De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 24 december pagina 41

24 december 1938 – pagina 41

Dit is een ingescande tekst.

TUNIS i desnoods de politie ook nog vertellen, wat hij hier komt doen. Ook ons kun nen zij niets bewijzen en wij mogen vrij vertrekken. Met een splinternieuw stempel bij al de andere stempels in onzen pas. Daar krijgt een mensch weer honger van. Vandaag wordt niet Arabisch geluncht!" verklaar ik plechtig. Ik heb nog dorst van de kalkoen van gisteren." Wij zoeken een eethuis. Ontdekken iets Egyptisch. Een dikke inboorling heeft een geweldige snor boven een reusachtige koperen pan hangen. Wat is er vandaag?" Koeskoes!" Scherp?" Vol strekt niet, heeren!" Een hap een sprong overeind vier fleschjes zoet spuitwater, en de rest van den dag breng ik door met brandende ingewanden, hongerig en teekenend tusschen de ezels, kameelen, slangenbezweerders, zadelmakers en bij de publieke schrijvers, die onder een rieten matje zitten en met paarse aniline-inkt keurig uitziende liefdes brieven schilderen. Hun klanten, Spahi's, Senegaleezen in khaki-uniform en een enkele gesluierde vrouw staan er geduldig bij te wachten, totdat alle krulletjes, doorboorde hartjes en duifjes klaar zijn. Dan brengen ze het kunstwerk, dat zij niet eens kunnen lezen, naar de post. Kairoucm DE dikke waard van het café, die zijn toeristen kent en die ons echte Kif deed rooken geen kif van de régie, die niets deugt, maar echte clandestine hennep, die eerst een half uur lang op een plankje fijn gehakt wordt om vervolgens in een minuskuul pijpenkopje ontstoken te worden en waarvan je na n haal zoo duizelig wordt, dat je de pijp meteen aan je buurman doorgeeft de dikke waard dus, die het goed met ons meent, heeft ons naar een Moskee gestuurd. Op zijn introductie mochten wij binnen en zonder te betalen. Schoenen uit, dat spreekt vanzelf. Achter een zuil moch ten wij bescheiden neerzitten. Lang zamerhand kwamen er mannen en jongetjes binnen, die in een rij op een lange mat neerhurkten. Het waren er misschien twintig. Met tamboers en fluiten begonnen ze hun muziek. Steeds dezelfde paar geluiden. Aaahlalila-laah.... Aaah-lalila-laaah.... Daarbij voortdurend het steeds gelijke gehamer der tamboers. Eerst vindt men zooiets pittoresk. Dan begint het te vervelen. Dan word je er melig van. Als dat een uur zoo voortduurt, ben je stapel. Zullie blijk baar ook. Want plotseling legt een man zijn fluit weg en begint met veerende, zachte sprongen te dansen. Onder het dansen verdwijnt hij achter een zuil, waar hij van den muur een langen degen neemt. En dien slikt hij in, tot aan den greep. Een andere man danst op den eerste af. Die haalt den sabel weer uit zijn keel en steekt hem dwars door beide wangen van den andere. Geen druppel bloed. De man met den degen dwars door zijn gezicht danst met gesloten oogen verder. Een jochie springt op. De eerste degenslik ker, blijkbaar de opperdegenslikker, neemt een andere sabel en steekt haar in den hals van het jongetje, vlak boven het borstbeen. En nog niet tevreden, neemt hij een houten hamer en slaat er nog een paar keer goed op. Geen druppel bloed. Het jongetje danst met doorstoken hals, met gesloten oogen, terwijl hij het wapen met een hand in evenwicht houdt. Tenslotte dansen op die manier een achttal mannen en jongens met doorboorde halzen en wangen. Daarbij de muziek, die een obsessie is. Aaah-lalila-laaah.... Aaah-lalila-laaah Bombombom Bombombom...." Dan worden de sabels weer door den opperdegenslikker uit halsen en wangen getrokken, de patiënten dansen op hun plaats terug en nadat de laatste weer op den grond zit, breekt de muziek af. Men staat op en gaat weg. Ik probeer op straat een der mannen te pakken te krijgen. Hij ziet mij aankomen en slaat de kap van 2ijn burnoes over het hoofd. Ik laat een paar francstukken klinken. Hij toont zijn wang. Er is iets, een naaldenprik te zien, niet meer. In de andere wang hetzelfde. Geen litteeken, niets. Ik spreek nog een van de jongens aan. Hij is misschien twaalf jaar oud. In zijn hals, vlak boven het borstbeen een naaldenprik. Doet dat niet zeer?" Ah non, ca fait bon !" Palermo GISTERMIDDAG waren wij op de ruines van Carthago. Een uurtje rijden van Tunis. Er is niet veel meer te zien. De Romeinen hebben indertijd alles goed stuk geslagen. Met kennis en vakmanschap. Want ik heb al meer oude steenen en puinhoopen gezien: een groote stad zóó volkomen met den grond gelijk maken kan zelf de tand des tijds niet. Ook geen barbarenvolkeren kunnen dat. Dat kunnen slechts volkeren, die technisch goed uitgerust en prima georganiseerd zijn. Soms vindt men onder de olijfboomen nog een enkele glassplinter, die in alle kleuren schemert. En de monniken in det klooster der Pères Blancs hebben nog wat steenbrokken en zuilen in hun tuin opgeborgen. Dicht bij de zoogenaamde ruines van Carthago is de vlieghaven. Daar zijn wij vanochtend met een Italiaanschen Hydrovolante" opgestegen. Bin nen twee uur vlogen wij boven Sicilië. De Italiaansche piloten zijn erg chic. Snorretjes en leeren breeches met ritssluiting. En keurige handschoenen. Dat is alles, wat op de vlucht van Tunis naar Italiëop te merken viel. En meer mag je in een Italiaansch vliegtuig ook niet opmerken. A. GOLDSTEEN Een Tunesisch dorp Sneeuwwit Zwitserland WAT we in ons land zoo mis sen, kunnen we in Zwitser land vinden, n.l. de sneeuw. Maar we missen ook weer de sneeuw wel eens graag, want als het eens goed gesneeuwd heeft en we van de witte natuur genieten willen, smelt het schoone landschap meestal als het ware voor onze oogen weg en krijgen we natte voeten en daardoor een slecht humeur, zoodat we op ons klimaat gaan schelden en liefst zoo gauw mogelijk maar naar het buitenland gaan, naar ergens waar je, tenminste wat het weer betreft, weet waar je aan toe bent. Maar het is niet aardig op ons klimaat te schelden, en dat mag er ook niet de oorzaak van zijn het vader land te miskennen en de beenen te nemen over de grens uit baloorigheid. Hoe het ook zij, iedereen wil wel eens over de grens, of weten waar hij aan toe is, wat het klimaat betreft. En zeker de liefhebber van wintersport. Een van de bevoorrechte winter sportplaatsen in Zwitserland is Klosters. Daar is een groot aantal uitgestrekte vlakten die een eldorado vormen voor den ski-looper. Er zijn zoowel steile hellingen als flauwe, met alle tusschengraden. Omdat deze plaats in het brand punt ligt van de skiterreinen, is het aantal variaties in de tochten die men van daaruit kan ondernemen zeer groot. Parsenn is gemakkelijk en snel te bereiken. Sport-treinen welke aansluiten op den Parsennspoorweg, brengen de gast naar boven, op het Weissfluhjoch dat als beginpunt voor allerlei tochten, sommige met een daling van 2000 m. gepaard gaande, ideaal is. Een attractie op zichzelf is de nieuwe ski-lift. Deze brengt de menschen 800 m. naar boven, naar Selfranga, de plaats waar bij voor keur de ski-lessen worden gegeven. Niet alleen skiloopen, maar ook het schaatsenrijden, ijshockey en rodelen zijn dingen waar men in Klosters zijn hart aan kan ophalen. En wie bang voor zijn beenen is kan gaan wandelen of naar wed strijden kijken. Ook reconvales centen, in het bijzonder uit de tropen, vinden in Klosters verlich ting en genezing. Of men gezond is of ziek, de zon en de zuivere berglucht zorgen er voor dat er altijd een opgewekte stemming heerscht. Misantropen die het niet gelooven moeten het maar eens probeeren. PAG. 17 DE GROENE Na. 3213

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl