De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 17 december pagina 13

17 december 1938 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Van voetlicht tot schijn werper Verlichting op het toneel en bij de film D, C. van der Poel OP het toneel heeft het licht, nadat de vervanging van kaar sen, petroleum en gas om streeks 1880 door de electriciteit daar voor de voornaamste technische voor waarde had geschapen, een steeds actievere rol vervuld. Oorspronkelijk bleef ook na de invoering van de electriciteit de taak van de belichting in hoofdzaak beperkt tot het zichtbaar maken van het ver toonde, al kende men ook vroeger reeds allerlei primitieve, zij het ook voor die tijd technisch soms zeer fantastische, bijzondere effecten ten behoeve van hellevaarten en dergelijke. Ook de eenvoudige belichting, met geen ander doel dan het zichtbaar maken, heeft velerlei wijzigingen on dergaan in nauwe samenhang met de veranderingen, welke bij de ontwikke ling van het toneelbeeld plaats vonden. Vroeger was de belichting geheel geba seerd op het coulissentoneel, waarbij het toneelbeeld bestond uit parallel met de toneelopening opgestelde of opge hangen decors. De belichting bestaat in dit geval uit een voetlicht en een hers (in zijn eenvoudigste vorm een goot met gloeilampjes) achter elk fries, ter belichting van het volgende, en een portans (staande hers) achter elk zijde lings decorstuk, ter belichting van het volgende. Het achterdoek wordt door de laatste hers en de beide laatste portansen belicht, terwijl het speel vlak en de spelers door de meer naar voren aangebrachte hersen en por tansen en het voetlicht een zeer ge lijkmatig licht ontvangen. Een streng aan het gebruikelijke decor gebonden opstelling. Tegelijk met een vrijere opstelling van het decor binnen de rondhorizon of gordijnen ontstond de noodzaak en wens van een vrijere belichting, bestaande uit schijnwerpers vanuit de kap van het toneel, zijdelings op het toneel, vanuit de orkestbak en vanuit de zaal, waardoor, naast de bestaande algemene verlichting, veel meer mogelijkheden van plaatselijke belichting werden verkregen. Bij ge bruik van de rondhorizon is het daarbij mogelijk door juiste belichting het doek als materie geheel onzichtbaar te maken, zodat de indruk van een on eindige ruimte ontstaat. HET licht kan nu een veel belang rijker rol vervullen dan alleen zichtbaarmaking en het verschil tus sen dag en nacht. Het gaat actief aan de handeling deelnemen door enkele personen te belichten, een be paald gedeelte van het decor van het andere te isoleren, waardoor het mogelijk is zonder changement ver schillende, reeds aanwezige elementen na elkaar voor het publiek zichtbaar te maken, enz. Het voetlicht behoudt hierbij nog altijd de taak, de riinde-lijke schaduwen donkere oogkassen, welke bij uitsluitend gebruik van boven de spelers aangebrachte licht bronnen ontstaan, weg te nemen, en het is minder algemeen verworpen dan een zekere absolutistische leuze soms,zou doen vermoeden. Wel heeft men met de nieuwere belichtings mogelijkheden geleerd een meer natuur lijke plastiek door a-symmetrische be lichting te waardeeren, terwijl deze bij een volledig alzijdige belichting, mét de ongewenschte rimpeltjes, groten deels verloren gaat en met de schminkstift moet worden hersteld. De man in de belichtingscabine krijgt naarmate het licht meer mee speelt" zijn rol in het stuk, vooral als de lichtwisselingen nauwkeurig aan een enkel woord van de tekst gebonden zijn en deze als het ware voortdurend begeleiden. Een lichtlijst met meer dan 100 handelingen per voorstelling komt gelukkig wel niet elke dag voor, maar de lichtrepetitie stelt toch vaak de hoogste eisen aan het geduld van alle betrokkenen en het kost vaak een slape loze nacht voor elke lichtbundel daar valt waar hij gewenst is en niet waar hij niet gewenst is, alle kleuren zo zijn als de ontwerper van de enscenering zich dat heeft gedacht, het tempo van elke handeling bepaald is en alles netjes op papier staat in de hoop dat het bij de première dan ook inderdaad zal kloppen. Het apparaat hiervoor omvat op een middelmatig klein toneel al gauw over de 50 regelbare lichtkringen (combina ties), die elk op zich zelf op vele wijzen kunnen worden samengesteld, waarbij elke gewenste kleur en elke gewenste lichtsterkte kan worden verkregen, terwijl met n handgreep ook weer elke gewenste combinatie van ver schillende kringen kan worden gere geld. Als voorbeeld van een groot toneel volgen hier een paar cijfers betreffende de Berlijnse Staatsoper: 132 regelbare kringen; 100.000 nor maalkaarsen gloeilicht plus de nodige koolspitsen; 265 aansluitingen voor verplaatsbare schijnwerpers, enz.; een horizonverlichting van 132 lampen van 1000 w., waarvan het grootste deel tegelijk in blauwe kleur kan worden gebruikt om een stralende hemel op de witte rondhorizon te toveren; wolkenprojectie. Ook op de horizon is elk gewenst kleureffect te verkrijgen. Het bekende Théatre Pigalle te Parijs, dat ondanks zijn kostbare technische inrichting tegenwoordig veelal slechts als bioscoop wordt gebruikt, heeft een regelaar voor 228 kringen en een horizonverlichting van 210 X 1000 w. BIJ de film is de belichting ondanks de hoge technische eisen in zo verre eenvoudiger, dat de fouten nog Be/ichtingscobme in het Théatre Pigalle, Parijs, met regelaars en schakelbord altijd kunnen worden gecorrigeerd al gaat dat dan ten koste van tijd en geld en waarschijnlijk ook niet altijd zonder zenuwen en hun hoorbare uitingen. Bovendien zijn hier in ver band met de afzonderlijke opname van elk gedeelte van een scène de lichthandelingen per opname beperkt. Gemakkelijker is hierbij soms, dat de lichtbronnen op de meest onwaar schijnlijke wijze om het beeld kunnen worden opgesteld zonder dat zij in het beeldvlak komen, moeilijker de meestal geldende eis van naturalisme, dat door onnatuurlijke schaduwen zo licht in gevaar wordt gebracht. De goede en slechte kant van de gebruikelijke lichteffecten kan men, als men er eens extra op let, in de bioscoop bestuderen. Herinneringen van een nQld*Timer" f\E heer Lieshout, tooneelbelichter van den AmsterII damschen Stadsschouwburg, vertelt : Ja, dat is iets heel eigenaardigs met dat beroep van mij. Bijna twintig jaar ben ik hier nu al werkzaam, en r et duurde lang, eer ik het heelemaal te pakken had; maar als je er geen aanleg voor hebt, leer je het nooit. De regisseur geeft maar enkele korte aanduidingen, maar zelf moet je het dan maar uitzoeken, zelf moet je het doen, je moet sfeer scheppen, als het ware schilderen met licht. U ziet dus, dat een tooneelbelichter iets heel anders is dan alleen maar een electriciën; dat laatste moet je natuurlijk ook zijn, maar daarmee alleen ben je nog evenmin tooneelbelichter als iemand met een kwast en verf een kuntschilder i's. ... En wat een verantwoording! De tooneelmeester zet zijn decors neer, staat er iets wankel dan zet hij er nog een schoor bij of zoo, maar eerst als hij klaar is wordt er gehaald. Maar ik sta mijn werk te doen terwijl het doek op is; ik sta aan mijn régulateur met zijn vierhonderd mogelijkheden, en n mis greep zou de vertooning verstoren. En dan die lange lichtrepetities en generales, soms tot vier, vijf uur in den morgen. Eens was 'k eerst om zes uur thuisgekomen, ook al mijn mannen, en 's morgens om tien uur was er daarom bijna niemand, maar ik was toch maar gekomen, omdat ik wist dat Mengelberg kwam repeteeren. En of meneer Bendien blij was, dat de portier en ik ten minste konden mee helpen ! In zoo1 n geval doet een blijk van hartelijkheid je goed: terwijl ik even in de voorste stalles-rij zit uit te blazen voel ik ineens een broodje in mijn mond stoppen: dat had meneer Bendien zelf voor me gehaald. Trouwens, aan waardeering voor mijn goede zorgen heeft het me nooit ontbroken ; ik herinner me nog hoe verbaasd Anna Pawlowa was, toen ik geen vijftig piek voor mijn moeite wilde aan nemen ; haar man, een graaf geloof ik, kwam toen met et n groote foto met een mooie opdracht; nou, en daar was ze niet scheutig mee, die had ze aan een bekend journalist geweigerd. Ook van Argentina heb ik zoo'n foto met dank betuiging op mijn kamer hangen.... Ja, je moet het uiterste van je zenuwen vergen.... Eens werd me mijn eten om half zeven gebracht; ik was even met meneer van Dalsum in gesprek, en 's avonds om half elf stond het nog op de verwarming!. . . . Je moet ook kunnen uitvinden: de hooge filmatelier-gevaarten in Phaea heb ik naar de dure machines bij Philips-Eindhoven gecopieerd. Ik was de eerste in Holland die een motor-windmachine bedacht en gemaakt heeft; we gebruiken hem nog steeds. . . . Ja, er is altijd werk.... en ik wil mijn vrouw toch ook wel eens bij daglicht aanschouwen. ... ...... PAG. 13 DE GKOENE No. 3211

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl