Historisch Archief 1877-1940
LETTERKUNDIG LEVEN
Victor E. van Vriesland
OP Clara Eggink moeten we zuinig zijn. Zoo
veel jonge dichteressen hebben we in ons
land waarlijk niet. En onder haar behoort
zij tot de besten. J o Landheer is ingehoudener en be
knopter, maar aan Clara Eggink wellicht nog het
meeste verwant. Bij beiden zijn liefde en dood de
centrale gevoelens, waarin het vers zich kristalli
seert. De meer of min negatieve waardeering van
het leven is evenwel Jo Landheer meer ingeboren,
en komt bij Clara Eggink meer uit de gemoeds
ervaringen voort.
Zij is soberder en gedragener in haar prosodie
dan Truus Gerhardt, die visueel-plastischer is. Zij
is harmonischer en evenwichtiger dan Wanda
Koopman, die experimenteel modernistisch was,
en na een opmerkelijk debuut, nu alweer vijf jaar
geleden, de poëzie helaas vaarwel gezegd schijnt te
hebben. Zij is niet zoo oorspronkelijk als Vasalis,
wier debuut in Groot-Nederland en wier verzen in
Werk een openbaring waren, maar ze is doorzichti
ger, eenvoudiger en toegankelijker dan deze.
Na het voor enkele jaren in De Vrije Bladen
verschenen Schaduw en Water is Clara Eggink's
laatste bundel, Het Schiereiland, (Boucher, Den
Haag), een groote vooruitgang. De dichteres is
gerijpt en verdiept. Anders dan de meeste dichters
van haar leeftijd, volgt zij niet de stijltraditie van
Greshoff, Du Perron, Slauerhoff e. a., welke,
reageerend tegen het epigonendom van de generatie
van 1910, allang weer een nieuw epigonisme in het
leven riep. Maar zij werkt in die oudere traditie van
1910, en zonder dat haar poëzie daarom
epigonistisch genoemd mag worden, d. w. z. zonder het
woordgebruik van Holst en Buning klakkeloos over
genomen te hebben, dat een geheel vorig tijdvak
overwoekerd heeft. Dat bij een zoo jonge dichteres
invloeden aan te wijzen zijn, niet alleen van Bloem,
maar ook (o.a. in Het verdronken kind) van Nijhoff,
spreekt bijna vanzelf. Zij zijn echter in een eigen
toon opgenomen, en dus aanvaardbaar.
De oogenschijnlijke simpelheid van Clara Eggink's
vorm is niet de primaire uiting eener gemakkelijke
ontroerbaarheid. Deze verzen zijn klaar als kristal,
maar ontspruiten aan een schier mannelijke be
zonkenheid en beheersching. Ze zijn kunstig ge
ciseleerd, resultaat van overwogen en kundige
.Persoonlijkheden defileeren
techniek. Zij zijn muzikaal; maar ook daarin zeer
ingehouden, drijven ze niet op hun welluidendheid.
Vooral in de kleinere gedichten blijkt, dat een zekere
streng besloten structuur het stroomende gevoel in
toomt tot een bijna epigrammatische precisie.
OngeClara Eggink
woon nauwkeurig en doordacht van woordkeus zijn
gedichten als De Heks en De Luiaard samengesteld.
Wordt dit element geheel n met een doorbrekende
innigheid van het elegisch-vrouwelijke, dan krijgt
men iets zoo volmaakts als Liedje, waarbij het
woord ,,klassiek" stellig op zijn plaats is.
Overheerscht het mannelijk-constructieve, dan ontstaat
Teekening en tekst van Stefan Strobl
Anthonie Donker
prof. dr. Nico Donkersloot)
MEN komt in de verleiding,
van zijn gezicht te zeggen
dat het bestaat uit oogen plus om
geving. De ondervinding leert ons
dat dergelijke oogen
correspondeeren met groote geestelijke
ontvankelijkheid voor indrukken
van buitenaf. Zulke groote open
oogen had o.a. ook Goethe.
Hij geeft mij den indruk een
kruising te zijn van een
welopgevoeden college boy" met een fijnen
en teerhartigen lyricus. Geculti
veerd, sympathiek. Zijn groote
warme oogen blikken met naïeve
verwondering in de booze en
leelijke wereld. Het objectief-realis
tische, psychologische waarnemen
is niet zijn groote kracht. Zijn
talent ligt op een ander terrein.
Hij bezit intuïtie, lichtbewogenheid,
subtielen smaak en artistiek uit
drukkingsvermogen.
een tot tucht bedwongen beschouwelijkheid gelijk
in De Keuze, dat uit de school van Verwey had
kunnen zijn. De verlaten tuin, een prachtig gedicht,
is een voorbeeld van de alleszins vruchtbare wijze,
waarop Bloem's invloed tot een eigen bezit ver
werkt is.
DEZE poëzie is introspectief: de buitenwereld
wordt niet, als bij Truus Gerhardt, uit
zinnenlust en om haar zelfs wil waargenomen, maar is
slechts de aanleiding om zich in het eigen sentiment
te verdiepen. Clara Eggink bewoont een schier
eiland": de strook, die haar met de overige wereld
verbindt, is smal. Zij heeft zich, in haar verzen, van
die wereld teruggetrokken. Maar na haar gekend
te hebben. Daarom heeft haar vers dien echten,
doorleefden toon, die volheid en geladen kracht,
ondanks den onlust van het gevoel, die al onze waar
achtige dichteressen, door de tijden heen, gehad
hebben.
Dat hoort ook bij haar persoonlijkheid, die nooit
in bleeke abstractie of elegische vaagheid zou ver
vallen. Blond als het rijpe koren, heeft Clara Eggink
dien franken, helderen oogopslag van wie uit een
zeevaardersgezin komt. Zij is snel en gedecideerd
in haar spreken, spottend en impulsief, beschroomd
voor gevoelsuitingen. Een sterke natuur, die weet
wat zij wil en en het leven aan kan. Maar die kracht
wordt ondermijnd door een innerlijke onrust, welke
zich weerspiegelt in de beweeglijkheid harer trekken.
Het is waarschijnlijk het conflict tusschen die onrust
en het aangeboren lyrische sentiment, dat haar de
ironie, als wapen tegen den gevaarlijken droom,
heeft gegeven, en de volharding, haar innerlijke
tweespalt te aanvaarden en ongebroken verder te
gaan, steeds opnieuw, ondanks een moeilijk leven.
Alles, dien mannelijken levensmoed en die vrouwe
lijke weerloosheid tegenover het leven, vindt men
naakt en open uitgezegd in het gedicht Driemaal,
dat tevens doordrenkt is van de bespiegelende ge
latenheid en, als de uitdrukking geoorloofd is,
moedeloozen moed, welke de bewoonster van dit Schier
eiland een zoo bizondere bekoring verleenen.
Beknopte aankondigingen
Ger Griever. Zorg om den Jongen. (H. P. Leopold's
Uitg.-Mij. Den Haag)
Voor zoover ik weet is deze Groningsche
boerenroman een debuut. Hij heeft er alle onhandig
heden van. Maar nog wel iets meer. De stijl is
zeker wat schetsmatig, en hier en daar nog con
ventioneel. De karakterteekening echter, hoewel
uiteraard eveneens te weinig geschakeerd, is zeer
verdienstelijk. Men moet er waardeering voor heb
ben dat de jonge auteur, met de ontoereikende taai
en stijlmiddelen waarover hij beschikte, van de
boerin, die met den zoon de hoofdfiguur van het
boek is, een zoo treffende gestalte heeft gemaakt,
zeer menschelijk en levend, en die men niet spoedig
vergeet. Wie zóó karakters kan teekenen, verdient
met aandacht in zijn verder werk gevolgd te worden.
Marie-Louise Doudart de la Grée. Zondaressen.
(Andries Blitz. Amsterdam)
De debutante, die onder dit even fraaie als on
waarschijnlijke pseudonym schuil gaat, geeft een
zedebeeld" van een door nonnen geleid opvoedings
gesticht voor meisjes. Het levendig en vlot geschre
ven boek wil duidelijk een aanklacht zijn tegen dit
soort internaten, en in de schildering van dat
milieu legt het een groote mate van vrijmoedigheid
aan den dag.
Zondaressen staat, door zijn heele schrijfwijze,
wellicht dichter bij de reportage dan bij de littera
tuur. Dat zou op zichzelf geen bezwaar zijn, als zijn
documentaire beteekenis daar dan tegenover stond.
Van de beschreven toestanden zijn wij als leek op
dit gebied natuurlijk niet op de hoogte, dus strikt
genomen kunnen wij de juistheid van het hier ge
geven beeld niet beoordeelen. Maar wie veel leest,
krijgt op den duur een soort zesde zintuig voor de
waarachtigheid van een toon, en zoo kunnen wij
ons niet aan den indruk onttrekken, dat Marie enz.
het er wel wat erg dik aan n kant op gelegd heeft
en zich voor overdrijvende eenzijdigheid niet heeft
weten te hoeden. Houdt men dit in het oog, dan
kan men zich met dit levendig en leesbaar boek,
dat niet de pretentie heeft een letterkundig kunst
werk te zijn, best verpoozen.
Met IVOROL
geeft een frissche mond niet witte tanden.
Ivorol (Nieuw recept). Tubi' 60-40 en 25 et.
poetsen
PAG. 10 DE GROENE No.32li