De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 24 december pagina 13

24 december 1938 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Goya de collectie van Sir Kenneth Clark, den directeur van de Londensche National Gallery afkomstig is. Ook de volgende, gedurende de 17-de eeuw geboren generatie van schilders bleef in den ban van het practische mysticisme". Maar een Murillo transponeerde al de strenge soberheid van Zurbaran in een zoetelijk sentimenteel kleurengamma. Spanje geniaalste schilder Velasquez (1599?1660) was echter een volbloed naturalist, een der weinigen die hun kunst niet in dienst der kerk, maar in dien van den staat en het hof gesteld hebben. Als genre schilder begonnen, ging hij in zijn lateren tijd tot het portret over en hij behoort tot de grootste portrettisten van alle eeuwen. Op de Londensche tentoonstelling zijn drie werken van dezen meester te zien, o.a. het inte ressante portret van Philip IV, dat als voorstudie voor het standbeeld van Tacca en voor het portret in Hampton Court gediend hebben moet. De tweede helft van de iyde eeuw en de volgende decennia waren zoowel in politiek als in artistiek opzicht een tijd van verval. Buitenlandsche invloeden speelden een overwegende rol en de eenige oorspronkelijke figuur op dezen banaal-modieuzen achtergrond was Francisco Goya (1746?1828). Tot zijn volle ontwikkeling kwam Goya pas in later jaren toen hij zich aan het portret wijdde. Hoewel Luzan, Mengs en de Italianen zijn leeraar waren, bleef Velasquez voor hem het groote voorbeeld en aan dezen naturalist heeft Goya meer te danken, dan aan welken kunstenaar ook. Goya's leven was vrij bewogen. Na een aanvankelijke mislukking werd hij in 1789 hofschilder. In 1799 kondigde hij de serie van zijn Caprichos" ?aan, satirieke etsen, die de politieke en sociale misstanden geeselden. Hetzelfde jaar ontving hij den titel eersten hofschilder". In 1808 deed Carlos IV afstand van den troon en Goya kreeg onmiddellijk de opdracht, diens opvolger, Ferdinand VII, te schilderen. Nog hetzelfde jaar moest Ferdinand echter voor de binnenrukkende Fransche troepen vluchten en werd Joseph Bonaparte tot koning geproclameerd. Officieel aanvaardde Goya dezen Franschen koning van Spanje en ontving hij uit diens handen zelfs de Orde van Spanje. Maar hoe hij in werkelijkheid over de buitenlandsche invasie dacht, blijkt ten duidelijkste uit zijn Desastres de la Guerra", waarvan de volledige serie op de Londensche tentoonstelling groote belangstelling trekt, ook wel in verband met de politieke analogie tusschen de tegenwoordige invasie in Spanje en de toenmalige. Na de restauratie van Ferdinand in 1814 behield Goya zijn ambt en zijn Hofschilderstitel. Maar de reactie die op de verdrijving der vreemde legers volgde, bleek erger te zijn dan de Fransche onder drukking. Teleurgesteld verliet Goya vrijwillig het land en emigreerde hij in 1824 naar Frankrijk. Zijn laatste jaren waren door een groote artistieke produc tiviteit en door een vrijen, ongemeen meeslependen stijl gekenschetst. De hier afgebeelde aquarel, een studie in blauw en zwart, gemerkt: Por Goya a los 84 aflos" (Door Goya oud 84 jaar), die voor des mees ters laten stijl kenschetsend is, heeft iets van de machtige verve van een laten Titiaan en voorspelt reeds de kunst van den Franschman Manet. Francisco Goya: Liggende vrouw El Greco: Madonna buitenlandsche tentoonstellingen zien formeeren om te weten, dat het do ut des" of ,,doe ik wat, doe jij dus ook wat?" daar een welig groeiende brandnetel is, en dat ambtenaren daartoe haast van zelve meewerken. De jury moet tot een beperking van het aantal steeds samenwerken; meesterwerken, zelfs fatsoenlijke werken zijn steeds zeldzaam en de minderen krijgen in hun genootschappen kansen genoeg. Dit weten wij immers allen? Tot het bereiken van een go*de beperkte tentoonstelling van het land werkt nog mee: schilder kunst en beeldhouwkunst in n tentoonstelling te vereenigen en dan schilders en beeldhouwers over beide het recht tot stemmen, tegelijk en openbaar, te geven, dat vermeer dert de kans tegen den vrienden dienst", een der ergste euvels. De jury moet elk jaar gekozen worden en zoo veel mogelijk, noodig ververscht. Dat verhindert het vast roesten", houdt ze beweeglijker, vrijer onbevangen. (Dit gebeurt te weinig in Holland). Ministers en in dezen onkundigen, dat bestaat, moe ten allen zoo mogelijk geweerd worden en ook hun ambtenaren. Dat zijn ambtenaren, en een aesthetisch oordeel berust op eigen vrijheid. Bureaucratie hebben wij in dit huis niet noodig noch theologanten noch staatkundig-gebondenen: een vrije kunst door vrijen en beoordeeld om der schoon heid wil. Deze is toch de blijvende; zij is 't voedsel eener eeuwige confrerie. ROENE No. 3112

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl