Historisch Archief 1877-1940
Kerstfeest in het barre Noorden en zonnige
iiiiiiniiiiiniiiHiiiiiiiiiiiiiiiii
n\e Nederlanders hebben oudtijds het
Kerstfeest gevierd, zij vieren het
thans en zij zullen het blijven vieren.
Dit feest is een deel geworden van ons
cultuurleven, een steeds grooter deel
omdat het in steeds breeder kringen in
gang heeft gevonden. Nu de Nederlan
ders zich dus weer opmaken in de ern
stige stemming die' bij de nood van
dezen tijd past, de Kerstdagen door te
brengen, vraagt ,,De Groene" aandacht
voor de wijze waarop twee der krach
tigste figuren uit de vaderlandsche ge
schiedenis eens de Kerstdagen doorge
bracht hebben: Willem Barentsz met
de zijnen tijdens de overwintering op
Nova Zembla, en Jan van Riebeek, het
eerste jjaar [dat hij een kleine groep
Hollanders naar [de Kaap de Goede
Hoop had overgebracht.
HOE WILLEM BARENTSZ OP NOVA-ZEMBLA EN JAN VAN RIEBEEK AAN DE
KAAP DE KERSTDAGEN HEBBEN DOORGEBRACHT
Willem Barentsr vaart uit en vriest ;in
Ongemeen winstgevend liet zich in het einde der
zestiende eeuw de handel aanzien in produc
ten uit den Verren Oost. Met afgunst bekeken de on
dernemende Amsterdamsche kooplieden het mono
polie dat hun Portugeesche collega's in Indiëgeves
tigd hadden. Zij waren vastbesloten, dat monopolie
te breken, ten deele door de oude wegen te volgen, ten
deele door nieuwe wegen in te slaan. In het jaar 1594
werd de eerste tocht om de Noord ondernomen om
te zien oft men by den Noorden om een deurvaert
machte vinden nae de Coninckrijcken van Cathay
ende Chine. De schepen keerden echter
onverrichterzake terug en brachten geen nieuwe route mee, doch
slechts een Wal-rusch, een visch van
wonderbaerlijcker ghestalte. Een tweede tocht, in den volgenden
zomer ondernomen, verliep niet gelukkiger. Weder
om werd de doortocht niet gevonden, maar wel
lieten enkele schepelingen het leven door een ont
moeting met een eyselijcken feilen Beyr, die twee
menschen vernielde, gelijk men wijders in het inte
ressante dagverhaal kan nalezen, dat Gerrit de Veer,
een der opvarenden, ons heeft nagelaten.
De derde Seylagie had in 1596 plaats. De stad
Amsterdam die den moed niet opgaf, droeg alle
kosten. Onverschrokken mannen waren uitgekozen,
liefst ongehuwden om te minder deur den treek tot
wijf ende kinderen int werk te vertsagen. Begin Mei
zeilden de twee schepen uit, het eene onder bevel
van De Rijp, het andere onder bevel van Jacob
Heemskerck met Willem Barentsz als stuurman.
Begin Juni werd het eerste ijs ontmoet.
Twee-eneen-halve maand kruisten de schepen toen in de
Noordelijke Ijszee heen-en-weer, op zoek naar den
begeerden doortocht tot de sprookjeslanden van
Oost-Azië. Helaas, deze was en bleef onvindbaar,
hoe ijverig Heemskerck en Barentsz de Rijp
had een anderen koers gekozen den horizon ook
afspeurden. Wel werd het ijs dikker en dikker. Tot
schrik der opvarenden zat het schip tenslotte het
was 26 Augustus vast op de plaats daer wy den
geheelen couden winter met grooten armoedt, ellende
ende verdriet mosten overblijven. Zestien man in de
eenzaamheid van den Poolnacht. In de bittere
koude werd het befaamde huis opgetrokken. Felle
sneeuwjachten dattet scheen datmen smoren soude
soomen in de lucht ghecomen hadde dwongen
menigmaal de mannen om binnen boord te blijven.
Begin November verdween de zon dat
alderheerlijckste schepsel Gods, dat de gansche werelt doet
verheughen. Toen was het huis echter al gereed, dat
den armen overwinterenden Hollanders een beschut
ting bood, hoe schamel ook. Immers, het vroor soo
gheweldich binnens huys, dattet aan de wanden ende
solder wel twee vingheren dick bevroren was, jae selfs
in de koyen daer wij laghen, mede soo dick. Zoo fel
was de koude dat het horloge bevroor en men nog
slechts den zandlooper had om er de dagen aan af te
meten. Zelfs de sherry die doch soheet
is, moest ontdooid worden, voordat
men haar kon ronddeelen... .
De Kerstdagen
IN deze barre koude en eenzaamheid
l braken de Kerstdagen aan. Men denke
zich in: een handjevol menschen,
kleumend en niet wetend of zij ooit
Rechts: Jan van Riebeek, de stichter oer
Hollandsche Koopko/on/e
Links: Het huis der overwintering op
Nova-Zembla
Een aanval van de beren of> de Hollan
ders d/e op Nova-Zembla overwinterden
weer het vaderland zouden aanschouwen.... Den
2$sten December op Karsdagh, wast quaet weder,
ende hoewel dattet quaet weder was, soo hoorden wij
effen wel de Vossen over ons huys loopen. Den
26sten December wasset effen quaet weder, de windt
noord-west ende was soo uytermaten caut., dat men
hem f zich J niet verwarmen conden, hoewel wy
allerley middelen daer toe gebruijckten met groot vier
(vuur) te maecken, wel te decken, ende met heete
steenen ende keughels in de koyen aen ons voeten ende
lijf te legghen, maer des niet teghenstaende wast
smorghens in de koyen wit ghevroren ofte ghehyselt,
alsoo dat wy malcanderen dickwyls deerlijck aen
keecken maer vertroosten ons wederom, dattet int af
gaen van den bergh was: te weten, dat de Son zijn
wegh wederom nae ons toe nam.
Zoo brachten zestien Hollanders in het jaar 1596
de Kerstdagen door in het hooge Noorden....
Jan van Riebeek neemt de Kaap in bezit
RUIM een halve eeuw later, in het jaar 1652,
zeilde Jan van Riebeek, die reeds lang in
PAG 4 DE GROENE No. 3212