Been" te vinden. Arthur van Schendel. De wereld een dansfeest. (J. M. Meulenhoff, Amsterdam.) Van Schendel's groote productiviteit handhaaft zich onverminderd. Of daarbij ook het gehalte van zijn werk zich onverminderd handhaaft? De edele factuur van dit proza blijft steeds herken baar, maar in dit laatste werk, van stijl en geest luchtiger en speelscher dan de voorafgaande trilogie, mis ik persoonlijk (ik heb ook tegenover gestelde meeningen gehoord) iets van de door zichtige helderheid van het vroeger werk. Ook dit symboliseerde de tragische noodlotsgedachte, maar, en misschien is dit de oorzaak , onopzettelijker, onnadrukkelijker, onuitgesprokener. Toch blijft de rijke weidschheid van Van Schendel's visie en rhythme ook hier den lezer genot geven. J. W. de Boer, Vrouwen en Vrienden. 1938. (W. L. en J. Brusse. Rotterdam). Jan W. de Boer hoorde in de jaren '17 tot '24 tot de toen allerjongste en modernste vernieuwers van het proza. Boeken als De Gek, Solaes, Ras, Het Nachttij der Runia's, stonden, ook stylistisch, in het tijdbeeld van het uitbundige en exclamatorische expressionisme op hun plaats, met de wilde roman tiek van hun tegen het beschrijvende" proza reageerende geestesgesteldheid. Daarna heef t, voor zoo ver ik weet, De Boer veertien jaar gezwegen. Het resultaat is, als men dezen roman leest, echter eenigszins te mager. De stijl heeft voor het typisch extatische uit den aanvangs tijd, dat toen in zwang kwam, een meer aan onze dagen aangepast dynamisch-zakelijk accent ge kregen. Het eertijds nog wel vrij oorspronkelijk romantisme evenwel heeft zich in veel ongunstiger zin ontwikkeld. De Boer, die nu toch al groot moet zijn, heeft het overbekende en alweer afgedane genre ontdekt van het tegenwoordig meestal reeds in de puberteit overwonnen avonturiers-cosmopoliVerschenen bij de Uit g. Mij. Kemink & Zoon, Domplein 2, Utrecht. HET IN HET VORIGE NUMMER OP PAG. 14 VOORKOMENDE ARTIKEL Heldenmoed binnen de Poolcirkel BEHANDELT EEN DER HOOFDSTUKKEN VAN HET BOEK De politie der wildernis" THE ROYAL CANAOIAN MOUNTED POLICE door FETHERSTONHAUGH vertaald door K. H. BROEKHOFF Commissaris van Rijks- en Gemeentepolitie te Amsterdam Verkrijgb. bij den Uitgever en den boekhandel PRIJS 2.95 geb. ER zijn onlangs twee novellenbundels versche nen, die elk afzonderlijk zeer de aandacht ver dienen, en welke het ook aardig is eens met elkaar te vergelijken. De eene Jeanne van Schaik Wüling, Uitgestelde Vlucht (Em. Qaerido's Uitg. Mij. Amsterdam) bevat werk van een schrijfster, die als romancière naam heeft gemaakt: een rijp en uitgegroeid talent, iemand, die reeds volop be wezen heeft wat zij kan. Mary Dorna daarentegen heeft met haar bundel Onmaatschappelijke Voorkeur, (J. M. Meulenhoff, Amsterdam) wel niet gedebu teerd, maar de roman Wanordelijkheden rondom een lastig kind," die voorafging, trok toch niet een zoo groote belangstelling, dat zij daaraan het con tact met haar lezers had kunnen toetsen, evenmin als de hier en daar verspreid gepubliceerde verhalen, waarmede zij haar intrede deed en waarvan men in haar bundel sommige opgenomen vindt. Het in verband beschouwen van twee auteurs leidt meestal tot onbillijkheid tegenover een van beide partijen, tenzij men dit niet doet om de aan elk van beiden toekomende mate van waardeering tegen elkaar af te wegen, maar uitsluitend om door overeenkomst en verschil het inzicht in hun aard te verhelderen. Hiervan uitgaande komt men tot de gevolgtrekking, dat Jeanne van Schaik meer een litterair geschoold talent, Mary Dorna meer een natuurtalent heeft. Beide schrijfsters zijn geboren vertelsters, beide hebben gevoel voor het zinrijke detail, en het ver mogen, de sfeer daarachter scherp waar te nemen en suggestief weer te geven. Maar de, bij beiden zeer levende en fijne, psychologie, beweegt zich bij Jeanne van Schaik langs de lijnen eener puntige en ver standelijk betoomde formuleerkunst, welke uit de overlevering van het beschrijvende proza zich ont wikkeld heeft. Terwijl ze bij Mary Dorna zich meer door de zichtbare, aanschouwelijke verschijnings vormen des levens uitspreekt. Het werk van de laatstgenoemde heeft dan ook een meer anecdotischen inslag, welke inmiddels nooit bovenal op het pittoreske om-zichzelfs-wil gericht is, maar veeleer uit een sterk ontwikkeld gevoel voor humor voort komt. En hier, in dit bijna technische onderscheid, ligt ook een aanwijzing voor een kenschetsenden wezentrek van deze schrijfsters. De humor van Mary Dorna heeft tot functie een verweer der persoon lijkheid tegen de conventioneele en vervlakkende overmacht der samenleving haar titel zegt het reeds. In het werk van Jeanne van Schaik wordt die overmacht minder door sociale factoren ver tegenwoordigd dan door het lot, een lot dat overigens in de ontknoopingen der in hun mensch- en milieu schildering meesterlijk opgezette geschiedenissen al te weinig noodzakelijk uit de karakters en ge beurtenissen voortvloeit. De titel Uitgestelde vlucht" drukt zeer goed dien hang uit, aan de werkelijkheid te ontkomen. Reeds de geestelijke concentratie op een zoo zuiver mogelijke ver woording der realiteit was bij haar een neiging, die realiteit te ontstijgen. Voor Mary Dorna is het schrijven geen intellectueele strijd tegen het leven, maar een natuurlijke uitdrukking daarvan. Haar veel voorkomende weerzin en afkeer van de dingen dezer wereld berust toch nog op levensliefde en niet, gelijk veelszins bij Jeanne van Schaik, op doodsverlangen. Uit het bovenstaande volgt reeds, dat mevrouw Romein ten onrechte naar zich toe rekent, wanneer ze in een van haar overigens knappe karak teristieken Jeanne van Schaik een sociologische intuïtie" toeschrijft. Neen, zij bezit het fijne gevoel voor maatschappelijke schakeeringen, dat op menschenkennis berust; maar tegenover mevrouw Dorna's onmaatschappelijke voorkeur" bezit ze een maatschappelijke voorkeurloosheid", gepaard aan een metaphysische, althans religieuze voorkeur. Dit alles houdt geen waarde-oordeel in. Uit gestelde Vlucht" staat op het hooge peil, dat men van Jeanne van Schaik verwachten kan; boven dien zijn deze verhalen vrij van het geforceerde slot, dat enkele harer romans ontsiert. Dit kunstig geciseleerde proza behoort, al wordt dan hier en daar de gaafheid even verbroken, tot het beste dat door haar generatie geschreven wordt. De veelheid van details, door het gretige oog ontdekt, wordt nergens chaos, daar zij geheel in den egalen en toch bewogen gevoelstoon van deze stem is opgencmen. Onmaatschappelijke voorkeur" is niet alleen een spits-geestig, maar ook een bizonder lief, hartelijk en verteederend boek. Het leven moge hier meer in het vluchtig oogenblik dan in de diepte betrapt zijn, men vindt hier de lichte en toch vlijmscherpe raakheid-in-kort-bestek terug, welke misschien sinds Falkland uit onze letteren verloren gegaan was. Zonder diens naturalistische stijl-overlading intusschen, zonder diens dreinende sentimentaliteit, effectbejag en troebelheid. Het lezen van deze novellen is een genot, hun genre is tot iets zeer eigens gemaakt, en in dat genre zijn ze niet te verbeteren. Het zou schandelijk onrecht vaardig zijn, als mevrouw Dorna met dezen bundel niet de volle erkenning deelachtig werd, waarop haar groote begaafdheid recht heeft. tisme met ietwat zwoelen inslag. Sportiviteit, spie ren en een ander klimaat vormen hier de vertraagde reactie tegen den Hollandschen gezinsroman. Maar die waren wij toch al te boven, en voor het volle leven" hadden wij toch reeds onze vanouds ver trouwde adressen; deze mixture voor de kleine beurzen van levenswijsheid en erotiek kenden wij al. Voor Den Doolaard ten slotte lijkt het mij een genoegdoening dat het door hem ontgonnen gebied zoodanige is gecanoniseerd, dat hij nu een laat adept heeft gekregen in een acht jaar oudere. Deze laatste, inmiddels, is zichtbaarlijk de dupe geworden der geestelijke beroepsverminking, welke het jour nalistenvak zoo vaak op romanschrijvers uitoefent. Stefan Zweig. Ungeduld des Herzens. Roman. (Bermann-Fischer-Verlag, Stockholm. Allert de Lange Verlag, Amsterdam. 1939^. Er gaan aan den nieuwen (en zeer omvangrijken) roman van Stefan Zweig enkele bladzijden voor af, waarin de auteur vertelt op welke wijze hij tot het schrijven van dit boek is gekomen. Hij raakt in gesprek met een oud-Oostenrijksch officier die in den oorlog met een der hoogste ridderordes werd onderscheiden. Het gesprek loopt voornamelijk over den zin van het heidendom, en deze gedecoreerde officier is de eerste om toe te geven dat dapperheid menigmaal niet anders is dan een vlucht voor eigen verantwoordelijkheid. Hij vertelt vervolgens Zweig zijn geschiedenis. Deze historie van een mannenleven in het voor-oorlogsche Oostenrijk zou door een Schnitzler met veel indringender psychologisch raffinement, ook met een onmiddellijker voelbaar maken der sfeer zijn weergegeven. Maar toch verrichte Stefan Zweig natuurlijk zijn taak met talent, doch het vertelde beantwoordt geenszins aan de verwachtingen welke door de in leidende pagina's worden opgewekt. Men hoopt op een boek van grooter allure; men krijgt een vlot en een ook wel met inzicht voor menschelijke verhou dingen en eigenaardigheden verteld verhaal. qaan u jan Jans. Volkscultuur en ]5ou\vkunst. (De Arbeiderspers. Amsterdam. i'J3«-) Een practisch en overzichtelijk werk je, dat door tal van rake opmerkingen tot nadenken prikkelt. Prof. dr. L. Bender, O. P. ('rij /uit niet dooden II. Zelfverdediging --? Dood straf - - Oorlog en Opstand. (Paul .(-ïnmd's l_"itt(eversbednjt. Hilversum. i.OS). Een vurig en overtuigend pleidooi tegen de doodstraf, dat wij in veler handen wenschen. Het moge vooral rechtschen kringen aanleiding geven, hun standpunt te herzien. Jan Poortenaar. Ktsen en Graveren. (De Arbeiderspers. Amsterdam. J<)j>S). Op zijn bekende smakelijke wijze vertelt de schrijver hier voor leeken over een belangwekkenden kant van het kunst-métier. Het onderhoudend boekje is van vele afbeeldingen voor zien. P>akkeleu'n met Jan Vun DHmar. RotterM. Roelants. Greshoff. (XiJKh Dam. KJ^S). Voor zoover het groote publiek be lang stelt in de dessous" van de letter kunde en de keuken" der litteratuur kritiek, kan het aan dezen diepgaanden twist tusschen twee vooraanstaande schrijvers zijn hart ophalen. PAG. 10 DE GROENE No. 3210

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl