De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 24 december pagina 10

24 december 1938 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Oude Kerstpoëzie Jan Engelman PUER natus est nobis.... Niets schoeners ken ik op Kerstmis dan de eerste podatus, die zachte sprong, aarze lend en celest, van den Introïtus der derde mis. Het geluid gaat open als een bloem, alsof het over zich zelf verwonderd was, het rhythme van den eersten volzin is geheim en hermetisch, maar toch van een roerende naïveteit. Er ontwikkelt zich een toppenpoëzie", waarvan tekst en melodie op het innigst verstrengeld zijn en die de natuurlijkste declamatie mogelijk maakt, noch dreun, noch improvisatie, een reeks van heffingen en dalingen die een indruk maken als een wingerdrank, soepel en lenig, ge voed door rinsche sappen. Het wonder van zulke uitingen is het instrumenteele. Musisch is een te gekunsteld woord hier het is werkelijk of een instrument gaat klinken zonder dat men den bespeler waarneemt. De hoogste kunst wordt volkomen door den persoon gevoed en maakt toch den meest onpersoonlijker! indruk. De menschelijke ervaring is volkomen beeld geworden. De aanwezige cultuur demonstreert zich niet meer, zij is en zij heerscht. De naamlooze clercen, die dit schiepen, hadden aan de Schrift, en hun sublieme iieuriën, volkomen genoeg. De rondbogen waaronder zij stonden symboliseeren de volkomenheid van hun zang, die geen begin en geen einde schijnt te nemen, bovenpersoonlijk en zonder de willekeur van het gevoel, blank als een spiegel. DEZE kunst ontstond uit geloof en overweegt het geloof, zonder subjectieve uitweiding. De latere middeleeuwen overwegen het ook, maar er komt in de kunst een verhalend, een anecdotisch element, dat de gevoelswereld uitbreidt. In de polyphonie openbaart het zich door bescheiden, maar toch opmerkelijke imitaties en tekstillustraties, in de altaarluiken en de poëzie door een roerende intimiteit met de gebeelde en beschreven geheimen. Het is vooral in de kunst van de Nederlanden, van Zuid-Duitschland en het Rijnland, dat deze men schelijke intimiteit een innig en zeer wezenlijk element wordt. In den stal van Betlehem gaat het toe, zooals het in den kring der jonge familie toe gaat: de moeder geeft het kind een ronde borst, de vader kookt een papje, maar het zijn de engelen die musiceeren en verder alleen de reinheid en de schroom, waarmee dit alles wordt voorgedragen, die het celeste karakter bepalen. Zelfs de grimmige meester van het Isenheimer altaar, die de verlaten heid en het lijden doorgrond heeft als geen ander, ontkomt daar niet aan, maar hij heft het gebeuren . en een sfeer van zoeten waanzin, in gepolariseerd licht, de engelen vallen naar boven. Wie den inhoud niet gelooft, wat is zijn criterium om deze religiositeit te schatten en te waardeeren ? Alleen de dichtheid van het gevoel. De simpele ge loofwaardigheid. Het is niet moeilijk om een pitto resk schilderij op te hangen van de Kerstgebeurte nissen en den noodigen afstand te nemen tot de naïveteit van het geval. Dan bedrijft men folklore en blijft er buiten staan, vrij van de teekens en de beteekenissen. De groote dichter Leopold deed het in zijn zwakke Kerstliedje", dat men in zijn eersten bundel vindt: De heilige driekoningen hoesten en doen en rood zijn bel hun oor en, een druppel hangt er aan hun neus en hun baard is wit bevroren. Het is een lief geval, maar men gelooft er niet veel van. Hij was er niet zelf bij. En hier toch zoekt men de waarde: in de mate van vereenzelviging met het gebeuren. De keuze uit de middeleeuwsche Kerstpoëzie zou bijzonder rijk kunnen zijn. Ik ken echter haast niets dat, in het beleven der intimiteit, in het ver eenzelvigen met het heilige gebeuren, haalt bij het lied van den Nederlandschen anonymus, die Ghy moest van vrouden beven" heeft gedicht. Zooveel recht verband tusschen hemel en aarde, zooveel sterke teederheid en zuivere vermorzeling van het hart, vindt men niet licht. Zooveel eenvoud niet, zulk een conciese woordkeus. Het is de onbedrieg lijke poëtische kracht, waar nimmer schaduwen over zullen gaan zoo lang wij Nederlandsch spreken: Ghy moest van vrouden beven, Dat es wel openbaer, Doen op u sloech si j n ogen Die ewige godheit claer. Ghy naempten in uwen arme, Ende gaeft hem, in uwen scoot, U meechdelike borsten Al in sijn mundeken root. Sijn bruyn oegxken scone, Sloech hy in u aenschijn, Hi was u eigen sone Die ewige godheit fijn. Als ghy den kindeken cleyne O moeder wel gedaen, Met uwen handen reyne Sijn voetken wilt gaen dwaen Verleent my, scone vrouwe, Die ogen also nat, Dat ie met minen tranen Bereiden mach dat bat, Als ghijt heft uien bade, Dat proper kindeken cleyn, Wilt hem van mijnder herten Maken een beddeken reyn. ER was geen aarzeling van het hart en van de stem. Er werd geleefd uit de eenheid, een een heid met vele tegendeelen, maar die nog intoombaar waren voor het symbool dat gemeenschappelijk was. Een iconographie krijgt liefelijke en mensche lijke accenten, omdat het kind wordt gewiegd. En zelfs het groteske beeld van den toeschouwer, die zijn eigen tranen zou leenen om het kind in te ba den, het wordt geloofwaardig en schoon, omdat het langzaam is voorbereid en omdat de vereenzelvi ging met het gebeuren er in culmineert. De meeste religieuze poëzie van vandaag smaakt flauw in den mond, als men deze dichtheid en innig heid genoten heeft. En toch leven ze nog wel. Ze leefden nog bij Verlaine. Ze leven in een klein versje, in het blauwe schoolschrift van Mien Proost (Hans Klomp), moeilijk geversificeerd, stuntelig bijna, schuw, maar echt : Ik blijf liever in de sneeuw Aan mij is alles roet. Ik wacht wel aan de deur tot het binnen stil wordt tot het Kindje slaapt. Zijt Gij nog hier Maria? Zijn de Koningen al weg En de herders naar het veld?" Mijn Kind zal blijven schreien Totdat jij binnenkomt. Mien, kus zijn koude voetjes. Eén koning was óók zwart." KERSTMUZIEK Dr. K. Ph- Bernet Kempers H \ ET Kerstfeest, zooals dit thans gevierd wordt, vermengt heidensche gebruiken en voor stellingen met Christelijke. Het heidensche Midwinterfeest bepaalt het karakter daarvan in minstens even sterke mate als de herdenking van de geboorte van Christus. Kerstboom en Weihnachtsmann", die vooral bij onze oosterburen onmisbare attributen van het Kerstfeest zijn, hebben met de groote herdenking der Christenheid slechts bitter weinig te maken en degradeeren het tot Sint Nicolaaspret. De liederen, die op dit genoegelijke huiselijke feestje betrekking hebben,mogen streng genomen ook tot de Kerstliederen" gerekend kunnen worden, in kwaliteit en in wezen onder scheiden zij zich niet of nauwelijks van onze St. NicolaasHederen. De echte kerstmuziek is die, welke betrekking heeft op de geboorte van den Zaligmaker, zooals deze beschreven wordt in het Evangelie van Lucas het eenige, dat het Kerstverhaal bevat. Dit simpele en toch zoo dichterlijke verhaal (Lukas 2, 1-21) bevat alles wat de houding van echte Kerstmuziek bepalen kon en het bevat het oudste en schoonste aller Kerstliederen: het gezang der Engelen Eere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mehschen een welbehagen." De Christelijke kerk nam dit gezang over. In de vroege Middeleeuwen mocht slechts de paus het aanheffen in den Kerstnacht, later kregen alle bisschoppen dit recht en tenslotte werd het Kerstlied der Engelen, het Gloria in excelsis Deo, een vast gezang der Mis. Heeft wel n verhaal zoo tot de fantasie der geloovigen gesproken als dit van den eeuwigen Zoon van God, die als een arm en hulpeloos kind geboren werd in een stal en gewiegd werd in een kribbe, omdat voor hem en zijn ouders geene plaats was in de herberg" ? Sommige tijden zagen vooral het niet te vatten wonder dat de God der Eeuwigheid een mensch was geworden, andere, minder mystiek en meer visueel van aanleg, stelden zich het visioen der herders, die de hemelsche