De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 10 december pagina 7

10 december 1938 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

De reportage van de week Binnenvaartschepen ladend en lossend in de Oude Haven te Rotterdam, waar op het oogenblik in verband met de Rijnvaart groote drukte heerscht SCHIPPER, AHOY! SCHIPPER, Ahoy! Dag meneer, kom der maar op. Pas op de plank. Zoo, nou een stap, stoot u niet aan het luik. En komt u maar in de stuurhut. Ja, meneer, de binnenscheepvaart Vroeger, meneer, toen was het mooi. Mijn groot vader, die voer op een eikenhouten tjalk, die had hij nog zien bouwen en op de werf kon hij zeg gen, hoe hij het wou hebben, hoewel het niet noodig was, want de scheepswerven, die bouwden al van vader op zoon, en ze wisten wat practisch en bruik baar was. Zoo'n stevig houten schip, waar je thuis was, dat je kende en dat naar je luisterde. En daarmee voer grootvader van Hoogeveen, waar hij woonde, met turf uit de veenkolonies naar Amsterdam. En dan, net met Sinterklaas, dan kwa men ze allemaal naar Holland en dan lagen er wel een drie honderd pramen tegelijk bij Pampus. Als ze in de stad dan gelost hadden, dan bleven ze liggen, ook als er geen ijs was, omdat dat nou eenmaal ge woonte was, tot aan Vrouwedag aan toe, dat is begin Februari, dan voeren ze allemaal weer terug, waar ze vandaan kwamen, mijn grootvader naar Hoogeveen, waar hij thuis was. Een schippertje was toen een heele meneer. Want als die na Februari thuis kwam, dan ging hij zoo eens overal op bezoek, en dan moest hij vertellen wat hij gezien had, in Amsterdam, en wat er zoo te doen was in Holland. Zijn kinderen gingen school in Hoogeveen en hij had er zijn buren en verwanten. Toen mijn grootvader genoeg gespaard had, dat hij mijn vader een schip kon koopen, toen gingen ze weer naar de werf, en daar bestelden ze een splinternieuw mooi schip. Zoo kwamen er nooit meer schepen dan noodig was en voor iedereen was er genoeg vracht. Maar ja, zoo langzamerhand kwamen de ijzeren schepen. Dat ging toen in eens heel anders. Want op een houten schip kon je geen hypotheek krijgen, omdat zoo'n ding het niet lang genoeg hield, maar op een ijzeren schip ging dat wel. Daar kon je geld op krijgen. En de scheepswerven zeiden tegen een f linken jongen vent: Wil je een schip kerel?" Als hij dan zei: Ja baas, maar ik heb geen geld", dan zei de scheepsbouwer: Geld krijg je van mij. Betaal me elke maand wat af en over een jaar of wat dan is dat mooie ijzeren schip van jou". Dat vond die jonge kerel best; een eigen schip en dat, zonder geld te betalen ! En zoo zat hij vast aan huurkoopcontract, met alle gevaren van dien. Maar ook als het contract naar wensch verliep, had hij geen best leven meer. Want hij kon nu zich niet de weelde permitteeren een paar maanden stil te liggen. Hij moest afbetalen, hij moest verdienen. Dus voeren al die schepen rusteloos heen en weer, elkaar de vrachten afsnoepend, die al maar dunner en dunner werden. Vroeg je concurrent minder vrachtgeld om die vracht rijst naar Groningen te brengen? Geen nood: ik ontsla mijn knecht, dan moet moeder de vrouw maar helpen. We moeten varen. Zoo, meneer, moesten onze vrouwen helpen, weer of geen weer, en de kinderen. We werden de slaven van onze boot, de knechten van onze be vrachters. Zoo is het mij ook gegaan, en als ik dan denk aan mijn grootvader, die naast God de schip per van zijn schip was.... Toen de motor er kwam, werd het nog erger. Je concurrent had er een. Dan kwam zoo'n fijne me neer, met een keurigen witten boord de loopplank over: Zoo, schippertje, nogal wat te varen?" En als je dan wat klaagde, dan had hij de redding voor je: met onzen motor, schippertje, vaar je alle scheepjes makkelijk voorbij; geen last van tegen wind, geen gelaveer. En kosten ? Je krijgt hem zóó, dan betaal je later wel af." Als het schippertje eenmaal zoover was, moest hij nog meer vrachten maken om zijn kosten te dekken. Dan stond er wel Hoogeveen op zijn schip, maar wie kwam daar nog? Turf werd niet meer gevaren, voor stilliggen was geen tijd. Dus bleven de kinderen zonder onderwijs, verwanten en kennissen verloor je. Je was geïsoleerd op je schip. Je stond nog wel in de registers van Hoogeveen, nog wel in de doopsen kerkregisters, maar niemand kende je er meer, al moest je ook belasting betalen. En juist om dat belasting betalen kozen wij dan wel eens een andere gemeente, waar dat niet zoo hoog was. Daar wilden ze ons graag hebben. Zoo waren er ge meenten, waar je met een schip heelemaal niet kon komen en die voor de helft uit schippers bestonden. Schippers betaalden voor de wegen, waarop ze nooit zouden loopen. En dat waren niet weinig schippers, als u rekent, dat er een kleine 60 duizend menschen op het water leven." gedaald. Mijn vriend, de schipper, kijkt over de lichtjes van de schepen, die naast en om de Margaretha Jacoba liggen. In de stuurhut is het kil ge worden. Kom naar beneden, naar moeder de vrouw. Daar krijg je een kommetje troost". We dalen langs het trapje in de kajuit. Warm is het hier en gezellig. De petroleumlamp geeft vroolijk licht. Langs den wand portretten en plaatjes. Op de tafel keurig zeil, een fornuis in den hoek, de kinderen spelend met poppen en de jongen snijdend aan een blokje hout. De schippersvrouw schenkt mij lekker slappe koffie uit zoo'n hooge ouderwetsche emaille pot. En hier, in deze gezellige ruimte, leven in het gesprek de eerste jaren van de crisis" weer op, toen er bijna geen vrachten waren, toen de schippers eerst merkten, dat ze nergens meer thuis waren en dat de gemeenten, waarvoor zij jarenlang belasting betaald hadden, die steuntrekkers, hoe eer hoe liever trachtten af te schuiven. Maar ik hoor de kinderen ook spreken van het onderwijs, dat zij tegenwoordig kunnen genieten, door de bemoeiingen van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart onder den directeur G. de Jong; lager onderwijs in dertien scholen, die door kinderen maar weinig dagen in een jaar kunnen bezocht worden maar waarvan het onderwijs zoo genormaliseerd is, dat het kind den eenen dag b.v. te Amsterdam school kan gaan om den volgenden dag op de Binnenvaartschool te Rotterdam de les van gisteren voort te zetten; nijverheidsonderwijs leert de technische vakken, die door den motor en mechanische hulpmiddelen thans zoo dringend noodig zijn. Internaten geven ouders de mogelijkheid hun kinderen langeren tijd aan den wal te laten. En nu, door die zorgen van dat particuliere onderwijsfonds de opleiding der toekomstige schippers verzekerd is, nu wordt er ook gewerkt aan een nieuwe registratie van de schepen, zoodat een schipper in de toekomst niet meer den naam van een plaats op zijn schip heeft staan, waar hij verder niets te zoeken heeft en die zich van hem ook bitter weinig aantrekt. Er komt, hopenlijk spoedig, een wetsontwerp, waarbij alle schippers formeel te Den Haag gedomicileerd zullen worden, opdat van een centraal punt uit, maatregelen en verrekeningen, voor b.v. het uitbetalen van steun, genomen kunnen worden, opdat in n plaats de registers van den burgerlijken stand der schippers zullen zijn. In de jaren na de crisis zijn ook de, bij de wet van minister Verschuur over de evenredige vrachtverdeeling, in het leven geroepen bevrachtingscommis sies in werking getreden. Hierbij werd de felle con currentie aan banden gelegd door vrachttarieven en werd bij het toekennen van de vracht op de schip persbeurzen rekening gehouden met de nummer volgorde van het binnenkomen in een bepaalde haven of district. Zoo kunnen alle schippers werk krijgen en niet alleen enkelen met goede relaties tot de bevrachters. Dat alles vertelde mij de schipper van de Margaretha Jacoba uit Hoogeveen. En ga nou morgen met me mee naar de schippersbeurs". DEN volgenden middag ben ik met hem mee gegaan. In het beursgebouw aan het Damrak is een groote afgeschutte ruimte tot schippersbeurs gemaakt. Daar staan, dag aan dag, de schippers van al die binnenvaartschepen, die in de Amsterdamsche haven liggen, een paar honderd schippers van een paar honderd schepen, die liggen te wachten op lasten en vrachten. Daar worden dan eenige malen per dag, als er werk is, de vrachten afgeroepen: zooveel standaard hout, goed afgedekt te vervoeren naar Meppel, Maandag laden, voor zooveel gulden en zooveel cent per standaard." De schipper, die de vracht wil hebben en wiens schip juist die hoeveel heid kan bevatten roept zijn nummer. Is een andere reflectant hem vóór met een lager nummer, dan krijgt die het. Ze staan in de groote beurshal en praten. Zij rooken hun pijpje, hun sigaar of ze pruimen. Schip pers met baardjes, schippers met goedige of met bittere gezichten, jonge en oude, opgewekte of be zorgde schippers. Ze staan er dag na dag, week na week, te wachten op een last voor het schip. En krijgen ze die, dan reppen ze zich met de noodige papieren naar huis, naar moeder de vrouw, om het goede nieuws te vertellen. Dan wordt het schip losgegooid, de lading wordt ingenomen en voort gaat het, over de breede kanalen, over de plassen en meren of over de wijde Zuiderzee. Veilig en be trouwbaar brengt de schipper de lading. Holland dankt zijn faam aan de scheepvaart. Het Schippertje zet die traditie voort. Schipper, Ahoy ! H. B. FORTUIN PARLEMENTARIA M1 EN staat als bode zijnde voor de wonderlijkste sur prises en was zulks den avond na Sinterklaas eigentlijk niet eens zoo wonderlijk, bij nader inzien dan beschouwd. Maar had ondergeteekende nog zijne buik vol van banket en borstplaat en had hij er wel een lief ding voor over gehad indien hij dezen Woensdagavond verstek had kunnen laten gaan maar alzoo mocht het niet zijn want de voorzitter onzer senatoren had de dames en heeren bijeengeroepen en hij had blijkbaar beter kijk op de dames en heeren dan ondergetee kende, want de laatste zou gezegd hebben: de speculaas ligt nog te zwaar op mijn maag met eene aldus bovenmatig gevulde maag vermag men het land maar jammerlijk te dienen. Edoch: het was anders want er waren drie-en-veertig leden van den senaat opgekomen en de anderen zullen wel griep hebben gehad, of nog een achterkleinkind erbij. Het zat 'm allemaal weer in de kinderachtige spelen van de Utrechtsche heeren. Die waren wederom van plan een beetje stemming te maken door stemming aan te vragen. Maar had ik reeds dadelijk in de gaten dat zij ditmaal van een koude kermis zouden thuiskomen want toen ik meneer de Vos van Steenwijk eenige docu menten bracht verkwistte Zijne Edele een knipoog aan mij alsof hij wilde zeggen: ze zijn met mij nog niet klaar. En waren ze dat ook geenszins, want onze heer voor zitter mag hoog in jaren zijn maar hij is snel ter tonge en zoo waren ettelijke ontwerpjes al aangenomen verklaard, terwijl de heer van Vessem nog luidkeels om den geluids versterker stond te roepen. Hetwelk onder ons gezegd eene onbescheiden heid, want er waren maar drie leden die naar de Stichtelijke woorden hunkerden en tenslotte gelden de meeste stemmen. Meneer van Vessem wierd furieus en dat moet hij weten. Alleen bij eene kleine defensie aangelegenheid vroeg hij geene stemming omdat meneer van Dijk maar voortdurend kon doorgaan met kanonnenmaken. Als bode krijgt men gevoel voor situaties en dies heb ik den geachten senator toen maar een glaasje water gereikt met enkele zenuw stillende droppels, want ik kon zien dat hij zulks van noode had. Zooiets doe ik wel eens meer omdat ik hart voor den senaat heb en weet deze het toch niet, zoodat het geenszins kan schaden. Het had als gewoonlijk een goede uitwerking, want later bleef het stemming-aanvragen achterwege en dus zal ik bij volgende gelegen heden reeds eerder mijn kalmeeringsmiddel toedienen, zoodat ik op gunstige wijze het staatsbeleid kan be-invloeden. Hetwelk eene groote satisfactie. Wij stonden tegen tienen op het Binnenhof en het bier daarna was best. BODE BAREND PAG. 7 DE GROENE No. 3210

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl