Historisch Archief 1877-1940
Van voetlicht
tot schijn werper
Verlichting op het toneel en bij de film
D, C. van der Poel
OP het toneel heeft het licht,
nadat de vervanging van kaar
sen, petroleum en gas om
streeks 1880 door de electriciteit daar
voor de voornaamste technische voor
waarde had geschapen, een steeds
actievere rol vervuld.
Oorspronkelijk bleef ook na de
invoering van de electriciteit de taak
van de belichting in hoofdzaak beperkt
tot het zichtbaar maken van het ver
toonde, al kende men ook vroeger
reeds allerlei primitieve, zij het ook
voor die tijd technisch soms zeer
fantastische, bijzondere effecten ten
behoeve van hellevaarten en dergelijke.
Ook de eenvoudige belichting, met
geen ander doel dan het zichtbaar
maken, heeft velerlei wijzigingen on
dergaan in nauwe samenhang met de
veranderingen, welke bij de ontwikke
ling van het toneelbeeld plaats vonden.
Vroeger was de belichting geheel geba
seerd op het coulissentoneel, waarbij
het toneelbeeld bestond uit parallel met
de toneelopening opgestelde of opge
hangen decors. De belichting bestaat
in dit geval uit een voetlicht en een
hers (in zijn eenvoudigste vorm een
goot met gloeilampjes) achter elk fries,
ter belichting van het volgende, en een
portans (staande hers) achter elk zijde
lings decorstuk, ter belichting van het
volgende. Het achterdoek wordt door
de laatste hers en de beide laatste
portansen belicht, terwijl het speel
vlak en de spelers door de meer naar
voren aangebrachte hersen en por
tansen en het voetlicht een zeer ge
lijkmatig licht ontvangen. Een streng
aan het gebruikelijke decor gebonden
opstelling.
Tegelijk met een vrijere opstelling
van het decor binnen de rondhorizon of
gordijnen ontstond de noodzaak
en wens van een vrijere belichting,
bestaande uit schijnwerpers vanuit
de kap van het toneel, zijdelings op
het toneel, vanuit de orkestbak en
vanuit de zaal, waardoor, naast de
bestaande algemene verlichting, veel
meer mogelijkheden van plaatselijke
belichting werden verkregen. Bij ge
bruik van de rondhorizon is het daarbij
mogelijk door juiste belichting het
doek als materie geheel onzichtbaar
te maken, zodat de indruk van een on
eindige ruimte ontstaat.
HET licht kan nu een veel belang
rijker rol vervullen dan alleen
zichtbaarmaking en het verschil tus
sen dag en nacht. Het gaat actief
aan de handeling deelnemen door
enkele personen te belichten, een be
paald gedeelte van het decor van het
andere te isoleren, waardoor het
mogelijk is zonder changement ver
schillende, reeds aanwezige elementen
na elkaar voor het publiek zichtbaar
te maken, enz. Het voetlicht behoudt
hierbij nog altijd de taak, de
riinde-lijke schaduwen donkere oogkassen,
welke bij uitsluitend gebruik van
boven de spelers aangebrachte licht
bronnen ontstaan, weg te nemen, en
het is minder algemeen verworpen
dan een zekere absolutistische leuze
soms,zou doen vermoeden. Wel heeft
men met de nieuwere belichtings
mogelijkheden geleerd een meer natuur
lijke plastiek door a-symmetrische be
lichting te waardeeren, terwijl deze bij
een volledig alzijdige belichting, mét
de ongewenschte rimpeltjes, groten
deels verloren gaat en met de
schminkstift moet worden hersteld.
De man in de belichtingscabine
krijgt naarmate het licht meer mee
speelt" zijn rol in het stuk, vooral
als de lichtwisselingen nauwkeurig aan
een enkel woord van de tekst gebonden
zijn en deze als het ware voortdurend
begeleiden. Een lichtlijst met meer dan
100 handelingen per voorstelling komt
gelukkig wel niet elke dag voor, maar
de lichtrepetitie stelt toch vaak de
hoogste eisen aan het geduld van alle
betrokkenen en het kost vaak een slape
loze nacht voor elke lichtbundel daar
valt waar hij gewenst is en niet waar
hij niet gewenst is, alle kleuren zo zijn
als de ontwerper van de enscenering zich
dat heeft gedacht, het tempo van elke
handeling bepaald is en alles netjes op
papier staat in de hoop dat het bij de
première dan ook inderdaad zal kloppen.
Het apparaat hiervoor omvat op een
middelmatig klein toneel al gauw over
de 50 regelbare lichtkringen (combina
ties), die elk op zich zelf op vele wijzen
kunnen worden samengesteld, waarbij
elke gewenste kleur en elke gewenste
lichtsterkte kan worden verkregen,
terwijl met n handgreep ook weer
elke gewenste combinatie van ver
schillende kringen kan worden gere
geld. Als voorbeeld van een groot
toneel volgen hier een paar cijfers
betreffende de Berlijnse Staatsoper:
132 regelbare kringen; 100.000 nor
maalkaarsen gloeilicht plus de nodige
koolspitsen; 265 aansluitingen voor
verplaatsbare schijnwerpers, enz.; een
horizonverlichting van 132 lampen van
1000 w., waarvan het grootste deel
tegelijk in blauwe kleur kan worden
gebruikt om een stralende hemel op
de witte rondhorizon te toveren;
wolkenprojectie. Ook op de horizon
is elk gewenst kleureffect te verkrijgen.
Het bekende Théatre Pigalle te Parijs,
dat ondanks zijn kostbare technische
inrichting tegenwoordig veelal slechts
als bioscoop wordt gebruikt, heeft een
regelaar voor 228 kringen en een
horizonverlichting van 210 X 1000 w.
BIJ de film is de belichting ondanks
de hoge technische eisen in zo
verre eenvoudiger, dat de fouten nog
Be/ichtingscobme in het Théatre Pigalle, Parijs, met regelaars en schakelbord
altijd kunnen worden gecorrigeerd al
gaat dat dan ten koste van tijd en
geld en waarschijnlijk ook niet altijd
zonder zenuwen en hun hoorbare
uitingen. Bovendien zijn hier in ver
band met de afzonderlijke opname
van elk gedeelte van een scène de
lichthandelingen per opname beperkt.
Gemakkelijker is hierbij soms, dat de
lichtbronnen op de meest onwaar
schijnlijke wijze om het beeld kunnen
worden opgesteld zonder dat zij in het
beeldvlak komen, moeilijker de meestal
geldende eis van naturalisme, dat door
onnatuurlijke schaduwen zo licht in
gevaar wordt gebracht.
De goede en slechte kant van de
gebruikelijke lichteffecten kan men,
als men er eens extra op let, in de
bioscoop bestuderen.
Herinneringen van een nQld*Timer"
f\E heer Lieshout, tooneelbelichter van den
AmsterII damschen Stadsschouwburg, vertelt :
Ja, dat is iets heel eigenaardigs met dat beroep
van mij. Bijna twintig jaar ben ik hier nu al werkzaam, en
r et duurde lang, eer ik het heelemaal te pakken had; maar als
je er geen aanleg voor hebt, leer je het nooit. De regisseur
geeft maar enkele korte aanduidingen, maar zelf moet je
het dan maar uitzoeken, zelf moet je het doen, je moet sfeer
scheppen, als het ware schilderen met licht. U ziet dus, dat
een tooneelbelichter iets heel anders is dan alleen maar een
electriciën; dat laatste moet je natuurlijk ook zijn, maar
daarmee alleen ben je nog evenmin tooneelbelichter als
iemand met een kwast en verf een kuntschilder i's. ... En
wat een verantwoording! De tooneelmeester zet zijn decors
neer, staat er iets wankel dan zet hij er nog een schoor bij of
zoo, maar eerst als hij klaar is wordt er gehaald. Maar ik
sta mijn werk te doen terwijl het doek op is; ik sta aan mijn
régulateur met zijn vierhonderd mogelijkheden, en n mis
greep zou de vertooning verstoren. En dan die lange
lichtrepetities en generales, soms tot vier, vijf uur in den morgen.
Eens was 'k eerst om zes uur thuisgekomen, ook al mijn
mannen, en 's morgens om tien uur was er daarom bijna
niemand, maar ik was toch maar gekomen, omdat ik wist
dat Mengelberg kwam repeteeren. En of meneer Bendien
blij was, dat de portier en ik ten minste konden mee
helpen !
In zoo1 n geval doet een blijk van hartelijkheid je goed:
terwijl ik even in de voorste stalles-rij zit uit te blazen voel
ik ineens een broodje in mijn mond stoppen: dat had
meneer Bendien zelf voor me gehaald. Trouwens, aan
waardeering voor mijn goede zorgen heeft het me nooit
ontbroken ; ik herinner me nog hoe verbaasd Anna Pawlowa
was, toen ik geen vijftig piek voor mijn moeite wilde aan
nemen ; haar man, een graaf geloof ik, kwam toen met et n
groote foto met een mooie opdracht; nou, en daar was ze
niet scheutig mee, die had ze aan een bekend journalist
geweigerd. Ook van Argentina heb ik zoo'n foto met dank
betuiging op mijn kamer hangen.... Ja, je moet het uiterste
van je zenuwen vergen.... Eens werd me mijn eten om
half zeven gebracht; ik was even met meneer van Dalsum
in gesprek, en 's avonds om half elf stond het nog op de
verwarming!. . . . Je moet ook kunnen uitvinden: de
hooge filmatelier-gevaarten in Phaea heb ik naar de dure
machines bij Philips-Eindhoven gecopieerd. Ik was de
eerste in Holland die een motor-windmachine bedacht en
gemaakt heeft; we gebruiken hem nog steeds. . . . Ja, er is
altijd werk.... en ik wil mijn vrouw toch ook wel eens bij
daglicht aanschouwen. ... ......
PAG. 13 DE GKOENE No. 3211