Historisch Archief 1877-1940
De reportage van de week
De oceaantocht van kapitein Kuyt
J. G. KUIJT, de grijze zestiger, had om de wereld
willen varen. En hij zou het gedaan hebben ook,
als Dirk niet ziek geweest geworden was. Dan
zou hij nu zoo ongeveer om Kaap Hoorn zeilen. Maar
Dirk is nu eenmaal ziek geworden en dus zit hij thans
in een lekker verwarmd voorkamertje aan de Park
laan in Zaandijk. En daar kan het in een ijskouden
winternacht ook flink stormachtig en onherberg
zaam zijn. Het trouwe schip Holland" ligt nu te
kniezen in brak water, bij een van die kleine houten
Zaansche geveltjes, inplaats van te steigeren op de
golven van de wereldzeeën. Arme Holland". Het
had het niet verdiend ! Een best schip, waar je op
kunt vertrouwen. Een schip, dat bewezen heeft wat
het kan: varen over de oceanen.
Maar daar had schipper Kuijt het ook voor ge
kocht. Geen plekje rot, waar je ook stak. Een mooi
Noorsch jachtje; grootzeil, fok en kluiverfok, een
meter of zeventien lang, niet te smal en, zooals
later zou blijken, een prima zeiler, die alleen op zijn
fok makkelijk zijn zes, zeven mijl haalde.
Toen zoo langzamerhand het schip ingericht was
en deze of gene was komen helpen, met een kijker,
met een kompas, toen kwam vanzelf al de beman
ning aanzetten: de eerste en de tweede stuurman,
matroos, hofmeester, kok en scheepsjongen; wel te
verstaan alles in n persoon: Dirk Hofman van
Zaandam, die wel ooren had naar een tocht om de
wereld, hoewel hij nog nooit op zee geweest was.
Als hij nu maar een geboren zeeman geweest was,
zooals zijn kapitein, die ook van een heel anderen
hoek kwam en die alleen nog maar voor liefhebberij
gevaren had, maar die daarin den vakman niets
toegaf, dan zou alles nog best in orde gekomen zijn.
Maar dat was hij niet. Toen het schip IJ muiden
verlaten had, en voorbij Portugal in de Golf van
Biskaye voer, toen had die Dirk er eigenlijk al
schoon genoeg van. Als een zeeman niet meer met
zijn hart in het schip is, wel, dan is het met zijn
lichaam ook niet meer veel gedaan. Want uitstappen
als bij de autobus, kan je niet. En toen ze daar met
hun tweeën op de eindelooze zee de linie tegemoet
voeren, toen werd me daar die jongen ziek, met
hooge koortsen, met malaria en wat niet al.
Vreeselijk zag hij er uit. Dat was een gevecht tegen den
dood, terwijl een hongerige haai maar strak-an
achter het schip zwom, dagen lang, zonder een
haartje te wijken. Zoo durfde de kapitein zijn plan,
om naar Buenos Aires te varen, de linie over, niet
door te zetten. Want de zieke moest frissche lucht
hebben, en die vindt je niet bij de linie. Toen maar
een graad of 5 noordelijker gekoerst en zoo kwamen
ze naar Paramaribo en werden de veertig duizend
mijlen rond de aarde er een veertien duizend: heen
en terug Amerika.
Ja, die tocht; toen zat kapitein Kuijt maanden
lang met een zieke aan boord. Alles moest hij alleen
doen. Drie weken is hij niet naar kooi geweest.
Drie weken den heelen nacht in den stuurstoel, zoo
maar 'n beetje droomen in den tropischen nacht,
nu en dan eens op het kompas kijken, stil zitten
dommelen of een pijpje rooken. Gelukkig werd de
jongen langzaam beter. Want verbeeld je, dat hij
hem daar midden op den Oceaan overboord had
moeten zetten....
DRIE maanden heeft de Holland" in Parama
ribo gelegen. De jongen is er zorgzaam in het
ziekenhuis verpleegd en de kapitein mocht er veel
vriendelijkheid van de bewoners ondervinden. Zoo
als van den directeur der Curacaosche Petroleum
Maatschappij, die hem een stel nieuwe zeilen en
dat was hard noodig, het ouwe, opgelapte getaande
doek was niets meer waard gaf, en touwwerk en
het scheepje in het droogdok liet omhoog brengen
en verven. Ook was er wat vertier, zooals die avond,
dat Kuijt een Engelsen schip zag, waarvan hij zeker
wel den kapitein moest kennen. Hij aan boord. En
toen hij voor de kapiteinshut stond, toen herkende
de kapitein hem plotseling: Waarachtig, daar heb
je meneer Kuijt l" waarop de Hollandsche schipper
waardig antwoordde: Niet meneer maar kapitein
Kuyt: ik lig hier met m'n eigen schip!"
Het was dan misschien geen heel groot schip;
maar dat moest het ook niet zijn. Want als het twee
of drie meter langer was geweest, wel, dan was het
de vraag, of hier ooit de heer Kuijt tegenover mij
gezeten zou hebben. Want een iets langer schip
-\
De kleine Holland" van kapitein Kuyt op volle zee, tusschen twee werelddeelen
komt bij deining op twee golven te liggen, en dan
kan het stukslaan als brandhout. Maar de Holland"
lag veilig op de golven, gestuurd door de zekere hand
van zijn kapitein. En al had het kompas een
miswijzing van twee streken en de kapitein heeft
de heele reis nou maar niet kunnen onthouden of
dat een miswijzing min of plus was , al was de
klok wél geschikt om er eieren op te koken maar
niet bruikbaar als chronometer, al had Kuijt niet
de beste en niet de volledige kaarten, toch kwam
hij maar, waar hij wezen wilde; onbeschadigd en
ongedeerd.
Na Paramaribo en Curagao, wilde hij in New York
wezen. Hoewel hij geen andere kaarten van de
Amerikaansche kust had dan een overzichtje van
den haveningang van de Hudson, kon hij die stad
toch opperbest vinden; samen met zijn bemanning,
die nog met n kop uitgebreid was, op Cura^ao
aangemonsterd. Daar, in dat New York, leerde Kuijt
bij de tewaterlating van het nieuwe jacht van
Anthony Fokker, dien befaamden landgenoot
kennen. Dat is dan weer het aanknoopingspunt
met de lekker verwarmde huiskamer in de Parklaan
te Zaandijk. Fokker's jacht, in stroomlijn uitge
voerd, heet Q.E.D., dat wat bewezen moest wor
den", wat dan slaat op vraagstukken van aero- en
hydrodynamica. Maar twee dingen hoefden niet
meer bewezen te worden: de bruikbaarheid van het
ruim dertig jaar oude scheepje van Kuijt en de
Hollandsche gastvrijheid, die Fokker in Amerika
zijn landgenooten bewees. Dat was een gastvrijheid
die over Oceanen reikte. Want hij nam hen vrien
delijk op in zijn buiten aan de Hudson, waarop de
Q.E.D. zijn proefvaarten doet. En hij zorgde er voor
dat Kuijt, in het vaderland teruggekeerd, een positie
kreeg aan de Fokkerfabrieken te Amsterdam.
Dus voer kapitein Kuijt, met zijn bemanning en
zijn trouwe jacht terug, van New York naar
Shoreham, dwars over den Oceaan. De Normandië" voer
hem wel voorbij; dat is waar. Maar zij streek toch
haar vlag en ze blies keurig drie keer. Gestadig
vervolgde de Holland" haar weg; het schip hield
zelf prachtig koers. De bemanning kon rustig in de
kajuit zitten, zoo nu en dan eens even uitkijkend,
een kompas op tafel, om den koers te controleeren.
Zoo ging het huis toe.
Thuis waren ze niet ongerust geweest. Ook niet
toen vader drie maanden geen bericht had kunnen
sturen, toen hij met tegenspoed naar Paramaribo
voer, want radio was er niet aan boord. Maar de
jongens thuis, die waren niet bang en die hadden
vertrouwen in vader. Zelfs kwam Japie een dag
vroolijk lachend thuis: Ha," zegt Japie, moeder,
de jongens op school zeggen, dat vader vergaan is.
Maar dat kan toch nooit!"
MISSCHIEN kon het wel. Maar het gebeurde niet.
Met 60 liter olie en een oude motor, met
3 zeilen en een mast over een oceaan, met harden
wind over zout water. Dat is de tocht van kapitein
Kuijt met de Holland", wel niet om de wereld,
maar toch wel een eind om.
Na dat eindje om kwam hij thuis, en had hij werk
ook. Dat bewijst, dat de Hollanders goede zeelieden
zijn, en ook, dat zij elkaar weten te helpen. Q.E.D. !
Wat te bewijzen was ! H.B.F.
PARLEMENT ARIA
?r V-rANNEER het nog niet tot
\A/ Bode Barend ware
doorgey ' drongen dat eene ministers
positie ook lang niet alles is, dan
zoude hij daarvan toch wel overtuigd
zijn geraakt toen hij dezen avond
den man van middelbaren leeftijd
met het schuchtere uiterlijk, die
hoe kom ik uit zulk een zin !
Excellentie van Buuren is, zich
zag begeven in de aviatische peri
kelen welke rondom Schiphol zijn
ontstaan, indien UEdele voelt
waar ik heen wil. Want men zal
zich herinneren dat de plannen
der Regeering in verband met
Leiderdorp in den beginne een
groote vlucht hadden genomen, zoo
groot en stoutmoedig dat men aan
het IJ en aan den Maas zich
bevreesd begon te maken, maar had
de regeer ing niet gerekend op
eenen koenen jachtvlieger gelijk den
Edelen heer Kropman, die het
moordend mitrailleur-vuur van zijn
verzet tegen meneer van Buuren's
Zeppelin richtte, dewelke nu eens
klaps in nevelen van vaagheid
verdween en meerde aan d'al-oude
en vertrouwde landingsmast, te
Schiphol. Maar gemakkelijk was
het geenszins, want moet men niet
denken dat de dames en heeren
maar alles voor zoete koek opeten
al zijn we dan ook in de dagen
tusschen St. Nicolaas en Kerstmis.
Zij legden meneer van Buuren
het vuur na aan de schenen en in
plaats dat Zijne Excellentie zulks
aangenaam vond in deze tijden
van winterkou en barre vorst,
waardoor Uw Bode met sokken
over zijn schoenen het Binnenhof
betreedt, trok hij een gezicht dat
mij er toe bracht hem ten spoedigste
eene verkoelenden dronk te bren
gen.
Het is ontegenzeggelijk eene
zonderlinge wereld want waar zoude
het kunnen geschieden dat een
gezin in volmaakte overeenstem
ming besluit de oude woning te
verlaten en een nieuwe te kiezen,
die gelijk men uitvoerig aan
buren en bekenden vertelt
tallooze voordeelen biedt, om dan
eensklaps van meening te ver
anderen omdat naar men be
weert Broer Jan er bezwaren
tegen heeft aangezien hij er niet
zoo leuk met zijn soldaatjes kan
spelen? Meneer Plesman zat op
de gereserveerde tribune. Hij keek
heel ge-interesseerd maar niet zoo
leuk, want hij hadde liever gezien
dat deze vlieger wel was opgegaan.
Hij is een volhardend man deze
Plesman. Het zou best kunnen zijn
dat hij dacht, wat in het vat is
verzuurt niet Men lette op
dit vaatje.'....
BODE BAREND
PAG. 7 DE GROENE No. 3212