Historisch Archief 1877-1940
SCHILDERKUNST
Maar tot een andere uitbeelding komt het niet. Een
goudfond is toereikend om de stralende lichtkracht
te symboliseer en. Edelsteenen en gekleurd glas
bewaren de geheele middeleeuwen door de
flonkeringen van het licht; de kracht van het licht zelf ervaart
men echter het sterkst door den gloed der gekleurde
vensters, (Chartres, etc.) , niet door de overheersching
van het licht.
Wij zien dus het merkwaardige verschijnsel, dat
in perioden van diep geestelijk leven en geestelijk
overwicht de aanwezigheid van het licht verdrongen
wordt door ideëele waarden, die een symbolische
beteekenis bezitten. Het middeleeuwsche schilderij
kent het licht niet anders. Eerst tegen het einde van
dit langzame geestelijke proces, als de kathedralen
al hooger en ijler worden en het licht langs fialen,
kruisbloemen en luchtbogen steeds meer het gods
huis aantast en binnendringt, komt een wending.
Men gaat opnieuw theoretiseeren en een
naturalistischer verband zoeken tusschen kleur en licht.
De stellingen van Aristoteles (De coloribus, de
sensu etc.) vinden aanvankelijk een gedeeltelijke
voortzetting in L. B. Alberti's tractaat (1435), maar
worden uiteindelijk door de wetenschappelijke
nieuwe, proefondervindelijke resultaten van da
Vinci in het begin van de ióe eeuw vervangen. De
tegenstellingen licht en donker worden in een
systeem geperst dat men terug kan vinden op de
koel geordende regelmatige renaissance gevels en
in de zuiver geconstrueerde lichtperspectieven op
de renaissancistische schilderijen. In de aldus nieuw
veroverde ruimten is het licht de blijde zorgelooze
factor. De portretten, de voorstellingen leunen er
tegen. Er is een zoeken naar evenwicht tusschen
licht en duister.
In het begin van de lóe eeuw wordt het
clairobscur reeds daarom geboren, aangezien van alles
de keerzijde tevens gezocht wordt. Men speelt
eenerzij ds met het licht ter verhooging van grootere
plasticiteit, van machtiger werkende schaduwen en
heviger spanning (Michel Angelo), men omvlamt
anderzijds het duister eener extatische kleurendrift
om de mystieke kracht van het wonder intenser
te suggereeren (el Greco). De reactie kan niet uit
blijven : in het noordelijke nuchterder Holland zoekt
men bet natuurlijke terug in een atmospherische
stemming, in een verbinding van licht met lucht.
Ieder op eigen wijze, velen doorflitsend de geheimen
van eigen innerlijk wezen (Rembrandt), anderen
dynamisch de werkelijke verschijningen bindend
(Rubens), weer anderen sereen de souvereiniteit
van licht en vorm verheerlijkend (Poussin). Die
classicistisch gestemde souvereiniteit lost zich
echter in de i8e eeuw in het licht zelve op, het
gelijkt dan een vlinderend spel van nauwelijks
afgebakende lichtplekken (Tiepolo). Steeds meer
wordt de mensch hierbij betrokken. Da sensueele en
de proefondervindelijke. Bij deze spiritueele, steeds
verfijnder wordende, nuanceeringen blijkt echter
alleen een hernieuwd doordenken en een diep
gaande philosophie in staat om het licht weer een
nieuw leven te geven.
OETHE's Farbenlehre (1794/1810) is er slechts
\J n bewijs voor hoe gedacht wordt. Wanneer hij
elders schrijft es könnte wohl sein, dasz das innere
Licht einmal aus uns heraustrate, so dasz wir
keines anderen mehr bedürfen" (Die
WahlverBoven rechts :
Pompejrmnsche wandschil
dering (l ste eeuw na Chr.).
Illusionair realisme, de
macht van de werkelijkheid
bezwaren door het licht.
Daaronder :
ClaudeMonet 1840-1926),
De vreugde van de realiteit,
het licht om het licht.
wandtschaften VIII, 114), dan wijst dit er al op in
welke richting de betrekkingen tusschen licht, kleur
en ruimte thans zullen worden gezocht. De werking
van het licht, diens morphologische eigenschappen
worden dan vooral belangrijk. Hartstochtelijk
(Delacroix), maar ook berekenend (Ingres) leiden
de groote romantici dit nieuwe tijdperk in. De rust
van het klare bouwen met lichtplans vinden wij
in die jaren dan toch nog het zuiverst bij Corot.
Waar het licht, opnieuw geanalyseerd, zoovele
mogelijkheden bieden kon, maakt allengs de weelde
bijna zonnedronken. Het licht wordt hoofdpersoon.
Manet was hierin voorgegaan en een onafzienbare
reeks schilders volgt. Het licht om het licht, zoo
kon het parool óók luiden. Niet de koeien, maar de
zon wil Willem Maris schilderen. De divisionisten
zoeken in deze buitelende vreugde een strenger
tucht, een wetenschappelijker fundeering.
Het heeft kort gebaat.
In de al verder voerende abstractie van de zicht
bare wereld wordt het licht andermaal gebannen.
Ook het symbolisme van die dagen had aan een
louteren zonnecultus geen behoefte. De strengere
stijl die dan gewekt wordt voert echter naar een
constructiever bouwen, waarin de abstractie,
gesteund door de techniek, tot vereenvoudigde open
vormen leidt, zoodat het licht vrij kan binnen
treden. Weer wordt de macht der materie illusionair
gemaakt door huizen op zuilen (Le Corbusier), door
wanden van glas. Wit wordt het licht van Mondriaan,
van Van der Leek, wit de wanden, alles wordt wit,
de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen" zingt
de dichter, maar ook deze illussie van een blank para
dijs werd gebroken. In een nieuwe wereld van tech
niek en snelheid is het licht onbarmhartig en onheil
spellend geworden. Het verbindt zich niet met het
object (geschilderd of niet), het ketst af, hard en
kantig. Het vergroot en versterkt de realiteit, het
is in staat zelfs de droom in een verhevigd surre
alisme ' terug te kaatsen. Het licht van den slaap....
Beneden links : Camille Corot (1796?1875), Het licht als bouwend element en evenwichtige factor;
Rechts: El Greco (1541?1614), Het licht als de innerlijke vervoering voor het mystieke wonder;
In het midden : RenéMagritte (La perspective amoureuse 1936), Het licht achter de doorbroken realiteit.
' -'1''
.-.* ,
^"P*