De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 17 december pagina 24

17 december 1938 – pagina 24

Dit is een ingescande tekst.

Aan dit, verhaal zit een geschiedenis vast, die wij den lezer s [moeten vertellen. Het werd door Victor E. van Vriesland voor dit nummer van de Groene geschreven, maar op een bepaald punt van de historie, juist toen de pointe moest komen, gebeurde er iets waardoor de schrijver, en daarmee het verhaal, in een moeilijk parket kwamen. Wat dit moeilijke parket was, en op welke wijze een oplossing daarvoor is gevonden, kan men zien, als men het verhaal doorleest. DE eerste vliegtocht van Marion van Westreene was tevens haar laatste. Toen haar moeder ziek lag in Napels, en zij de gewone verkeerslijn naar Rome had genomen om haar spoedig te bereiken, geraakte het toestel boven Zwitserland in een wolkenbank en vloog te pletter tegen een bergwand. Men durfde dit treurige nieuws niet meedeelen aan de oude mevrouw, die een ernstige hartaandoening had; deze voorzorg mocht echter niet baten, en twee weken later stierf ook zij. Inspecteur van Westreene, van de Centrale Recherche, bleef alleen achter met een dochtertje van nog geen zes jaar. Hij moest naar een kleinere woning uitzien, en vond een vriendelijk vrijstaand huisje even buiten de stad, met een klein voor tuintje, in een voorstad-achtige wijk die nog eenigszins een dorp leek. Zijn zuster had -hem aan een volkomen betrouwbare huishoudster geholpen, en dat was een uitkomst, want hij moest vrijwel de heele verzorging van Hetty aan haar overlaten daar zijn werk hem voortdurend overdag, en soms zelfs nog 's avonds, buitenshuis riep. Van Westreene had zielsveel van zijn vrouw gehouden en in acht gelukkige huwelijksjaren was zij hem tot een onontbeerlijken steun geweest. Maar hij droeg zijn verlies als een man en dompelde zich onder in zijn werk. Met een soort fanatieke teederheid hechtte hij zich nu aan zijn kind, aan wie hij zijn Zondagen wijdde en zooveel mogelijk al zijn tijd van zijn thuiskomst af tot zij naar bed ging. Hij verwende haar met allerlei kleine geschenken en duizend zorgen, en trachtte zooveel mogelijk de onaangenaamheden van het schoolbestaan en de toch waarlijk niet overmatige strengheid van de huishoudster voor haar op te vangen. Voor den innerlijken groei van Hetty was deze volkomen, niet altijd verstandige en bijna jaloersche toege wijdheid niet onverdeeld gunstig. Haar lief, zacht karakter behoedde haar weliswaar ervoor, een onuitstaanbaar bedorven wicht te worden. Maar het kind had, al uitte het zich weinig naar buiten, een zwaren gemoedsschok ondergaan door den zoo plotselingen tragischen dood van haar moeder, en daar door haar vader, en op diens instigatie ook door de huishoudster, te veel notitie van haar ge nomen werd, kwam zij daar niet gemakkelijk over heen. Zij bleef een nerveus kind, stil, in zichzelf gekeerd, en toch met een zekere onrust en onge durigheid in zich. Ook nog, toen zij wat ouder werd en de huishoudster door een dagmeisje ver vangen was kunnen worden. Want inspecteur van Westreene had er op den duur, toen dat mogelijk werd, de voorkeur aan gegeven de maaltijden zonder derde, in de besloten intimiteit van hen beidjes te kunnen gebruiken. : Zoo vergingen de jaren. Van Westreene had zich allengs een grooten naam op zijn gebied verworven en was de schrik der misdadigerswereld geworden. Daartoe hadden eenige geruchtmakende zaken bijgedragen, die door hem tot een oplossing gekomen waren. Meer dan men denkt, berusten de goede eigenschappen, welke een inspecteur tot succes brengen, behalve natuurlijk op scherpzinnige speurdersgaven, ook op onvermoeiden, noesten, methodischen vlijt, en dezen bezat Van Westreene in ruime mate. Dank zij die niet aflatende volhar ding en vasthoudendheid had hij een vijf jaar geleden de opzienbarende en duistere affaire van de Escompto-Bank opgehelderd, waarbij een brandkast met groot vakmanschap voor eenige tonnen ge plunderd was, doch elk spoor van den dader of de daders ontbrak. De nasporingen van inspecteur van Westreene hadden maanden en maanden geduurd; er was bijkans een jaar voorbij gegaan, eer hij eindelijk, als belooning voor zijn mldoggen-koppigheid, een draad in handen had gekregen. Maar toen was het ook nog maar een kwestie van enkele weken geweest om het onaantastbare bewijsmateriaal te verzamelen tegen IJsbrand Drosse, den beruchten en gevaarlijken inbreker, in het milieu der zware jongens" beter bekend onder den bijnaam van de Hardbef, hem toebedeeld nadat eens in de stampij om de verdeeling van een buit een mes op zijn borstbeen afgeschampt was zonder aanzienlijke schade aan te richten. Zijn tegenstander was er overigens bij die gelegenheid minder gunstig afge komen, zoodat hijzelf een paar jaartjes wegens zware mishandeling extra had moeten opknappen. Steeds meer werd aldus de inspecteur door zijn werk in beslag genomen. Dikwijls bleef hij nu ook des avonds in de stad op zijn bureau doorwerken of met den rechter van instructie confereeren. Hetty, die tot een aardig meisje van zestien jaar was opgegroeid, zat dan alleen thuis op haar slaapkamertje in de stilte der dorpsche straat; zij hield meer van romans lezen dan van uitgaan. En wan neer zij eindelijk de voordeur hoorde slaan en haar vader thuis wist, glipte zij snel in bed en hield zich slapende, wetend dat hij haar nog even goeden nacht zou komen kussen. OP een stormachtigen avond in December, het liep al tegen Kerstmis, was inspecteur van Westreene vroeger dan gewoonlijk thuisgekomen. Tegen zijn gewoonte was hij aan tafel somber en peinzend. Na den eten zat de anders zoo werkzame man, die meestal allen tijd dien hij niet aan Hetty wijdde, besteedde aan het bestudeeren van vak litteratuur, stil en ernstig voor zich uit te kijken in het vlammende haardvuur. Een vage onrust en nervositeit vervulden hem, gelijk hij bij zijn meest opwindende speurders-avonturen nooit gekend had.... En het vreemde was, dat hij niet wist, waaraan hij dit moest toeschrijven. Maar door een lange practijk gewoon, zich van zijn gevoelens scherp rekenschap te geven, en gedreven door zijn gewone vasthoudendheid, gaf hij het niet op, en zocht en zocht.... Hetty was allang naar bed gegaan, het middernachtelijk uur naderde reeds, maar hij zat nog onbeweeglijk in zijn fauteuil voor den haard, en keek in zichzelf.... Plotseling, met een schok, kwam het tot zijn bewustzijn. Ineens zag hij weer het loensche en dreigende gelaat voor zich opdoemen, dat hij vraeg in den middag, terwijl hij met brigadier Brummelkamp door de Kalverstraat liep, langs zich had zien schuiven, en dat, een fractie van een seconde, maar zonder dat het goed tot hem doordrong, zijn aan dacht had getrokken doordat het hem zoo fel, strak, vijandig, vol haat, in het voorbijgaan fixeerde. Onbewust had die blik hem niet meer losgelaten. Nu zag hij het gezicht duidelijk voor zich, He meltje lief.... Dat was.... dat was.. .. was dat niet.... de Hardbef !? De man, die door zijn toe doen jaren geleden als de dader van de Escomptoinbraak ontmaskerd was ! Weer zag hij de gerechtszaal voor zich, zag weer die banale en daarom sindsdien allang vergeten scène, toen de verdachte in razende dreiging zijn vuist tegen hem geschud had, nadat hij aan het eind was gekomen van het uitvoerig getuigenis, dat hij tegen hem had afgelegd, en langs de beklaagdenbank weer naar zijn plaats terugging.... Laat eens kijken, ja ja, dat klopte, hij kon nu net op vrije voeten gekomen zijn. ... tot vijf jaar gevangenis was hij toen veroordeeld! Inspecteur van Westreene was een moedig man die ook den gevaarlijksten situaties in zijn beroep koelbloedig het hoofd had geboden. Maar nu liep er toch zoo iets als een huivering over zijn rug. Dit was geen overzichtelijk gevaar, dit was een vage duistere dreiging, een nog nooit gekende angst, als een laag, loerend dier dat overal uit het donker te voorschijn zou kunnen springen en Hetty en hem in zijn greep worgen. Huilend en gierend loeide de storm rond het huis. In de straat hoorde men het geluid van een auto, die ergens stopte. Toen kletterend glasgerinkel. Een oogenblik stilte, onmiddellijk verjaagd door het gehuil van den wind en van den regen tegen de ruiten. En ineens klonk, als van een beest in doodsnood, een snijdende gil door het huis, wegstervend in zacht gejammer. TOEN GING PLOTSELING HET LICHT UIT .... en doordat ook in zïjn kamer het] licht uitging, kon de schrijver van dit verhaal op dat oogen blik zijn vertelling niet afmaken. Om uit deze moeilijkheid te] geraken, belde hij twee collega's op, om hun"tte vragen hem uit die narigheid te helpen en' een slot voor dit verhaal te wil len schrijven. Zij waren hiertoe aanstonds bereid, en het resultaat van hun bemoeiing kan men hiernaast vinden. Daar is ook afge drukt het slot van het verhaal, zooals de auteur zelf zich dit oorspronkelijk had gedacht, en het later opschreef. De lezer zal bemerken, dat er tusschen deze drie manieren, een oplos sing te vinden voor het einde der novelle, een zekere verwantschap bestaat, hoewel natuurlijk daarover de drie betrokkenen geen enkel over leg hebben gepleegd. Daaruit blijkt de scherp zinnige logica, waarmede Van Eysselsteijn en Campert den draad van den schrijver der novelle in de goede richting hebben verder gesponnen. PAG. 2-1 DB GROENE No. 3111

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl