De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 17 december pagina 5

17 december 1938 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

SCHILDERKUNST Maar tot een andere uitbeelding komt het niet. Een goudfond is toereikend om de stralende lichtkracht te symboliseer en. Edelsteenen en gekleurd glas bewaren de geheele middeleeuwen door de flonkeringen van het licht; de kracht van het licht zelf ervaart men echter het sterkst door den gloed der gekleurde vensters, (Chartres, etc.) , niet door de overheersching van het licht. Wij zien dus het merkwaardige verschijnsel, dat in perioden van diep geestelijk leven en geestelijk overwicht de aanwezigheid van het licht verdrongen wordt door ideëele waarden, die een symbolische beteekenis bezitten. Het middeleeuwsche schilderij kent het licht niet anders. Eerst tegen het einde van dit langzame geestelijke proces, als de kathedralen al hooger en ijler worden en het licht langs fialen, kruisbloemen en luchtbogen steeds meer het gods huis aantast en binnendringt, komt een wending. Men gaat opnieuw theoretiseeren en een naturalistischer verband zoeken tusschen kleur en licht. De stellingen van Aristoteles (De coloribus, de sensu etc.) vinden aanvankelijk een gedeeltelijke voortzetting in L. B. Alberti's tractaat (1435), maar worden uiteindelijk door de wetenschappelijke nieuwe, proefondervindelijke resultaten van da Vinci in het begin van de ióe eeuw vervangen. De tegenstellingen licht en donker worden in een systeem geperst dat men terug kan vinden op de koel geordende regelmatige renaissance gevels en in de zuiver geconstrueerde lichtperspectieven op de renaissancistische schilderijen. In de aldus nieuw veroverde ruimten is het licht de blijde zorgelooze factor. De portretten, de voorstellingen leunen er tegen. Er is een zoeken naar evenwicht tusschen licht en duister. In het begin van de lóe eeuw wordt het clairobscur reeds daarom geboren, aangezien van alles de keerzijde tevens gezocht wordt. Men speelt eenerzij ds met het licht ter verhooging van grootere plasticiteit, van machtiger werkende schaduwen en heviger spanning (Michel Angelo), men omvlamt anderzijds het duister eener extatische kleurendrift om de mystieke kracht van het wonder intenser te suggereeren (el Greco). De reactie kan niet uit blijven : in het noordelijke nuchterder Holland zoekt men bet natuurlijke terug in een atmospherische stemming, in een verbinding van licht met lucht. Ieder op eigen wijze, velen doorflitsend de geheimen van eigen innerlijk wezen (Rembrandt), anderen dynamisch de werkelijke verschijningen bindend (Rubens), weer anderen sereen de souvereiniteit van licht en vorm verheerlijkend (Poussin). Die classicistisch gestemde souvereiniteit lost zich echter in de i8e eeuw in het licht zelve op, het gelijkt dan een vlinderend spel van nauwelijks afgebakende lichtplekken (Tiepolo). Steeds meer wordt de mensch hierbij betrokken. Da sensueele en de proefondervindelijke. Bij deze spiritueele, steeds verfijnder wordende, nuanceeringen blijkt echter alleen een hernieuwd doordenken en een diep gaande philosophie in staat om het licht weer een nieuw leven te geven. OETHE's Farbenlehre (1794/1810) is er slechts \J n bewijs voor hoe gedacht wordt. Wanneer hij elders schrijft es könnte wohl sein, dasz das innere Licht einmal aus uns heraustrate, so dasz wir keines anderen mehr bedürfen" (Die WahlverBoven rechts : Pompejrmnsche wandschil dering (l ste eeuw na Chr.). Illusionair realisme, de macht van de werkelijkheid bezwaren door het licht. Daaronder : ClaudeMonet 1840-1926), De vreugde van de realiteit, het licht om het licht. wandtschaften VIII, 114), dan wijst dit er al op in welke richting de betrekkingen tusschen licht, kleur en ruimte thans zullen worden gezocht. De werking van het licht, diens morphologische eigenschappen worden dan vooral belangrijk. Hartstochtelijk (Delacroix), maar ook berekenend (Ingres) leiden de groote romantici dit nieuwe tijdperk in. De rust van het klare bouwen met lichtplans vinden wij in die jaren dan toch nog het zuiverst bij Corot. Waar het licht, opnieuw geanalyseerd, zoovele mogelijkheden bieden kon, maakt allengs de weelde bijna zonnedronken. Het licht wordt hoofdpersoon. Manet was hierin voorgegaan en een onafzienbare reeks schilders volgt. Het licht om het licht, zoo kon het parool óók luiden. Niet de koeien, maar de zon wil Willem Maris schilderen. De divisionisten zoeken in deze buitelende vreugde een strenger tucht, een wetenschappelijker fundeering. Het heeft kort gebaat. In de al verder voerende abstractie van de zicht bare wereld wordt het licht andermaal gebannen. Ook het symbolisme van die dagen had aan een louteren zonnecultus geen behoefte. De strengere stijl die dan gewekt wordt voert echter naar een constructiever bouwen, waarin de abstractie, gesteund door de techniek, tot vereenvoudigde open vormen leidt, zoodat het licht vrij kan binnen treden. Weer wordt de macht der materie illusionair gemaakt door huizen op zuilen (Le Corbusier), door wanden van glas. Wit wordt het licht van Mondriaan, van Van der Leek, wit de wanden, alles wordt wit, de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen" zingt de dichter, maar ook deze illussie van een blank para dijs werd gebroken. In een nieuwe wereld van tech niek en snelheid is het licht onbarmhartig en onheil spellend geworden. Het verbindt zich niet met het object (geschilderd of niet), het ketst af, hard en kantig. Het vergroot en versterkt de realiteit, het is in staat zelfs de droom in een verhevigd surre alisme ' terug te kaatsen. Het licht van den slaap.... Beneden links : Camille Corot (1796?1875), Het licht als bouwend element en evenwichtige factor; Rechts: El Greco (1541?1614), Het licht als de innerlijke vervoering voor het mystieke wonder; In het midden : RenéMagritte (La perspective amoureuse 1936), Het licht achter de doorbroken realiteit. ' -'1'' .-.* , ^"P*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl