De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 14 januari pagina 10

14 januari 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

LETTERKUNDIG LEVEN Victor E. van Vriesland OP Clara Eggink moeten we zuinig zijn. Zoo veel jonge dichteressen hebben we in ons land waarlijk niet. En onder haar behoort zij tot de besten. J o Landheer is ingehoudener en be knopter, maar aan Clara Eggink wellicht nog het meeste verwant. Bij beiden zijn liefde en dood de centrale gevoelens, waarin het vers zich kristalli seert. De meer of min negatieve waardeering van het leven is evenwel Jo Landheer meer ingeboren, en komt bij Clara Eggink meer uit de gemoeds ervaringen voort. Zij is soberder en gedragener in haar prosodie dan Truus Gerhardt, die visueel-plastischer is. Zij is harmonischer en evenwichtiger dan Wanda Koopman, die experimenteel modernistisch was, en na een opmerkelijk debuut, nu alweer vijf jaar geleden, de poëzie helaas vaarwel gezegd schijnt te hebben. Zij is niet zoo oorspronkelijk als Vasalis, wier debuut in Groot-Nederland en wier verzen in Werk een openbaring waren, maar ze is doorzichti ger, eenvoudiger en toegankelijker dan deze. Na het voor enkele jaren in De Vrije Bladen verschenen Schaduw en Water is Clara Eggink's laatste bundel, Het Schiereiland, (Boucher, Den Haag), een groote vooruitgang. De dichteres is gerijpt en verdiept. Anders dan de meeste dichters van haar leeftijd, volgt zij niet de stijltraditie van Greshoff, Du Perron, Slauerhoff e. a., welke, reageerend tegen het epigonendom van de generatie van 1910, allang weer een nieuw epigonisme in het leven riep. Maar zij werkt in die oudere traditie van 1910, en zonder dat haar poëzie daarom epigonistisch genoemd mag worden, d. w. z. zonder het woordgebruik van Holst en Buning klakkeloos over genomen te hebben, dat een geheel vorig tijdvak overwoekerd heeft. Dat bij een zoo jonge dichteres invloeden aan te wijzen zijn, niet alleen van Bloem, maar ook (o.a. in Het verdronken kind) van Nijhoff, spreekt bijna vanzelf. Zij zijn echter in een eigen toon opgenomen, en dus aanvaardbaar. De oogenschijnlijke simpelheid van Clara Eggink's vorm is niet de primaire uiting eener gemakkelijke ontroerbaarheid. Deze verzen zijn klaar als kristal, maar ontspruiten aan een schier mannelijke be zonkenheid en beheersching. Ze zijn kunstig ge ciseleerd, resultaat van overwogen en kundige .Persoonlijkheden defileeren techniek. Zij zijn muzikaal; maar ook daarin zeer ingehouden, drijven ze niet op hun welluidendheid. Vooral in de kleinere gedichten blijkt, dat een zekere streng besloten structuur het stroomende gevoel in toomt tot een bijna epigrammatische precisie. OngeClara Eggink woon nauwkeurig en doordacht van woordkeus zijn gedichten als De Heks en De Luiaard samengesteld. Wordt dit element geheel n met een doorbrekende innigheid van het elegisch-vrouwelijke, dan krijgt men iets zoo volmaakts als Liedje, waarbij het woord ,,klassiek" stellig op zijn plaats is. Overheerscht het mannelijk-constructieve, dan ontstaat Teekening en tekst van Stefan Strobl Anthonie Donker prof. dr. Nico Donkersloot) MEN komt in de verleiding, van zijn gezicht te zeggen dat het bestaat uit oogen plus om geving. De ondervinding leert ons dat dergelijke oogen correspondeeren met groote geestelijke ontvankelijkheid voor indrukken van buitenaf. Zulke groote open oogen had o.a. ook Goethe. Hij geeft mij den indruk een kruising te zijn van een welopgevoeden college boy" met een fijnen en teerhartigen lyricus. Geculti veerd, sympathiek. Zijn groote warme oogen blikken met naïeve verwondering in de booze en leelijke wereld. Het objectief-realis tische, psychologische waarnemen is niet zijn groote kracht. Zijn talent ligt op een ander terrein. Hij bezit intuïtie, lichtbewogenheid, subtielen smaak en artistiek uit drukkingsvermogen. een tot tucht bedwongen beschouwelijkheid gelijk in De Keuze, dat uit de school van Verwey had kunnen zijn. De verlaten tuin, een prachtig gedicht, is een voorbeeld van de alleszins vruchtbare wijze, waarop Bloem's invloed tot een eigen bezit ver werkt is. DEZE poëzie is introspectief: de buitenwereld wordt niet, als bij Truus Gerhardt, uit zinnenlust en om haar zelfs wil waargenomen, maar is slechts de aanleiding om zich in het eigen sentiment te verdiepen. Clara Eggink bewoont een schier eiland": de strook, die haar met de overige wereld verbindt, is smal. Zij heeft zich, in haar verzen, van die wereld teruggetrokken. Maar na haar gekend te hebben. Daarom heeft haar vers dien echten, doorleefden toon, die volheid en geladen kracht, ondanks den onlust van het gevoel, die al onze waar achtige dichteressen, door de tijden heen, gehad hebben. Dat hoort ook bij haar persoonlijkheid, die nooit in bleeke abstractie of elegische vaagheid zou ver vallen. Blond als het rijpe koren, heeft Clara Eggink dien franken, helderen oogopslag van wie uit een zeevaardersgezin komt. Zij is snel en gedecideerd in haar spreken, spottend en impulsief, beschroomd voor gevoelsuitingen. Een sterke natuur, die weet wat zij wil en en het leven aan kan. Maar die kracht wordt ondermijnd door een innerlijke onrust, welke zich weerspiegelt in de beweeglijkheid harer trekken. Het is waarschijnlijk het conflict tusschen die onrust en het aangeboren lyrische sentiment, dat haar de ironie, als wapen tegen den gevaarlijken droom, heeft gegeven, en de volharding, haar innerlijke tweespalt te aanvaarden en ongebroken verder te gaan, steeds opnieuw, ondanks een moeilijk leven. Alles, dien mannelijken levensmoed en die vrouwe lijke weerloosheid tegenover het leven, vindt men naakt en open uitgezegd in het gedicht Driemaal, dat tevens doordrenkt is van de bespiegelende ge latenheid en, als de uitdrukking geoorloofd is, moedeloozen moed, welke de bewoonster van dit Schier eiland een zoo bizondere bekoring verleenen. Beknopte aankondigingen Ger Griever. Zorg om den Jongen. (H. P. Leopold's Uitg.-Mij. Den Haag) Voor zoover ik weet is deze Groningsche boerenroman een debuut. Hij heeft er alle onhandig heden van. Maar nog wel iets meer. De stijl is zeker wat schetsmatig, en hier en daar nog con ventioneel. De karakterteekening echter, hoewel uiteraard eveneens te weinig geschakeerd, is zeer verdienstelijk. Men moet er waardeering voor heb ben dat de jonge auteur, met de ontoereikende taai en stijlmiddelen waarover hij beschikte, van de boerin, die met den zoon de hoofdfiguur van het boek is, een zoo treffende gestalte heeft gemaakt, zeer menschelijk en levend, en die men niet spoedig vergeet. Wie zóó karakters kan teekenen, verdient met aandacht in zijn verder werk gevolgd te worden. Marie-Louise Doudart de la Grée. Zondaressen. (Andries Blitz. Amsterdam) De debutante, die onder dit even fraaie als on waarschijnlijke pseudonym schuil gaat, geeft een zedebeeld" van een door nonnen geleid opvoedings gesticht voor meisjes. Het levendig en vlot geschre ven boek wil duidelijk een aanklacht zijn tegen dit soort internaten, en in de schildering van dat milieu legt het een groote mate van vrijmoedigheid aan den dag. Zondaressen staat, door zijn heele schrijfwijze, wellicht dichter bij de reportage dan bij de littera tuur. Dat zou op zichzelf geen bezwaar zijn, als zijn documentaire beteekenis daar dan tegenover stond. Van de beschreven toestanden zijn wij als leek op dit gebied natuurlijk niet op de hoogte, dus strikt genomen kunnen wij de juistheid van het hier ge geven beeld niet beoordeelen. Maar wie veel leest, krijgt op den duur een soort zesde zintuig voor de waarachtigheid van een toon, en zoo kunnen wij ons niet aan den indruk onttrekken, dat Marie enz. het er wel wat erg dik aan n kant op gelegd heeft en zich voor overdrijvende eenzijdigheid niet heeft weten te hoeden. Houdt men dit in het oog, dan kan men zich met dit levendig en leesbaar boek, dat niet de pretentie heeft een letterkundig kunst werk te zijn, best verpoozen. Met IVOROL geeft een frissche mond niet witte tanden. Ivorol (Nieuw recept). Tubi' 60-40 en 25 et. poetsen PAG. 10 DE GROENE No.32li

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl