Historisch Archief 1877-1940
De reportage van de week
Binnenvaartschepen ladend en lossend in de Oude Haven te Rotterdam,
waar op het oogenblik in verband met de Rijnvaart groote drukte heerscht
SCHIPPER, AHOY!
SCHIPPER, Ahoy! Dag meneer, kom der
maar op. Pas op de plank. Zoo, nou een stap,
stoot u niet aan het luik. En komt u maar in
de stuurhut. Ja, meneer, de binnenscheepvaart
Vroeger, meneer, toen was het mooi. Mijn groot
vader, die voer op een eikenhouten tjalk, die had
hij nog zien bouwen en op de werf kon hij zeg
gen, hoe hij het wou hebben, hoewel het niet noodig
was, want de scheepswerven, die bouwden al van
vader op zoon, en ze wisten wat practisch en bruik
baar was. Zoo'n stevig houten schip, waar je thuis
was, dat je kende en dat naar je luisterde.
En daarmee voer grootvader van Hoogeveen,
waar hij woonde, met turf uit de veenkolonies naar
Amsterdam. En dan, net met Sinterklaas, dan kwa
men ze allemaal naar Holland en dan lagen er wel
een drie honderd pramen tegelijk bij Pampus. Als
ze in de stad dan gelost hadden, dan bleven ze liggen,
ook als er geen ijs was, omdat dat nou eenmaal ge
woonte was, tot aan Vrouwedag aan toe, dat is
begin Februari, dan voeren ze allemaal weer terug,
waar ze vandaan kwamen, mijn grootvader naar
Hoogeveen, waar hij thuis was. Een schippertje was
toen een heele meneer. Want als die na Februari
thuis kwam, dan ging hij zoo eens overal op bezoek,
en dan moest hij vertellen wat hij gezien had, in
Amsterdam, en wat er zoo te doen was in Holland.
Zijn kinderen gingen school in Hoogeveen en hij
had er zijn buren en verwanten.
Toen mijn grootvader genoeg gespaard had, dat
hij mijn vader een schip kon koopen, toen gingen
ze weer naar de werf, en daar bestelden ze een
splinternieuw mooi schip. Zoo kwamen er nooit
meer schepen dan noodig was en voor iedereen was
er genoeg vracht.
Maar ja, zoo langzamerhand kwamen de ijzeren
schepen. Dat ging toen in eens heel anders. Want
op een houten schip kon je geen hypotheek krijgen,
omdat zoo'n ding het niet lang genoeg hield, maar
op een ijzeren schip ging dat wel. Daar kon je
geld op krijgen. En de scheepswerven zeiden tegen
een f linken jongen vent: Wil je een schip kerel?"
Als hij dan zei: Ja baas, maar ik heb geen geld",
dan zei de scheepsbouwer: Geld krijg je van mij.
Betaal me elke maand wat af en over een jaar of
wat dan is dat mooie ijzeren schip van jou".
Dat vond die jonge kerel best; een eigen schip
en dat, zonder geld te betalen ! En zoo zat hij vast
aan huurkoopcontract, met alle gevaren van dien.
Maar ook als het contract naar wensch verliep,
had hij geen best leven meer. Want hij kon nu zich
niet de weelde permitteeren een paar maanden stil
te liggen. Hij moest afbetalen, hij moest verdienen.
Dus voeren al die schepen rusteloos heen en weer,
elkaar de vrachten afsnoepend, die al maar dunner
en dunner werden. Vroeg je concurrent minder
vrachtgeld om die vracht rijst naar Groningen te
brengen? Geen nood: ik ontsla mijn knecht, dan
moet moeder de vrouw maar helpen. We moeten
varen. Zoo, meneer, moesten onze vrouwen helpen,
weer of geen weer, en de kinderen. We werden de
slaven van onze boot, de knechten van onze be
vrachters. Zoo is het mij ook gegaan, en als ik dan
denk aan mijn grootvader, die naast God de schip
per van zijn schip was....
Toen de motor er kwam, werd het nog erger. Je
concurrent had er een. Dan kwam zoo'n fijne me
neer, met een keurigen witten boord de loopplank
over: Zoo, schippertje, nogal wat te varen?" En
als je dan wat klaagde, dan had hij de redding voor
je: met onzen motor, schippertje, vaar je alle
scheepjes makkelijk voorbij; geen last van tegen
wind, geen gelaveer. En kosten ? Je krijgt hem zóó,
dan betaal je later wel af."
Als het schippertje eenmaal zoover was, moest hij
nog meer vrachten maken om zijn kosten te dekken.
Dan stond er wel Hoogeveen op zijn schip, maar wie
kwam daar nog? Turf werd niet meer gevaren,
voor stilliggen was geen tijd. Dus bleven de kinderen
zonder onderwijs, verwanten en kennissen verloor
je. Je was geïsoleerd op je schip. Je stond nog wel
in de registers van Hoogeveen, nog wel in de
doopsen kerkregisters, maar niemand kende je er meer,
al moest je ook belasting betalen. En juist om dat
belasting betalen kozen wij dan wel eens een andere
gemeente, waar dat niet zoo hoog was. Daar wilden
ze ons graag hebben. Zoo waren er ge
meenten, waar je met een schip heelemaal niet kon
komen en die voor de helft uit schippers bestonden.
Schippers betaalden voor de wegen, waarop ze nooit
zouden loopen. En dat waren niet weinig schippers,
als u rekent, dat er een kleine 60 duizend menschen
op het water leven."
gedaald. Mijn vriend, de schipper, kijkt over de
lichtjes van de schepen, die naast en om de
Margaretha Jacoba liggen. In de stuurhut is het kil ge
worden. Kom naar beneden, naar moeder de
vrouw. Daar krijg je een kommetje troost". We
dalen langs het trapje in de kajuit. Warm is het hier
en gezellig. De petroleumlamp geeft vroolijk licht.
Langs den wand portretten en plaatjes. Op de tafel
keurig zeil, een fornuis in den hoek, de kinderen
spelend met poppen en de jongen snijdend aan een
blokje hout. De schippersvrouw schenkt mij lekker
slappe koffie uit zoo'n hooge ouderwetsche emaille
pot. En hier, in deze gezellige ruimte, leven in het
gesprek de eerste jaren van de crisis" weer op,
toen er bijna geen vrachten waren, toen de schippers
eerst merkten, dat ze nergens meer thuis waren en
dat de gemeenten, waarvoor zij jarenlang belasting
betaald hadden, die steuntrekkers, hoe eer hoe liever
trachtten af te schuiven. Maar ik hoor de kinderen
ook spreken van het onderwijs, dat zij tegenwoordig
kunnen genieten, door de bemoeiingen van het
Onderwijsfonds voor de Scheepvaart onder den
directeur G. de Jong; lager onderwijs in dertien
scholen, die door kinderen maar weinig dagen in
een jaar kunnen bezocht worden maar waarvan het
onderwijs zoo genormaliseerd is, dat het kind den
eenen dag b.v. te Amsterdam school kan gaan om
den volgenden dag op de Binnenvaartschool te
Rotterdam de les van gisteren voort te zetten;
nijverheidsonderwijs leert de technische vakken,
die door den motor en mechanische hulpmiddelen
thans zoo dringend noodig zijn. Internaten geven
ouders de mogelijkheid hun kinderen langeren tijd
aan den wal te laten.
En nu, door die zorgen van dat particuliere
onderwijsfonds de opleiding der toekomstige schippers
verzekerd is, nu wordt er ook gewerkt aan een
nieuwe registratie van de schepen, zoodat een
schipper in de toekomst niet meer den naam van
een plaats op zijn schip heeft staan, waar hij verder
niets te zoeken heeft en die zich van hem ook bitter
weinig aantrekt. Er komt, hopenlijk spoedig, een
wetsontwerp, waarbij alle schippers formeel te
Den Haag gedomicileerd zullen worden, opdat van
een centraal punt uit, maatregelen en verrekeningen,
voor b.v. het uitbetalen van steun, genomen kunnen
worden, opdat in n plaats de registers van den
burgerlijken stand der schippers zullen zijn.
In de jaren na de crisis zijn ook de, bij de wet van
minister Verschuur over de evenredige
vrachtverdeeling, in het leven geroepen bevrachtingscommis
sies in werking getreden. Hierbij werd de felle con
currentie aan banden gelegd door vrachttarieven en
werd bij het toekennen van de vracht op de schip
persbeurzen rekening gehouden met de nummer
volgorde van het binnenkomen in een bepaalde
haven of district. Zoo kunnen alle schippers werk
krijgen en niet alleen enkelen met goede relaties tot
de bevrachters.
Dat alles vertelde mij de schipper van de
Margaretha Jacoba uit Hoogeveen. En ga nou morgen
met me mee naar de schippersbeurs".
DEN volgenden middag ben ik met hem mee
gegaan. In het beursgebouw aan het Damrak
is een groote afgeschutte ruimte tot schippersbeurs
gemaakt. Daar staan, dag aan dag, de schippers van
al die binnenvaartschepen, die in de Amsterdamsche
haven liggen, een paar honderd schippers van een
paar honderd schepen, die liggen te wachten op lasten
en vrachten. Daar worden dan eenige malen per dag,
als er werk is, de vrachten afgeroepen: zooveel
standaard hout, goed afgedekt te vervoeren naar
Meppel, Maandag laden, voor zooveel gulden en
zooveel cent per standaard." De schipper, die de
vracht wil hebben en wiens schip juist die hoeveel
heid kan bevatten roept zijn nummer. Is een andere
reflectant hem vóór met een lager nummer, dan
krijgt die het.
Ze staan in de groote beurshal en praten. Zij
rooken hun pijpje, hun sigaar of ze pruimen. Schip
pers met baardjes, schippers met goedige of met
bittere gezichten, jonge en oude, opgewekte of be
zorgde schippers. Ze staan er dag na dag, week na
week, te wachten op een last voor het schip. En
krijgen ze die, dan reppen ze zich met de noodige
papieren naar huis, naar moeder de vrouw, om het
goede nieuws te vertellen. Dan wordt het schip
losgegooid, de lading wordt ingenomen en voort gaat
het, over de breede kanalen, over de plassen en
meren of over de wijde Zuiderzee. Veilig en be
trouwbaar brengt de schipper de lading. Holland
dankt zijn faam aan de scheepvaart. Het Schippertje
zet die traditie voort. Schipper, Ahoy !
H. B. FORTUIN
PARLEMENTARIA
M1
EN staat als bode zijnde
voor de wonderlijkste sur
prises en was zulks den
avond na Sinterklaas eigentlijk
niet eens zoo wonderlijk, bij nader
inzien dan beschouwd. Maar had
ondergeteekende nog zijne buik vol
van banket en borstplaat en had hij
er wel een lief ding voor over gehad
indien hij dezen Woensdagavond
verstek had kunnen laten gaan
maar alzoo mocht het niet zijn want
de voorzitter onzer senatoren had de
dames en heeren bijeengeroepen en
hij had blijkbaar beter kijk op de
dames en heeren dan ondergetee
kende, want de laatste zou gezegd
hebben: de speculaas ligt nog te
zwaar op mijn maag met eene aldus
bovenmatig gevulde maag vermag
men het land maar jammerlijk te
dienen. Edoch: het was anders
want er waren drie-en-veertig leden
van den senaat opgekomen en de
anderen zullen wel griep hebben
gehad, of nog een achterkleinkind
erbij.
Het zat 'm allemaal weer in de
kinderachtige spelen van de
Utrechtsche heeren. Die waren
wederom van plan een beetje
stemming te maken door stemming
aan te vragen. Maar had ik reeds
dadelijk in de gaten dat zij ditmaal
van een koude kermis zouden
thuiskomen want toen ik meneer
de Vos van Steenwijk eenige docu
menten bracht verkwistte Zijne
Edele een knipoog aan mij alsof
hij wilde zeggen: ze zijn met mij
nog niet klaar. En waren ze dat
ook geenszins, want onze heer voor
zitter mag hoog in jaren zijn maar
hij is snel ter tonge en zoo waren
ettelijke ontwerpjes al aangenomen
verklaard, terwijl de heer van
Vessem nog luidkeels om den geluids
versterker stond te roepen. Hetwelk
onder ons gezegd eene onbescheiden
heid, want er waren maar drie leden
die naar de Stichtelijke woorden
hunkerden en tenslotte gelden de
meeste stemmen. Meneer van
Vessem wierd furieus en dat moet hij
weten. Alleen bij eene kleine defensie
aangelegenheid vroeg hij geene
stemming omdat meneer van Dijk
maar voortdurend kon doorgaan
met kanonnenmaken. Als bode
krijgt men gevoel voor situaties en
dies heb ik den geachten senator
toen maar een glaasje water gereikt
met enkele zenuw stillende droppels,
want ik kon zien dat hij zulks van
noode had. Zooiets doe ik wel eens
meer omdat ik hart voor den senaat
heb en weet deze het toch niet,
zoodat het geenszins kan schaden.
Het had als gewoonlijk een goede
uitwerking, want later bleef het
stemming-aanvragen achterwege en
dus zal ik bij volgende gelegen
heden reeds eerder mijn
kalmeeringsmiddel toedienen, zoodat ik
op gunstige wijze het staatsbeleid
kan be-invloeden. Hetwelk eene
groote satisfactie.
Wij stonden tegen tienen op het
Binnenhof en het bier daarna was
best.
BODE BAREND
PAG. 7 DE GROENE No. 3210