Historisch Archief 1877-1940
Aan dit, verhaal zit een geschiedenis vast, die
wij den lezer s [moeten vertellen. Het werd door
Victor E. van Vriesland voor dit nummer van de Groene geschreven,
maar op een bepaald punt van de historie, juist toen de pointe
moest komen, gebeurde er iets waardoor de schrijver, en daarmee het
verhaal, in een moeilijk parket kwamen. Wat dit moeilijke parket
was, en op welke wijze een oplossing daarvoor is gevonden, kan men
zien, als men het verhaal doorleest.
DE eerste vliegtocht van Marion van Westreene
was tevens haar laatste. Toen haar moeder
ziek lag in Napels, en zij de gewone
verkeerslijn naar Rome had genomen om haar spoedig
te bereiken, geraakte het toestel boven Zwitserland
in een wolkenbank en vloog te pletter tegen een
bergwand. Men durfde dit treurige nieuws niet
meedeelen aan de oude mevrouw, die een ernstige
hartaandoening had; deze voorzorg mocht echter
niet baten, en twee weken later stierf ook zij.
Inspecteur van Westreene, van de Centrale
Recherche, bleef alleen achter met een dochtertje
van nog geen zes jaar. Hij moest naar een kleinere
woning uitzien, en vond een vriendelijk vrijstaand
huisje even buiten de stad, met een klein voor
tuintje, in een voorstad-achtige wijk die nog
eenigszins een dorp leek. Zijn zuster had -hem aan
een volkomen betrouwbare huishoudster geholpen,
en dat was een uitkomst, want hij moest vrijwel de
heele verzorging van Hetty aan haar overlaten daar
zijn werk hem voortdurend overdag, en soms zelfs
nog 's avonds, buitenshuis riep.
Van Westreene had zielsveel van zijn vrouw
gehouden en in acht gelukkige huwelijksjaren was
zij hem tot een onontbeerlijken steun geweest. Maar
hij droeg zijn verlies als een man en dompelde zich
onder in zijn werk. Met een soort fanatieke
teederheid hechtte hij zich nu aan zijn kind, aan wie hij
zijn Zondagen wijdde en zooveel mogelijk al zijn
tijd van zijn thuiskomst af tot zij naar bed ging.
Hij verwende haar met allerlei kleine geschenken en
duizend zorgen, en trachtte zooveel mogelijk de
onaangenaamheden van het schoolbestaan en de
toch waarlijk niet overmatige strengheid van de
huishoudster voor haar op te vangen. Voor den
innerlijken groei van Hetty was deze volkomen,
niet altijd verstandige en bijna jaloersche toege
wijdheid niet onverdeeld gunstig. Haar lief, zacht
karakter behoedde haar weliswaar ervoor, een
onuitstaanbaar bedorven wicht te worden. Maar het
kind had, al uitte het zich weinig naar buiten, een
zwaren gemoedsschok ondergaan door den zoo
plotselingen tragischen dood van haar moeder, en
daar door haar vader, en op diens instigatie ook
door de huishoudster, te veel notitie van haar ge
nomen werd, kwam zij daar niet gemakkelijk over
heen. Zij bleef een nerveus kind, stil, in zichzelf
gekeerd, en toch met een zekere onrust en onge
durigheid in zich. Ook nog, toen zij wat ouder
werd en de huishoudster door een dagmeisje ver
vangen was kunnen worden. Want inspecteur van
Westreene had er op den duur, toen dat mogelijk
werd, de voorkeur aan gegeven de maaltijden zonder
derde, in de besloten intimiteit van hen beidjes te
kunnen gebruiken.
: Zoo vergingen de jaren. Van Westreene had zich
allengs een grooten naam op zijn gebied verworven
en was de schrik der misdadigerswereld geworden.
Daartoe hadden eenige geruchtmakende zaken
bijgedragen, die door hem tot een oplossing gekomen
waren. Meer dan men denkt, berusten de goede
eigenschappen, welke een inspecteur tot succes
brengen, behalve natuurlijk op scherpzinnige
speurdersgaven, ook op onvermoeiden, noesten,
methodischen vlijt, en dezen bezat Van Westreene
in ruime mate. Dank zij die niet aflatende volhar
ding en vasthoudendheid had hij een vijf jaar
geleden de opzienbarende en duistere affaire van de
Escompto-Bank opgehelderd, waarbij een brandkast
met groot vakmanschap voor eenige tonnen ge
plunderd was, doch elk spoor van den dader of de
daders ontbrak. De nasporingen van inspecteur van
Westreene hadden maanden en maanden geduurd;
er was bijkans een jaar voorbij gegaan, eer hij
eindelijk, als belooning voor zijn
mldoggen-koppigheid, een draad in handen had gekregen. Maar toen
was het ook nog maar een kwestie van enkele weken
geweest om het onaantastbare bewijsmateriaal te
verzamelen tegen IJsbrand Drosse, den beruchten
en gevaarlijken inbreker, in het milieu der zware
jongens" beter bekend onder den bijnaam van de
Hardbef, hem toebedeeld nadat eens in de stampij
om de verdeeling van een buit een mes op zijn
borstbeen afgeschampt was zonder aanzienlijke
schade aan te richten. Zijn tegenstander was er
overigens bij die gelegenheid minder gunstig afge
komen, zoodat hijzelf een paar jaartjes wegens
zware mishandeling extra had moeten opknappen.
Steeds meer werd aldus de inspecteur door zijn
werk in beslag genomen. Dikwijls bleef hij nu ook
des avonds in de stad op zijn bureau doorwerken
of met den rechter van instructie confereeren.
Hetty, die tot een aardig meisje van zestien jaar was
opgegroeid, zat dan alleen thuis op haar
slaapkamertje in de stilte der dorpsche straat; zij hield
meer van romans lezen dan van uitgaan. En wan
neer zij eindelijk de voordeur hoorde slaan en haar
vader thuis wist, glipte zij snel in bed en hield zich
slapende, wetend dat hij haar nog even goeden
nacht zou komen kussen.
OP een stormachtigen avond in December, het
liep al tegen Kerstmis, was inspecteur van
Westreene vroeger dan gewoonlijk thuisgekomen.
Tegen zijn gewoonte was hij aan tafel somber en
peinzend. Na den eten zat de anders zoo werkzame
man, die meestal allen tijd dien hij niet aan Hetty
wijdde, besteedde aan het bestudeeren van vak
litteratuur, stil en ernstig voor zich uit te kijken in
het vlammende haardvuur. Een vage onrust en
nervositeit vervulden hem, gelijk hij bij zijn meest
opwindende speurders-avonturen nooit gekend
had.... En het vreemde was, dat hij niet wist,
waaraan hij dit moest toeschrijven. Maar door een
lange practijk gewoon, zich van zijn gevoelens
scherp rekenschap te geven, en gedreven door zijn
gewone vasthoudendheid, gaf hij het niet op, en
zocht en zocht.... Hetty was allang naar bed
gegaan, het middernachtelijk uur naderde reeds,
maar hij zat nog onbeweeglijk in zijn fauteuil voor
den haard, en keek in zichzelf....
Plotseling, met een schok, kwam het tot zijn
bewustzijn. Ineens zag hij weer het loensche en
dreigende gelaat voor zich opdoemen, dat hij vraeg
in den middag, terwijl hij met brigadier
Brummelkamp door de Kalverstraat liep, langs zich had zien
schuiven, en dat, een fractie van een seconde, maar
zonder dat het goed tot hem doordrong, zijn aan
dacht had getrokken doordat het hem zoo fel,
strak, vijandig, vol haat, in het voorbijgaan fixeerde.
Onbewust had die blik hem niet meer losgelaten.
Nu zag hij het gezicht duidelijk voor zich, He
meltje lief.... Dat was.... dat was.. .. was dat
niet.... de Hardbef !? De man, die door zijn toe
doen jaren geleden als de dader van de
Escomptoinbraak ontmaskerd was ! Weer zag hij de
gerechtszaal voor zich, zag weer die banale en daarom
sindsdien allang vergeten scène, toen de verdachte
in razende dreiging zijn vuist tegen hem geschud
had, nadat hij aan het eind was gekomen van het
uitvoerig getuigenis, dat hij tegen hem had afgelegd,
en langs de beklaagdenbank weer naar zijn plaats
terugging.... Laat eens kijken, ja ja, dat klopte,
hij kon nu net op vrije voeten gekomen zijn. ... tot
vijf jaar gevangenis was hij toen veroordeeld!
Inspecteur van Westreene was een moedig man
die ook den gevaarlijksten situaties in zijn beroep
koelbloedig het hoofd had geboden. Maar nu liep er
toch zoo iets als een huivering over zijn rug. Dit
was geen overzichtelijk gevaar, dit was een vage
duistere dreiging, een nog nooit gekende angst, als
een laag, loerend dier dat overal uit het donker te
voorschijn zou kunnen springen en Hetty en hem
in zijn greep worgen.
Huilend en gierend loeide de storm rond het huis.
In de straat hoorde men het geluid van een auto, die
ergens stopte. Toen kletterend glasgerinkel. Een
oogenblik stilte, onmiddellijk verjaagd door het
gehuil van den wind en van den regen tegen de
ruiten. En ineens klonk, als van een beest in
doodsnood, een snijdende gil door het huis, wegstervend
in zacht gejammer.
TOEN GING PLOTSELING
HET LICHT UIT ....
en doordat ook in zïjn kamer het] licht uitging,
kon de schrijver van dit verhaal op dat oogen
blik zijn vertelling niet afmaken. Om uit deze
moeilijkheid te] geraken, belde hij twee collega's
op, om hun"tte vragen hem uit die narigheid
te helpen en' een slot voor dit verhaal te wil
len schrijven. Zij waren hiertoe aanstonds
bereid, en het resultaat van hun bemoeiing
kan men hiernaast vinden. Daar is ook afge
drukt het slot van het verhaal, zooals de auteur
zelf zich dit oorspronkelijk had gedacht, en
het later opschreef. De lezer zal bemerken,
dat er tusschen deze drie manieren, een oplos
sing te vinden voor het einde der novelle, een
zekere verwantschap bestaat, hoewel natuurlijk
daarover de drie betrokkenen geen enkel over
leg hebben gepleegd. Daaruit blijkt de scherp
zinnige logica, waarmede Van Eysselsteijn en
Campert den draad van den schrijver der
novelle in de goede richting hebben verder
gesponnen.
PAG. 2-1 DB GROENE No. 3111