heirscharen zagen en hoorden zingen, voor en beelden het al naar gelang jubelend, extatisch of theatraal uit in muziek. Men hoore de jubelende extase van de Gloria's uit Bach's of Beethoven's Hoogmissen ! Weer andere tijden dachten zich in, hoe het den herders te moede zou zijn geweest, toen zij de boodschap hadden ontvangen. In Bach's Weihnachtsoratorium voeren herders en engelen samen een concert uit (pastorale). In het algemeen was in die dagen de pastorale, in het bijzonder in Italië, de aangewezen Kerstmuziek. Het voorbeeld vormde hier een oud-Romeinsch gebruik. In Rome kwamen sinds eeuwen de herders uit de omgeving met Kerstmis naar de stad ten einde voor ieder beeld der Moeder Gods een concert te geven op hun schalmeien en doedelzakken, als herinnering aan de uitverkoren rol, die eens den herders was toebedacht in de:>i eersten Kerstnacht. Deze herdersconcerten, hun pastorale melodieën in 12/8 maat, associeerden zich in het Zuid-Italiaansche bewustzijn met het begrip Kerstmis. Zoo ontstonden de tallooze pastorales in de Concerti grossi van den Italiaanschen Barok, waarvan die uit het Concerto fatto per la notie natale van Corelli een der beroemd ste is. Ook Handel leerde in Rome dit gebruik kennen en bootste het na in de Pastorale uit zijn Messias. OP het mystieke van het Kerstfeest heeft in het bijzonder de Christelijke kerk der Middel eeuwen den nadruk gelegd. De voorliefde van den Middeleeuwer om alles aan schouwelijk te maken leidde er echter al spoedig toe om het Kerstverhaal in beeld te brengen en de stal met os en ezel en met het Kind in de Kribbe in de Kerk na te bootsen. Hier vonden de geloovigen een concreet object voor hun vereering, hier konden zij hun liederen zingen, hun gaven brengen. En met fijne tact wist men nu veel van wat aan oud-heidensche gebruiken, Midwinterdansen en dergelijke, nog voortleefde, in te schakelen in het Christelijke feest. Nu kon men zijn dansen en liederen in de kerk uitvoeren ter eere en tot vermaak van het Christuskindje en zijn Moeder. Zoo kan men zich het ontstaan van een volksche kerstmuziek, van de volkskerstliederen, voorstellen, waaraan de 156 en 16e eeuw zoo rijk waren. Het volk ziet niet den dogmatischen achtergrond, niet het grootsche visioen der zingende hemelsche heirscharen. Het volk ziet voornamelijk het simpelst menschelijke: de moeder, die op zoo een ongelegen oogenblik haar kindje krijgt, en het kindje, dat in doeken gewonden het in den stal nog zoo koud heeft. Maar toch vergeet men niet: dit kind is slechts daarom zoo dierbaar omdat het de Zaligmaker, de Verlosser is. Ook de eenvoudigste liederen der Kerk dringen echter door in het volk, in merkwaardige halfvertaalde vormen: In duld jubilo Nun singet und seid froh Denn unsers Herzens Wonne Liegt in praesepio, In de evangelische kerk worden de beste daarvan weer kerkliederen en Luther zelf voegt er een der allermooiste aan toe, wanneer hij den kinderen een kerstlied schenkt en op de wijze van een speelliedje Vom Himmelhoch da kornm'ich her, dicht. Wan neer dit misschien het mooiste kerstlied is dat uit protestantsche kringen is voortgekomen, dan kan men daarnaast onmiddellijk noemen het oude ka tholieke kerstlied uit de omgeving van Trier Es ist ein Ros entsprungen aus einer Wurzel zart, dat daar mee gelijkwaardig is. Hoe gunstig steken dergelijke liederen, en b.v. ook het prachtige Nederlandsche Nu sijt wellekome af bij een leelijken, ordinairen deun uit den Romantischen tijd als Stille Nacht. De Romantiek heeft wel goede en mooie Kerst liederen voortgebracht, maar het waren kunst en geen volksliederen. Hoe dit te verklaren? Men kan er slechts naar gissen. Mogelijk was in die dagen het Kerstfeest reeds zoozeer een gezellig, huiselijk feest zonder dieperen zin, zonder wijding geworden dat de grootste geesten er geen behoefte meer aan hadden, daarvoor muziek te maken. PAG. 10 DE GROENE No. 3212

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl