Historisch Archief 1877-1940
concertrepertoire
^Villem Pijper
? OURNALISTIEK gesproken is het op het
oogenIblik een slechte tijd voor ,,het" repertoire.
NieJ mand is er ronduit tevreden mee, noch in artistiek,
noch in economisch opzicht. Het ontbreekt niet
aan pogingen tot vernieuwing, maar het geval biedt
niet veel gunstige aspecten. Het Concertgebouw
vernieuwt principieel zoo weinig mogelijk; het
Rotterdamsche Orkest, niet belast door tradities
en aan geen enkel protocol gebonden, even princi
pieel zoo veel mogelijk.
Het ontbreekt bij dit alles niet aan raadgevers en
stuurlieden op den wal. Een aardig specimen van
vastelands-schipperij was te vinden in de N. Rott. Ct.
van 4 Dec. 1.1. Na het aftreden van den componist
Willem Landréals muziekverslaggever immers
stemt het Rotterdamsche blad luidkeels in met
het koor dergenen die een radicale vernieuwing
van het vaste repertoire de eenige mogelijkheid tot
verder bestaan van het openbare concertleven
achten. Men zou zich, oppervlakkig gezien, willen
verheugen in dezen steun, van zoo onverdacht
respectabele zijde, aan de tendenzen der op ver
nieuwing, op vooruitgang gerichte groepen. Bij
nader inzien is er ditmaal echter niet de minste
reden tot verheugenis. Deze criticus in zijn gedaante
van programma-samensteller bleek hier niet vol
doende ter zake kundig, en het wil ons voorkomen
dat een verder gaan in de hiermede ingeslagen
richting niet in het voordeel, noch van de N.R.Ct.,
npch van het Nederlandsche muziekleven, genoemd
mag worden.
Het artikel in quaestie bevatte een vijftigtal
orkestprogramma's, als ontwerp voor een nieuw
orkestrepertoire". Bescheidenheidshalve wordt hier
aan toegevoegd, dat deze programma's eigenlijk
in het kader van een utopistisch concertleven
gedacht" zijn, maar met dat al werd het recept
toch maar gegeven. Een recept, dat, mocht het ooit
toegepast worden, de belangstelling voor muziek
van den normalen Nederlandschen concertbezoeker
in den kortst mogelijken tijd tot nul zou terug
brengen. Ten aanzien van de zuiver muzikale
waarden immers is de mentaliteit, welke aan dit
utopistisch repertoire ten grondslag ligt, volkomen
destructief gericht. Niet uit muziekhaat (d. w. z.
verkeerd gerichte muziekliefde) doch, erger: uit
verkeerd gericht idealisme.
Het grootste deel van deze fictieve programma's
is merkwaardig slecht van samenstelling. Wil men
voorbeelden? Zie dan No. 24: Debussy Rondes
du Printemps"; Berg, vioolconcert; Schumann,
3e symphonie.... Of No. 19: Hindemith, suite;
van Lier, 2e symphonie; Beethoven, tripel-concert.
Of, tenslotte, No. 39: Hoffmann, ouverture; Weber,
pianoconcert; Bizet, Roma-suite; Strauss,
Josephslegende. De niet revolutionnair" samengestelde
programma's zijn juist zoo als Rud. Mengelberg
zijn abonné's reeds sinds jaar en dag voorzet:
No. 31, Mahler, 96 symphonie, sec; No. 38, een
authentiek Concertgebouw: hollandsch program
met Zweers, Diepenbrock, H. Andriessen, Badings
en Wagenaar. Of No. 45: serenade van Brahms en
achtste van Bruckner.
EEN oppervlakkige analyse van dit repertoire"
levert een aantal van ongeveer veertig Neder
landsche composities bij een totaal van bijna
tweehonderd werken op; dat lijkt voor Amsterdam
veel, doch voor Rotterdam eer weinig.
DiepenKunstiiandel DE BRUG"
PRINSENGRACHT 969 bij de Vijzelstraat
Stelt tentoon werken van
Mevrouw Emmy Roth;
Unica van Sieraden en gebruiksvoor
werpen in zilver en andere materialen.
Zilverwerken ontworpen voor de N. V.
Z i l v e r f a b r i e k Voorschoten
De ienlooiuteülng 'wgeopend van 10-25 Dec.
broek is in dit Luilekkerland vertegenwoordigd
met tien stukken, Badings met zeven, Monniken
dam, Dopper, Zweers en Rudolf Mengelberg
ieder met n, als ik goed geteld heb; Wagenaar
met twee. Van Bruckner gaan vier symphonieën,
van Mahler, behalve de onvoltooide loe en de
Kindertotenlieder, de 7e en ge symphonie, benevens
een potpourri uit tweede en derde symphonie
(andante en scherzo uit II plus Menuetto uit III)....
Naast het concert voor twee hobo's van Voormolen
staat de Kammersinfonie van Schoenberg ( !); een
stuk dat niet voor de groote" concertzalen bestemd
is. Van Beethoven: de ouverture zur Weihe des
Hauses", de eerste Leonore, het tripelconcert en
de door Weingartner georkestreerde
Hammerklaviersonate. . . . Eigenlijk is dit nogal erg.
Tendeele staan er werken op dit repertoire, die er niet
Muziek zijn: een symphonische suite uit Halewijn van
Pijper, waarvan het bestaan mij totdusverre onbe
kend was.
Wanneer wij ons iets nauwkeuriger rekenschap
hebben gegeven van de bedoelingen en ambities,
welke achter dit ontwerp van een nieuw orkest
repertoire" schuil gaan, dan verdwijnt veel van de
importantie welke men geneigd is ongelezen toe te
kennen aan vier kolommen N. R. Ct. De behoeders
van het" Repertoire, de heerschers over de onzalige
ancilla reipublicae, deze ietwat sloome en
hardleersche maagd, kunnen gerust zijn. Er is geen
aanleiding om aan deze wenschfantasie meer
aandacht te besteden dan aan het halfhonderd
spasmodische overtuigingen die de kunstpagina's
van zoo menige nette en gezellige courant tot een
soms ietwat irritante, soms lachverwekkende,
maar altijd overbodige lectuur maken. Het stuk
verscheen namelijk op 4 December; het was dus
niet anders of meer dan gewoon een onbehoorlijk
lang en onbescheiden, dat moet men toegeven
verlanglijstje voor St. Nicolaas. Wat een koek,
en wat een borstplaat. . . .
HET is, tenslotte, toch jammer, dat het serieuze
streven naar vernieuwing en verrijking van
het Nederlandsche muziekleven door couranten
artikelen als deze zoo ernstig geschaad kan worden.
Le ridicule tue, hoe goed de bedoelingen nu ook
geweest mogen zijn.
Beeldhouwkunst
veelJik
door Jan Engelman
Torso door Cephas Stauthamer
Kuiistzaal ,,De Trapgevel", Amsterdam
WIE zijn werk niet eerder kenden hebben
Stauthamer's kunst al leeren waardeeren,
toen hij deel uitmaakte van het gezel
schap beeldhouwers, dat in het vroege voorjaar
teekeningen en enkele beelden exposeerde in den
Kunsthandel Aalderink. Daarna was er werk van
hem te zien bij de Maatschappij Rembrandt en nu
heeft hij een eigen expositie, een kleine, maar een
die goed is gekozen en met smaak ingericht.
Stauthamer's weg was de weg van de meeste
jonge beeldhouwers, maar voor hem waren er
bijzondere moeilijkheden. Hij had de zielskracht
om vol te houden en geen concessies te doen. Dat
wint het altijd, op den duur, van den routinier,
den succesjager en den politiek of religieus begun
stigde. De kleine tentoonstelling ademt zuiverheid
en devoot te noemen toewijding, er zijn geen for
ceeringen. Wel zwakheden nog maar geen
praeoccupaties. Stauthamer's leermeesteres
is de natuur, het model. De beweging in
de gewrichten, de edele lijn der gespan
nen of losgelaten spieren, zeggen hem
meer dan de decoratieve samenvatting
eener idee. Wie zoo is aangelegd moet
geen moeite doen om anders te schij
nen. De natuur is eindeloos variabel:
ook zij spreekt een geestelijke spraak,
de artist kan de afwijkingen aan
brengen die noodzakelijk zijn, harmonie
zoeken, zonder hare werkelijkheden
los te laten".
Het is niet te zeggen, wat Stauthamer
zou voortbrengen als hem een groot
werk werd gegund. Maar bij de koppen,
de torso's en statuetten die hij maakte,
zie ik verscheidene gevoelige en fijne
dingen, waarin het leven spontaan
en eerbiedig is behouden. Opmerkelijk
is de mijmerende, ingekeerde, vaak
zelfs pieuze stemming der gelaten,
opmerkelijk is niet minder de verliefde
behandeling van het materiaal. Waar
de groote omtrekken ontbreken, die
beeldhouwkunstig ruimte maken, is
altijd toch een liefelijk en teeder detail.
En soms ontbreken de groote om
trekken niet, zooals in het Torso No.
4, dat door kloeke contouren opvalt
en bijzonder kundig aan kop en armen
is afgesneden. Ik zou het in brons wil
len zien, maar het brons is een der
economische" moeilijkheden voor den
jongen beeldhouwer. Ook het kleine
Torso (No. 3) heeft uitstekende kwali
teiten, het is zeer goed van schaal- en
formaatgevoel. Een der beste koppen
is het Jongensmasker-Haim, mooi van omtrek,
sierlijk op den langen hals, droomerig van expressie
door de zeer gevoelig behandelde oogholten als
het nog wat fijner gedetailleerd was zou men aan
een Despiau gaan denken. De kleine naakten in
chamotte (Nos. 9 en 10) zijn daarentegen weinig
karakteristiek voor Stauthamer, de ledematen zijn
onaf, het gelaat is een onzekere navolging van
Raedecker. Ik kijk liever naar den kop in
Muschelkalk, taille directement, met al de charmes daarvan:
ruig, spontaan en krachtig uit het materiaal
gehaald.
De teekeningen met penseel en rood krijt, zeer
sensibel hier en daar, de droge-naalden ook,
verhoogen het peil der tentoonstelling. Niet minder
de decoratieve teekening Visschers" en de schilde
ring op eterniet: een Letlandsche, met wat aardkleur
gedaan, bekoorlijk ingezogen", beheerscht in 't
vlak en in de contouren.
PAG. II DE GROENE No.32IO