De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 24 december pagina 29

24 december 1938 – pagina 29

Dit is een ingescande tekst.

Indiëen Nederland Magazijn voor Baboe's J H. B. Fortuin | A mevrouw, ik heb een uitstekende baboe voor u. Nee, mevrouw, ik heb hier wel een Sitih, maar die u bedoelt, uit Soerabaia, die is er niet. Maar neemt u Mirah, Mirah Opor, dat is een heel goede- baboe. Komt u dan zelf even kijken, b.v. Vrijdag". Dien Vrijdag komt dan de deftige Hollandsche mevrouw naar het tehuis en adviesbureau voor Nederlandsen-Indische bedienden Persinggahan" te Den Haag, en zoekt een baboe uit. Meestal zal dat een mevrouw zijn, die na een verlof weer naar Indiëgaat, en nu een zeebaboe zoekt. Een zeebaboe vaart heen en weer tusschen Indiëen Holland. Zij verzorgt de kinderen en helpt mevrouw op de reis. En als zij in Rotterdam of Amsterdam aankomt, wordt zij afgedankt en moet zij zelf maar zien hoe ze weer aan werk komt. Dan gaat baboe naar Persinggahan", een vrien delijke woning aan de Van Boetzelaerlaan te Den Haag, die er op berekend is, ongeveer dertig baboes te herbergen, en waar de directrice regeert en de arbeidsbeurs voor Inlandsch personeel beheert. Zoo zitten daar, in de groote kamer, uitziende over het Scheveningsche Ververschingskanaal, der tig baboes in sarong en baadje. Zij praten geani meerd, zij haken en breien, zij spelen gramofoon, zij schrijven brieven, zij lachen en hebben genoegelijke pret onder elkaar. Allemaal moeten zij hier een paar weken wachten. Wachten tot zij weer terug kunnen gaan naar Indië. Er is veel vraag naar zeebaboes. En dus gaan de meesten weer terug met de boot waarmee zij gekomen zijn. Er is dus een groot verloop onder Persinggahan's bevolking. Bij elke boot die vertrekt slinkt zij met vier, zes, soms tien zielen; na elke aankomst neemt zij met een dergelijk getal toe. x* ~?C~ t£unisc/ie oorlog? Tunis bezit namelijk groote ijzererts-voorraden, waarvan de productie thans hoofdzakelijk door Enge land opgekocht wordt en die Italiëzeer van dienst zouden kunnen zijn. In Tunis komen voorts fosfaten voor, die voor Italiëook veel konden beteekenen. Wat de grondstoffenvoorziening betreft, zou Italiëdus iets aan Tunis hebben en Frankrijk er weinig aan ver liezen. Echter, de handelsrelaties tusschen Frankrijk en deze kolonie zijn te levendig dan dat men mag veronderstellen dat Parijs zonder bezwaar Tunis af zal staan. Bovendien: economische overwegingen zijn niet de eenige die meetellen en niet eens altijd de voor naamste. Hier zijn ook politiek-strategische argumenten van belang. In het noorden van Tunis ligt de Fransche marineen luchtvloot-basis Bizerta, de spil waar het Fransche verdedigings-systeem van Noordafrika om draait. Door Tunis en Bizerta op te geven, zou Frankrijk Italiëpractisch in de gelegenheid stellen, binnen afzienbaren tijd aan de Fransche macht in NoordAfrika een einde te maken. Bovendien zou hetterugtrekken van Frankrijk op de geheele AfrikaanschArabische wereld die allerminst gebeten is op samen werking met het fascisme, een vernietigenden indruk maken. De Arabieren zouden het gevoel krijgen, dat Frankrijk afgedaan had. "KJiOGE dan ook Virginio Gayda de onbeschaamd*"? heid zoo ver drijven om de reis van den Franschen minister-president naar een Fransche kolonié\ Daladier brengt 3 Januari a.s. een bezoek aan Tunis een onduldbare provocatie" te noemen, het lijkt ons alleszins waarschijnlijk dat de Italiaansche regeering deze provocatie rustig over haar heen zal laten gaan. En wanneer zij haar beantwoordt, zal dat niet in Tunis zijn waar de Franschen over aanzien lijke strijdkrachten beschikken, maar in Oost-Afrika, waar de Italiaansche legers vertoeven. Overigens, waarom zou Mussolini zich haasten ? Eind Januari komt Chamberlain toch naar Rome ! Ean groep Nederlandsch-lndische bedienden vieren het Inlandsche Nieuwjaar in hun Haagsche tehuis Persinggahan" Ruwe Huid Ruwe Handen Ruwe Lippen PUROL Doos 30 cent. Bij Apoth. en Drogist VROEGER, twintig jaar geleden, toen bestond dit nog niet. Nederlandsch-lndische bedienden hadden geen tehuis, waren daardoor uitsluitend aan gewezen op de familie, met wie zij uit Indiëkwamen, of moesten, als zij het daar niet uithielden, zwerven. Een liefdadige Haagsche vrouw, die hun een goed hart toedroeg, nam hen toen wel liefderijk in haar huis op, zorgde wel eens voor werk voor hen, kortom deed spontaan, waarvoor later het bureau gesticht werd. Er was dan ook dringend behoefte aan. Eerst was er sprake van, dat het departement van koloniën er voor zou zorgen. Maar tenslotte werd het werk ter hand genomen door de vereeniging Oost en West, met financieelen steun van Koloniën. Nu is er voor het Inlandsche personeel al meer gelegenheid ook buiten het tehuis een onder komen te vinden. Javanen zijn b.v. in Den Haag getrouwd en exploiteeren voor hun landgenooten pensions. Maar een veilige haven" blijft het tehuis steeds. Want nog steeds komt het wel voor, dat baboes slecht behandeld worden. Dan is het de taak van het adviesbureau, om de familie, waar baboe werkt, te waarschuwen, en bij geen verbetering het baboe mogelijk te maken, uit haar betrekking te gaan. Dat alles wordt energiek en menschlievend geregeld door de directrice van het bureau, mevrouw W. S. C. de Munnik-Creutzberg, die in de negentien jaar van het bestaan der instelling het beheer gehad heeft. NIET alleen voor het reizende personeel, niet slechts voor de zeebaboes, is dit een tehuis. Ook de baboe, die als dienstmeisje bij een uit Indiëgekomen familie blijft werken, vindt hier een milieu, waar zij haar vrije avonden kan door brengen, en waar zij steeds haar kopje thee kan drinken. En dat komt ook veel voor. Steeds meer Inlandsch personeel wordt er gezocht; niet omdat dat veel goedkooper zou zijn. Ook een baboe krijgt ongeveer vijfentwintig gulden. Maar veel menschen prefereeren de nauw merkbare en toch uitvoerige zorgen van een baboe. Dat geldt ook voor de Totoks", dat zijn zij, die nog nimmer naar Indi kwamen. De Hollandsche dienstbodennood zal aan dit verschijnsel niet vreemd zijn. Erf zoo is dit huis een werkelijk centrum voor het Indische personeel in Den Haag en in Holland. Hier komen ze met hun zorgen en met hun kleine vreugden. Hier kunnen ze onder elkaar praten en, als daar gelegenheid toe is, feestvieren. Hier kunnen ze hun vermogenspositie regelen en hun klachten uiten. Hier is hun tehuis en hun spaarbank. Want bij de directrice kunnen zij hun verdiende geld in bewaring geven en zoo sparen op een boekje. Een is er b.v., die geregeld spaart, en flink ook. Elke maand komt er vijf of tien gulden op het boekje, en dat wordt straks een mooi bedrag, waar thuis iets mee te beginnen is. Een ander, die al een flink tegoed had, heeft twee reizen geleden een erf en huis voor het eigen gespaarde geld gekocht. De vorige reis kocht zij een karbouw en nu heeft zij een put laten maken. Zij heeft Grootvader op haar bezitting gezet om die te beheeren, en als baboe straks te oud is, om nog te varen of baboe te zijn, dan heeft zij wat voor haar ouden dag. Toch is het tegenwoordig niet meer, wat het vroeger was. Toen betaalde de mevrouw voor een overtocht honderdvijfentwintig gulden. En nu nog maar ongeveer vijfentwintig gulden handgeld van te voren en twintig gulden achteraf. Soms betalen de Hollandsche dames wel meer aan de verhuurkantoren in Indië. Maar die houden een zeer groot percentage af, zoodat de baboe maar weinig in handen krijgt. En van dat geld moeten ze in den wachttijd hun pension betalen. Al is het niet veel, het is toch nog altijd vijfenzeventig cent per dag. Gelukkig behoe ven ze nooit lang op werk te wachten. Doch zijn zij werkloos of ziek, dan betalen ze niets. Later, hoeveel later doet er niet toe, betalen ze die schuld zonder mankeeren af. Daar behoeft nooit angst voor te bestaan. HET is gezellig in de groote ruimte vol bewege lijke Javaansche vrouwen. Allen hebben het hoogste woord. En als ik vragen stel, krijg ik een enthousiast antwoord. Zeebaboe is een prettig vak, vindt Mirah Opor, de dikke Mirah, die zulke mooie verhaaltjes kan vertellen en die een meesteres is in het zoethouden van kinderen. Daarom is Mirah nooit zonder reis. Iedereen wil haar graag hebben. Maar Mirah is ook tevreden, als zij in Persinggahan" kan wachten. Zij komt al heel wat jaren naar Holland, al in de mobilisatie. Toen kostte een banaan vijfentwintig cent. Daar kreeg je in Indiëeen heele klapperboom voor, vertelt Mirah lachend. Toen was ze twee-en-een-half jaar hier, vandaar dat ze perfect Hollandsen spreekt. Op het Hollandsche klimaat is niets te zeggen, vindt Mirah. Die sneeuw en ijs vond zij, en al haar vriendinnen, prachtig. Ze konden maar niet vaak genoeg uitgaan; en aldoor wilden ze wel blijven kijken naar het witte zand". Er heerscht dus een prettige stemming aan de Van Boetzelaerlaan. Al is het huis niet luxueus en voor dertig menschen niet te groot, het is alles schoon en comfortabel. En het is een tehuis, waar zelf gekookt mag worden, waar ieder mag uitgaan of thuiskomen wanneer hij wil (mits vóór tien uur), waar altijd kennissen zijn om mee te babbelen, waar de gramofoon de vreeselijkste Hollandsche deunen draait. Maar waar ook de gamelan gehoord wordt, op de nationale feesten, bij het Indische nieuwjaar" aan het einde van de vasten. Dan leggen ze, mannen en vrouwen want het is ook een tehuis voor djongos, jongens, hoewel er altijd maar heel weinig zijn dan leggen ze geld bij elkaar, er wordt ver sierd en dan wordt er feestgevierd twee, drie dagen achter elkaar, tot diep in den nacht. Zoo is daar een stukje Indiëaan een breede laan in Den Haag. PAS. 5 DE GROENE No.3213

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl