De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1938 24 december pagina 7

24 december 1938 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

De reportage van de week De oceaantocht van kapitein Kuyt J. G. KUIJT, de grijze zestiger, had om de wereld willen varen. En hij zou het gedaan hebben ook, als Dirk niet ziek geweest geworden was. Dan zou hij nu zoo ongeveer om Kaap Hoorn zeilen. Maar Dirk is nu eenmaal ziek geworden en dus zit hij thans in een lekker verwarmd voorkamertje aan de Park laan in Zaandijk. En daar kan het in een ijskouden winternacht ook flink stormachtig en onherberg zaam zijn. Het trouwe schip Holland" ligt nu te kniezen in brak water, bij een van die kleine houten Zaansche geveltjes, inplaats van te steigeren op de golven van de wereldzeeën. Arme Holland". Het had het niet verdiend ! Een best schip, waar je op kunt vertrouwen. Een schip, dat bewezen heeft wat het kan: varen over de oceanen. Maar daar had schipper Kuijt het ook voor ge kocht. Geen plekje rot, waar je ook stak. Een mooi Noorsch jachtje; grootzeil, fok en kluiverfok, een meter of zeventien lang, niet te smal en, zooals later zou blijken, een prima zeiler, die alleen op zijn fok makkelijk zijn zes, zeven mijl haalde. Toen zoo langzamerhand het schip ingericht was en deze of gene was komen helpen, met een kijker, met een kompas, toen kwam vanzelf al de beman ning aanzetten: de eerste en de tweede stuurman, matroos, hofmeester, kok en scheepsjongen; wel te verstaan alles in n persoon: Dirk Hofman van Zaandam, die wel ooren had naar een tocht om de wereld, hoewel hij nog nooit op zee geweest was. Als hij nu maar een geboren zeeman geweest was, zooals zijn kapitein, die ook van een heel anderen hoek kwam en die alleen nog maar voor liefhebberij gevaren had, maar die daarin den vakman niets toegaf, dan zou alles nog best in orde gekomen zijn. Maar dat was hij niet. Toen het schip IJ muiden verlaten had, en voorbij Portugal in de Golf van Biskaye voer, toen had die Dirk er eigenlijk al schoon genoeg van. Als een zeeman niet meer met zijn hart in het schip is, wel, dan is het met zijn lichaam ook niet meer veel gedaan. Want uitstappen als bij de autobus, kan je niet. En toen ze daar met hun tweeën op de eindelooze zee de linie tegemoet voeren, toen werd me daar die jongen ziek, met hooge koortsen, met malaria en wat niet al. Vreeselijk zag hij er uit. Dat was een gevecht tegen den dood, terwijl een hongerige haai maar strak-an achter het schip zwom, dagen lang, zonder een haartje te wijken. Zoo durfde de kapitein zijn plan, om naar Buenos Aires te varen, de linie over, niet door te zetten. Want de zieke moest frissche lucht hebben, en die vindt je niet bij de linie. Toen maar een graad of 5 noordelijker gekoerst en zoo kwamen ze naar Paramaribo en werden de veertig duizend mijlen rond de aarde er een veertien duizend: heen en terug Amerika. Ja, die tocht; toen zat kapitein Kuijt maanden lang met een zieke aan boord. Alles moest hij alleen doen. Drie weken is hij niet naar kooi geweest. Drie weken den heelen nacht in den stuurstoel, zoo maar 'n beetje droomen in den tropischen nacht, nu en dan eens op het kompas kijken, stil zitten dommelen of een pijpje rooken. Gelukkig werd de jongen langzaam beter. Want verbeeld je, dat hij hem daar midden op den Oceaan overboord had moeten zetten.... DRIE maanden heeft de Holland" in Parama ribo gelegen. De jongen is er zorgzaam in het ziekenhuis verpleegd en de kapitein mocht er veel vriendelijkheid van de bewoners ondervinden. Zoo als van den directeur der Curacaosche Petroleum Maatschappij, die hem een stel nieuwe zeilen en dat was hard noodig, het ouwe, opgelapte getaande doek was niets meer waard gaf, en touwwerk en het scheepje in het droogdok liet omhoog brengen en verven. Ook was er wat vertier, zooals die avond, dat Kuijt een Engelsen schip zag, waarvan hij zeker wel den kapitein moest kennen. Hij aan boord. En toen hij voor de kapiteinshut stond, toen herkende de kapitein hem plotseling: Waarachtig, daar heb je meneer Kuijt l" waarop de Hollandsche schipper waardig antwoordde: Niet meneer maar kapitein Kuyt: ik lig hier met m'n eigen schip!" Het was dan misschien geen heel groot schip; maar dat moest het ook niet zijn. Want als het twee of drie meter langer was geweest, wel, dan was het de vraag, of hier ooit de heer Kuijt tegenover mij gezeten zou hebben. Want een iets langer schip -\ De kleine Holland" van kapitein Kuyt op volle zee, tusschen twee werelddeelen komt bij deining op twee golven te liggen, en dan kan het stukslaan als brandhout. Maar de Holland" lag veilig op de golven, gestuurd door de zekere hand van zijn kapitein. En al had het kompas een miswijzing van twee streken en de kapitein heeft de heele reis nou maar niet kunnen onthouden of dat een miswijzing min of plus was , al was de klok wél geschikt om er eieren op te koken maar niet bruikbaar als chronometer, al had Kuijt niet de beste en niet de volledige kaarten, toch kwam hij maar, waar hij wezen wilde; onbeschadigd en ongedeerd. Na Paramaribo en Curagao, wilde hij in New York wezen. Hoewel hij geen andere kaarten van de Amerikaansche kust had dan een overzichtje van den haveningang van de Hudson, kon hij die stad toch opperbest vinden; samen met zijn bemanning, die nog met n kop uitgebreid was, op Cura^ao aangemonsterd. Daar, in dat New York, leerde Kuijt bij de tewaterlating van het nieuwe jacht van Anthony Fokker, dien befaamden landgenoot kennen. Dat is dan weer het aanknoopingspunt met de lekker verwarmde huiskamer in de Parklaan te Zaandijk. Fokker's jacht, in stroomlijn uitge voerd, heet Q.E.D., dat wat bewezen moest wor den", wat dan slaat op vraagstukken van aero- en hydrodynamica. Maar twee dingen hoefden niet meer bewezen te worden: de bruikbaarheid van het ruim dertig jaar oude scheepje van Kuijt en de Hollandsche gastvrijheid, die Fokker in Amerika zijn landgenooten bewees. Dat was een gastvrijheid die over Oceanen reikte. Want hij nam hen vrien delijk op in zijn buiten aan de Hudson, waarop de Q.E.D. zijn proefvaarten doet. En hij zorgde er voor dat Kuijt, in het vaderland teruggekeerd, een positie kreeg aan de Fokkerfabrieken te Amsterdam. Dus voer kapitein Kuijt, met zijn bemanning en zijn trouwe jacht terug, van New York naar Shoreham, dwars over den Oceaan. De Normandië" voer hem wel voorbij; dat is waar. Maar zij streek toch haar vlag en ze blies keurig drie keer. Gestadig vervolgde de Holland" haar weg; het schip hield zelf prachtig koers. De bemanning kon rustig in de kajuit zitten, zoo nu en dan eens even uitkijkend, een kompas op tafel, om den koers te controleeren. Zoo ging het huis toe. Thuis waren ze niet ongerust geweest. Ook niet toen vader drie maanden geen bericht had kunnen sturen, toen hij met tegenspoed naar Paramaribo voer, want radio was er niet aan boord. Maar de jongens thuis, die waren niet bang en die hadden vertrouwen in vader. Zelfs kwam Japie een dag vroolijk lachend thuis: Ha," zegt Japie, moeder, de jongens op school zeggen, dat vader vergaan is. Maar dat kan toch nooit!" MISSCHIEN kon het wel. Maar het gebeurde niet. Met 60 liter olie en een oude motor, met 3 zeilen en een mast over een oceaan, met harden wind over zout water. Dat is de tocht van kapitein Kuijt met de Holland", wel niet om de wereld, maar toch wel een eind om. Na dat eindje om kwam hij thuis, en had hij werk ook. Dat bewijst, dat de Hollanders goede zeelieden zijn, en ook, dat zij elkaar weten te helpen. Q.E.D. ! Wat te bewijzen was ! H.B.F. PARLEMENT ARIA ?r V-rANNEER het nog niet tot \A/ Bode Barend ware doorgey ' drongen dat eene ministers positie ook lang niet alles is, dan zoude hij daarvan toch wel overtuigd zijn geraakt toen hij dezen avond den man van middelbaren leeftijd met het schuchtere uiterlijk, die hoe kom ik uit zulk een zin ! Excellentie van Buuren is, zich zag begeven in de aviatische peri kelen welke rondom Schiphol zijn ontstaan, indien UEdele voelt waar ik heen wil. Want men zal zich herinneren dat de plannen der Regeering in verband met Leiderdorp in den beginne een groote vlucht hadden genomen, zoo groot en stoutmoedig dat men aan het IJ en aan den Maas zich bevreesd begon te maken, maar had de regeer ing niet gerekend op eenen koenen jachtvlieger gelijk den Edelen heer Kropman, die het moordend mitrailleur-vuur van zijn verzet tegen meneer van Buuren's Zeppelin richtte, dewelke nu eens klaps in nevelen van vaagheid verdween en meerde aan d'al-oude en vertrouwde landingsmast, te Schiphol. Maar gemakkelijk was het geenszins, want moet men niet denken dat de dames en heeren maar alles voor zoete koek opeten al zijn we dan ook in de dagen tusschen St. Nicolaas en Kerstmis. Zij legden meneer van Buuren het vuur na aan de schenen en in plaats dat Zijne Excellentie zulks aangenaam vond in deze tijden van winterkou en barre vorst, waardoor Uw Bode met sokken over zijn schoenen het Binnenhof betreedt, trok hij een gezicht dat mij er toe bracht hem ten spoedigste eene verkoelenden dronk te bren gen. Het is ontegenzeggelijk eene zonderlinge wereld want waar zoude het kunnen geschieden dat een gezin in volmaakte overeenstem ming besluit de oude woning te verlaten en een nieuwe te kiezen, die gelijk men uitvoerig aan buren en bekenden vertelt tallooze voordeelen biedt, om dan eensklaps van meening te ver anderen omdat naar men be weert Broer Jan er bezwaren tegen heeft aangezien hij er niet zoo leuk met zijn soldaatjes kan spelen? Meneer Plesman zat op de gereserveerde tribune. Hij keek heel ge-interesseerd maar niet zoo leuk, want hij hadde liever gezien dat deze vlieger wel was opgegaan. Hij is een volhardend man deze Plesman. Het zou best kunnen zijn dat hij dacht, wat in het vat is verzuurt niet Men lette op dit vaatje.'.... BODE BAREND PAG. 7 DE GROENE No. 3212

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl