De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 24 december pagina 42

24 december 1938 – pagina 42

Dit is een ingescande tekst.

WOL DE GB Dow.WH.lY C. RUDI ligt in zijn bedje te luisteren naar den wind tegen de bevroren ruiten. Hij wil niet slapen. Het is nu de derde maal, dat hij be sloten heeft, wakker te blijven tot twaalf uur. De vorige keeren is het mislukt, maar nu is hij al zes en-'zoo sterk, dat hij den slaap zeker zal weten te overwinnen. Hij heeft trouwens zijn maatregelen genomen: onder zijn kussen ligt een groot stuk chocóladeletter, het laatste restant van een mild St. Nicolaasfeest. Rudi wil het weten, hij wil weten, wat er gebeurt, als het oude jaar plaats maakt voor het nieuwe. Hij denkt, dat de wereld dan even heelemaal rood wordt als een bonk ijzer in het vuur, en dan sidderen de boomen met hun naakte takken en overal knalt het. Het is allemaal angstwekkend en toch feestelijk. Doortje heeft hem nog vroeger naar bed gebracht dan anders. Er was een nauwelijks bedwongen ongeduld in de manier, waarop ze hem hielp bij het uitkleeden. Doortje, als het oude jaar weggaat, waar blijft het dan?" vroeg hij. Terug naar den Heer, weltruste", zei Doortje. Wat doet de Heer dan met al die ouwe jaren?" Door tje hangt Rudi's broekje over een stoel. Jó, je vraagt me het hemd van het lijf. Die ouwe jare bewaart de Heer, dan kan Hij later altijd naslaan, wie d'r zoet geweest is." Ja? maar...." Doortje is al weg. Zij loopt met haar viefe zijden beenen vlug de trap af. Ze heeft een fluweelen jurk aan in plaats van het correcte zwart-witte dienstjaponnetje. Dat fluweel ruikt een beetje duf, een beetje naar kamfer. Even later slaat de voordeur dicht en Rudi hoort haar bakjes vinnig-vlug op de trottoirtegels tikken. Nu is hij alleen in het groote huis met Dina, de oude meid en vader. Vader was niks aardig vandaag, zoo stil, net of het alleen een lichaam was, zonder vader zelf erin. Rudi kijkt naar de schaduwen in de kamer, die een beetje wiebelen door het zacht bewegen der gordijnen. Beneden slaat een deur, in de keuken rinkelen kopjes. Rudi bijt op de harde chocoladeletter, hij doet dat met overleg, anders bezeer je je tandvleesch als de chocola afknapt. Dolf doet zelf open. Dag Leny, kom gauw bin nen, het is koud." Leny's lage, grijze wagen staat tegen het trottoir gemeerd. Zooals zij daar staat in haar zwarte persianer en met het zwarte kapje op de platina-blonde krullen, ontneemt zij Dolf direct weer de losse, gemakkelijke houding, waarin hij zich den heelen dag geoefend heeft. Ze brengt een vreemde, mondaine geur in de hall, en als hij haar uit haar mantel helpt, ziet hij al met angst tegen het halve uur, dat zij alleen zullen zijn, op. Waarom heeft hij haar ook in zijn huis gehaald? Zij hoort hier niet. Maar hij heeft altijd boven zijn stand ge leefd. Zij gaat zitten in het lage fauteuiltje, waar Els vroeger altijd in zat. Dat geeft iets eigens. Het verwondert hem zelf, dat hij het prettig vindt, haar zoo in de omlijsting van al die vertrouwde dingen te zien, die hem stuk voor stuk herinneren aan Els. Ik moest nog een beetje philantropieën", zegt ze, daardoor ben ik wat laat". Ik kom regelrecht uit een origineel slop, reuze interessant. Is dat je vrouw ?" Zij springt op en loopt naar een hoektafel, waar een groote foto van Els op staat. DOLF neemt een cigaret. Dat is Els", zegt hij en hij schaamt zich over den onverschilligen toon. Leny draait zich naar hem om, haar bruine oogen kijken even heel ernstig in de zijne. Geef mij ook een cigaret, wil je?" Dan brengt Dina de thee en alles wordt ineens veel gemakkelijker. Leny vertelt over haar ouders, die ze nooit ziet. Vader is altijd op kantoor of op reis, en moeder heeft haar vereenigingen. Dolf spot een beetje met hun fancyfair-weldadigheid. Je moet het eens probeeren met een tombola of een bridge drive, daar zijn de armen ook zoo dol op". Hoe is het eigenlijk met je zoon?", zegt Leny plotseling. Ineens is er weer die onbeholpenheid. Goed", zegt hij. Mag ik hem niet eens zien?" Rudi worstelt zijn laatsten wanhopigen strijd tegen de slaap. Hij rijdt op een hoog paard aan het hoofd van zijn troepen. Langs den weg staan heeren met hooge hoeden te wuiven. Maar alles loopt tel kens in de war. Er zijn plotseling vreemde beesten dan komt er weer een vrouw naar hem toe, die zegt: Dag, mijn jongen". Rudi kent die vrouw wel, ze is bijna iederen nacht in de geschiedenis van zijn droomen. Zij is de vrouw van de foto beneden op het hoektafeltje en ze heet moeder. En nu is er ineens een wit licht, dat pijn doet aan zijn oogen, en er suist iets langs zijn bed, een fluisterstem, een vreem de geur. Dan valt hem plotseling met schrik in, dat dit het nieuwe jaar moet zijn en dat hij de groote gebeurtenis nu toch gemist heeft. Hij komt overeind zoo maar vanuit zijn warmen slaap in het koude licht: Is 't al nieuw jaar?" VADER is er met een vreemde vrouw, een nare vrouw. Ze doet griezelig aardig tegen hem en ze zegt iets heel stoms: Dag, mijn jongen", zegt ze. Rudi fronst zijn voorhoofd en woelt norsch en slaperig met zijn hand door zijn haren. Vader zegt zacht iets tegen dat mensch en ze lachen samen. Ga maar lekker slapen, morgen is het Nieuwjaar." Rudi ligt nu weer te staren naar de vele zwarte gedaanten, die de kamer bevolken. Er is een weëe smaak in zijn mond van de chocola, maar zijn weer stand tegen den slaap is nu toch gebroken. Beneden vertelt Dolf van Els. Els kwam uit een heel ander milieu, ze behoorde tot die menschen, die daar nooit uit los komen. Ik heb ook nooit ge probeerd, haar te veranderen. Daarvoor hield ik te veel van haar. Weet je Leny, het is gek, dat ik dat juist aan jou vertel, maar sinds Els er niet meer is, heb ik mijn richting verloren. Zij was in al haar naïveteit toch de eenige, die mijn zwakke punten wist te vinden en aan te vullen. Toen het kind ge boren moest worden, was zij het, die de situatie beheerschte tot op het laatste oogenblik. Toen ze stierf, zei ze: Dolf, je mag niet uit een soort piëteit tegenover mij je leven als afgesloten beschouwen. Dat zou heel dom zijn. We hebben het fijn gehad samen, ik had best nog een beetje met je mee ge wild, maar nu moetje alleen alles doen en niet kinder achtig zijn. Je hebt nu een zoon, een echte, die spre kend opjje lijkt. Dat wou je toch zoo graag, ijdeltuit ?" Leny zit voorover, de ellebogen op de knieën naar het portret te staren. Ze denkt aan haar eigen ver driet om dezen houterigen man, die zooveel warmte zou kunnen geven aan haar eenzaam leven van millionairsdochter. Hij is de eenige, dien zij niet interesseert om haar geld. Dat weet zij. Maar zij weet ook, dat zij nooit den moed zullen vinden, de mogelijkheid van een verbintenis tusschen hun beider eenzaamheid onder woorden te brengen. Zij is hier gekomen als onder hypnose. Zij had getracht haar nervositeit te verbergen onder een luchtigen toon. Zij had zich de laatste dagen dezen oudejaarsjaarsavond steeds voorgesteld als de verwezenlijking van een droom, waarvan zij het verloop niet zou kunnen omschrijven. Dolfs stem praat zacht en regelmatig verder. Zij hoort de woorden als een achtergrond voor haar eigen wanhopige gedachten, maar plotseling moet zij weer luisteren. . . . Daar om haat ik het kind." Leny kijkt verschrikt op. Ja, begrijp je dat niet ? Begrijp je niet, dat ik liever alles had verloren, dan de eenige, die mij vast kon houden aan mijn leven? Tenslotte is het kind toch de doodsoorzaak geweest." Dat is absurd, Dolf, je bent een egoïst." Leny staat op, zij komt naast de foto staan. Het is, of zij Els tot getuige wil roepen. Ik zou dol graag een kind hebben. Ik zou er voor willen ster ven ook en ik zou willen, dat mijn man dan heel gelukkig was." Dolf kijkt haar strak aan, dan glim lacht hij een beetje ironisch: Dat kun je misschien moeilijk beoordeelen." Het blijft plotseling stil. De oude Friesche muurklok begint langzaam het deuntje van het halve uur te spelen. Half twaalf. Er is iets afgesloten. Leny's houding is plotseling verslapt. Dolf, wees niet boos.... Ik ga weg." Zijn protest is slechts zwak: Maar kind, we zouden toch samen het nieuwe jaar ingaan. Hoe kun je...." IN de hall, als hij haar zwijgend in haar mantel geholpen heeft, reikt ze hem de hand. We zullen het feest op een afstand voortzetten, Dolf," lacht ze, maar er zijn tranen in haar oogen. Ik hoop, dat we in het'nieuwe jaar allebei de kracht zullen vin den van Rudi's moeder." Rudi's moeder," klinkt het vaag na in Dolfs gedachte. Dan voelt hij haar lippen koel op zijn oogen, dat is oneindig goed en troostend. Hij hoort de starter van den wagen. In de kamer hangt nog wat rook en de vage geur van haar parfun. Else's foto kijkt hem aan. Er is een glundering in haar oogen, die hem beschaamd maakt. Dolf laat zich in een fauteuil vallen, steekt verstrooid een cigaret op en denkt, dat hij nog nooit zoo'n mislukten oudejaarsavond heeft meegemaakt. In Rudi's kamer tikt een nijdige wekker. Er glijdt een streepje maanlicht tusschen een spleet van de gordijnen door. Er dansen een heele boel kleine meisjes om Rudi's bed. Tineke van twee huizen verder is er ook bij. Dat is toch zoo'n verschrikkelijk lief kind. Die zou hij best eens willen zoenen. Wacht, hij zal haar zijn chocolaletter geven. Waar is die letter nou? Die moet toch naast hem liggen in de auto. Hij heeft nog zoo tegen den chauffeur gezegd, dat hij altijd zijn chocolaletter mee moet hebben onderweg. Wacht, hier ligt ie. Hij zit vastgespijkerd aan de bank. Wat rijdt die wagen hard ! Wel dui zend kilometer ! Hij moet ook zoo vreeselijk trekken aan die letter, en de remmen werken niet! Wat is dat ? ! Een muur ! Dwars over den weg ! Waar is Tineke? ! Boem ! ! ! Vlammen, ik val, ik val, de wind fluit! Wie lacht daar? ! Rudi staart met wijdopen schrikoogen in de duisternis. Het doorzweete laken zit om zijn hals gedraaid, zijn haren plakken koud op zijn voorhoofd. Zijn eene hand is vastgekleefd aan de matras en bezorgt hem eenpanischen schrik. De gesmolten chocolaletter! Rudi's hart bonst hoorbaar en op een plaats, waar het heelemaal niet thuis hoort: vlak onder zijn keel. Wat was er ook weer ? Waarom had hij die chocola ook weer meegenomen naar bed? Hij moet er lang en diep over prakkizeeren. PLOTSELING klinkt er ergens van ver een schot, nog een en nog een. Dan loeien er ook sirene's en allerlei fluiten. Er schreeuwen menschen op straat. Een gelukssiddering grijpt zijn heele kleine lichaam aan. Het wonder gebeurt, het groote geheim ! Meteen heeft hij de dekens van zich afge worpen en staat al met zijn bloote voeten op de ijskoude vloer. Hij holt naar het raam. Buiten is het geheimzinnig zilverig wit, de boomen zijn pikzwart en hebben ieder wel duizend knokelige armen. Zij sidderen ook, de boomen, ziet hij dat goed ? ! Er is al een snel besluit: Vader moet dat mee maken, hij moet vader waarschuwen !" Rudi holt de donkere trappen af, hij bezeert zijn teenen een paar maal tegen onzichtbare obstakels, maar hij merkt het niet. Nu heeft hij zijn zin. Hij maakt het mee ! O, wat is hij blij ! ! Vader !" Het is warm en licht in de kamer. Rudi knijpt zijn oogen half dicht, maar door het spleetje ziet hij toch nog net, dat vader maar zoo doodgewoon in een stoel voor zich uit zit te staren, hij rookt een cigaret. Rudi is er ineens stil van. Hij voelt zich een beetje beschaamd, dat hij zoo maar op zijn bloote voeten en zonder zijn badjasje voor zijn vader staat. Vader", zegt hij bijna fluisterend, het nieuwe jaar is aangekomen". Dolf staat op. Die schitterende, naïeve oogen, dat schuchter ver borgen geluk om een denkbeeldig wonder, dat heele spontaan-warme, is dat niet Els? Hij neemt den jongen op zijn arm en gaat met hem voor het raam staan. ,,Nu moet je goed luisteren, dan hoor je de booten in de haven". Zij laten een paar minuten de plechtige, een tikje lugubere impressie, teweeg gebracht door de cacophonie van fluiten en sirene's op zich inwerken. De Friesche klok is nu ook klaar met zijn liedje en begint aan de haast oneindige serie van twaalf slagen. Dolf gaat met Rudi op zijn arm bij het portret van Els staan. Dan zegt hij een beetje beverig: Zullen wij nou eens wat afspreken voor het nieuwe jaar? Zullen we met zijn tweetjes de beste vrienden van de wereld worden?" Rudi kijkt hem aan, hij voelt, dat dit zeer plechtig is. Goed", zegt ie, krijg ik dan een echte stoomtrein?" PAG. 18 DE GROENE No. 3213

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl