De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 14 januari pagina 16

14 januari 1939 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal voor De Groene van Jan Campert ELGA en ik bewoonden de groote achterkamer boven. Er was een breed, verveloos balco c waar we niets aan hadden, gezien de Ho!landsche winter. Geen zon, maar regen en waterkou volop. Trouwens het uitzicht was niet bijster aan lokkelijk. Een grauwe, kleine tuin door een zwartgeteerde schutting afgescheiden van andere grauwe, kleine tuinen. En in mijn herinnering zie ik overal in die reeks van grauwe tuinen doode rozenstruiken staan. Misschien stonden die alleen maar in de onze. Dat kan ook wel. Toch denk ik altijd met een zekere verteedering terug aan dat bakbeest van een kamer. Een kamer als alle andere in alle andere artistenpensions. Een onmogelijk leelijk buffet met een spiegel erin, waar je niets of bijna niets op mocht zetten, omdat het zoo'n kostbaar stuk was, twee zoo geheeten gemak kelijke stoelen na tien minuten had je pijn in je rug ; in den hoek achter een gebloemd kamer scherm een breed, houten bed en een waschtafel, een doodgewone, ouderwetsche waschtafel. Stroo mend water ? Laat me niet lachen. Ik heb sindsdien nog wel in vijftig andere artistenpensions gewoond. Als er tien met stroomend water onder waren dan is het veel. Ik kan me die kamer nu niet anders meer voorstellen dan bij kunstlicht. Ik geloof dat er altijd licht brandde zoo donker was het er. Wij waren er niet de eenige huurders, Elga en ik. Elga had toen een engagement in de Atlantic. Ze danste drie nummers per avond en meestal Zaterdagmiddags tijdens het borreluur. Dat stond in haar contract. Ik speelde in Trianon, tweede viool. Ben Erwin's Band. Die ligt nu ook al weer uit elkaar. Jammer, het was prettig werken met Ben. Boven ons woonde Arbito, een goochelaar. Ik geloof een Roemeen van afkomst. Maar hij zwierf al zooveel jaren door landen dat hijzelf bijna vergeten was waar hij geboren werd. Het was een nogal sombere kerel, maar misschien werd die indruk wel voor namelijk opgewekt doordat hij altijd en overal een ongehoord droefgeestigen poedel met zich mee sleepte. Als hij zijn nummer maakte stond het beest tusschen de coulissen. Een beest, waarvan de melancholie eenvoudig afdroop. Als ik mij goed herinner heette het Nebukadnezar. Waarom, heb ik nooit geweten. De kamer voor, naast de onze, werd bewoond door Lydia. Ik ben haar achternaam vergeten. Zij had bij ons in de zaak een engagement. Ze danste goed, zag er verbazend aardig uit en wist altijd een behoorlijke gage te bedingen. Elga en zij ze hadden elkaar al eens eerder ontmoet, ik meen in München waren goede vriendinnen. Als ze alle twee op hetzelfde program hadden gestaan zou de vriendschap er wel wat bij zijn ingeschoten. In ons vak gaat dat meestal zoo. Lydia was een Hongaarsche, zat al een jaar of tien in het vak. Elga was een Letlandsche en liep pas drie jaar mee. We hadden elkaar leeren kennen dien zomer in Oostende, waar we allebei werkten. Het ging toen dadelijk erg goed tusschen ons en we hadden zoo half en half besloten om maar zooveel mogelijk bij elkaar te blijven. Veel is dat natuurlijk nooit. Voorloopig bleef het dus bij brieven. Ze schreef aardige, kinderlijke brieven. Brieven zooals zij-zelf was. In een groot en kinderlijk handschrift: Lieve Derck, ik ga morgen naar Düsseldorf. Engagement van twee weken. Het eten was hier goed. Ik ben twee ons aangekomen, zal elke dag een half uur langer proben. Liebst du mich noch? Ja? Na Düssel dorf een maand Brussel. Ken jij daar de Plaza? Ik was nooit eerder daar. Ik heb eene grosze Mal heur gehad door de partituur van Springtime kwijt te raken. Die kleine saxofonist uit Oostende, Willy, laat je groeten. Hij woont in dit pension. Er zijn drie poesen hier, I am rather fond of them. Dag Derck, ik kus je veelmaals. Elga." WE hadden dien winter een engagement voor twee maanden in Trianon. Ik werkte er een week toen Lydia op het program kwam. Ze was hier nooit eerder geweest en dus maakte ik haar 's avonds toen we klaar waren wat wegwijs. Er was een artisten-cafédat tot drie uur geopend bleef. Ze vertelde me dat zij Elga in Brussel had gesproken en ik vond het natuurlijk prettig met iemand te praten die haar nog kort geleden had gezien. Het was meer dan ik kon zeggen. Ik bracht Lydia naar huis en toen we voor haar deur stonden vroeg ze of ik haar den volgenden middag kwam halen. Om een uur of drie. Ze wou toch iets van de stad zien. Kun je gerust laten, adviseerde ik. Ik hield niet van die stad, ik hou er nog niet van. Maar Lydia stond erop, en ik had immers toch niets beters te doen. Den volgenden middag belde ik aan haar pension. Een groote, dikke, vooze man op trijpen pantoffels deed open. Toen hij wist voor wie ik kwam riep hij naar boven: Juffrouw Lydia ! Een heer voor u !.... Derck, bist Du es ? Nett dasz du gekommen bist. Ik moest bovenkomen. Vee! lust om de stad in te gaan had ik niet. Er droop zoo'n miezerig, naargeestig regentje uit de lucht. Ik had het koud en 's morgens was er weer geen brief van Elga gekomen. Neen, opgewekt gezelschap zou ik niet zijn. Daarbij leek Lydia in een best humeur, ze had zooiets verschmissens. Dat ergerde me dubbel. Hier moeten we zijn. Lydia deed een deur open. Er stond iemand bij het raam. Zeker de een of andere vriendin. Het volgende oogenblik lag Elga in mijn armen. Dat duurde wel even totdat ik Lydia met die grappige keelstem van haar hoorde zeggen: Kinder, kinder. ... ist das nun endlich 'ma! die grosze Lie-ièbe? Ik bromde wat onverstaanbaars in Elga's haar en Elga snoot intusschen haar neus. Die twee hadden dat samen bekokstoofd en niets gezegd om mij te verrassen. Elga had een contract voor veertien dagen in Atlantic. We huurden van dat dikke, vooze geval, dat vroeger trapeze-werker moest zijn geweest, de achterkamer en 's avonds na afloop gaf Lydia een feest. Ze had behalve een kip want niemand kon kip met paprika maken zooals zij, beweerde zij altijd een kennis meegebracht. De een of andere journalist die de zonderlinge eigen schap had in koppen" te spreken. Dat was nogal zot. Toen Lydia hem aan Elga voorstelde zei hij: Befaamd danseres ontmoet inktkoelie". Op den duur werd het vervelend, maar je wende er tenslotte wel aan. Lydia en hij konden goed met elkaar overweg. Ik denk dat het voornamelijk kwam omdat hij niet in het minst verliefd deed tegen haar en dat was ze niet gewend. Hij dronk tallooze glazen bier, dat we hadden laten komen uit het cafétje tegenover, IIIIIIHItimltltlMllimillltllltlllIllltlIllllllllltllllflIIIIIMIIIIIIIII Verrassende mededeelingen Gedrapeerd aangebracht kunnen de bij uitstek deskundige dames niet bij benadering zeggen wat voor snort van stof is toegepast." (Volk) CHARI liet zich de kip met paprika goed smaken en had eigenlijk alleen maar belangstelling voor Arbito's droefgeestigen poedel, die ook voor hem een onver klaarbaar zwak had opgevat. Toen hij 's nachts merkwaardig nuchter vertrok, drukte hij ons allen plechtstatig de hand, de poedel gaf hem een poot en tot slot zei hij: Eenzame dronkaard wordt verstooten. ELGA en ik waren heel gelukkig samen. Het was voor het eerst dat we een langen tijd bij elkaar konden blijven. Lydia was een goede kame raad. Na veertien dagen werd Elga's contract twee weken geprolongeerd. Dans-ster steelt harten", noemde Fred, de journalist, het. ,,Orgie bij inktslaaf thuis" Hetwelk beteekende dat hij een fuif gaf om het heugelijk nieuws te vieren. Toen Lydia's contract bij ons was afgeloopen brachten we haar met z'n allen naai den trein. Ze ging naar Parijs en zou daar wel den heelen winter blijven. Een zonderlinge optocht. Voorop Arbito en de poedel Dan Lydia en Fred. Lydia .i's altijd in die duro bontjas van haar. Fred met een ongelooflijk ver schoten en verfomfaaid hoedje op. (?Uit Museum ontvreemd"). Dan Elga en ik. De optocht werd gesloten door het dikke, vooze geval op trijpen pantoffels en met twee koffers. We namen hartelijk afscheid. Lydia en Elga had den het even te kwaad. Fred zei: Hartroerend Afscheid. Tranen Vloeien Rijkelijk." Twee weken later werd weer zulk een stoet gefor meerd. Ditmaal was het Elga die naar Leipzig moest. Daarna hebben Elga en ik elkaar nog twee maal ontmoet. Een keer in Kopenhagen, een keer in Antwerpen. Maar dat is toch al weer een jaar of vier geleden. Die grosze Lie-ièbe was het misschien toch niet. In ons vak kun je die moeilijk gebruiken. We hielden wel van elkaar, maar n? luttele weken dreef je weer uiteen. Ik heb wel eens gedacht dat je beter een kalm ambtenaarsleven kunt leiden. Tuintje voor, tuintje achter; salonnetje voor, huiskamer achter. Maar hoe kom je daaraan als ie nooit anders hebt geleerd dan wat vioolspelen? Ik heb hieraan moeten denken omdat we nu weer in diezelfde stad spelen. Al is het dan nvH ce.n andere band. Ik ben zelfs zoo belachelijk sentimen teel geweest om diezelfde achterkamer te buren. Er was niets veranderd. Het, geval is no,ï;cts voozc-r geworden, maar de trijpen pantoffels liiken n>n dezelfde. En ik heb Fred opgebeld, die mi; hier komt halen. Het is nu tien uur. Om kwart over tien komt het nummer. Anka Aijana. We hadden vanmiddag met haar moeten proben, maar er kwam een telegram, dat ze haar trein had gemist. Ik ben benieuwd hoe dat afloopt. Als 7.c een b"ft je handig is slepen we er ha?.r wel doorheen. Dr band is goed. . . . Daar heb je Fred al. Die komt ?ich hier zeker wat vervelen. . . . Dag- Fred. . . . Waar i-, dmuziek van dat eerste nummer. Zoo. . . . Bil! slaal al de roffel. . . . De danseres komt links achtei mij op. Ik hoor een deur opengaan. Er valt <>er briefje op mijn knieën. Ik lees: Lieve Derck. Hebben we de achterkamer weer? Elga-Anka. . . . Ik mis de eerste maten. . . . We zeggen niet veel in de kleedkamer tegen eikpar. Wat moet je zeggen? Misschien is het teen tenslotte wél die grosze Lie-ièbe.... Ik v/il ineens geen tuintje voor, tuintje achter, geen salonnetje, voor, huiskamer achter. De tuinen zijn met zoo grauw en het spiegel-buffet heeft ook wel iets vertrouwds. In de deur staat Fred: Ik hoor hem voor het eerst een behoorlijken zin zeggen: ,,Arbito en K'rbukadnezar treden in Scala op." Wij zijn volmaakt gelukkig. RI Paindeluxe-brood ,Het aspeet van deze straten kreeg er een heel wat fraaier aanzien door." bezegelen. (R.) I (o l hi tuis cl u* /.<irv;/a;un heid Gelukkig. Want welke waarde heeft ,.Het algemeene publiek wenseht een wijze, die verwoest kan worden ? dat de Regeering haar steun voortzet." (Vad.) De reden ..Waarom ontslaat h'er di..> samenw erking zoo'n prachtig Uit de hoogeschool der journalistiek , , ..... voerd boek \ Omd.il /n allen ii'>< >i De kunst moge lang znn. zi is . , ? , , , . ,, , , schoonheid van du meesterwerk evenzeer aan klappen gewend en ook . . ,????/>?., ? ,, ? ,, . ,.., , , insi)iree!'d ziin. f.\'/ ,. ,'. /- .,? deze wordt uiterlijk gelaten aan- ' vaard" (tt,-t. //.?//. II'/./.; = ,,Kn twijfelend over den m te slanr weg. komt de groote nood.'' (11-) Dat lastige Hollandsen Hierdoor wordt de opgelegen geOp tle glibberige paden ,, l 'c medru erking. u .-l k.' ! i i. i \ hrt bedrijislrven \\rnl \ IT/J n l:t. v geheel oji vrij\\ ilhghrul gr^.iio.'i l l S. / Antw. Meen. De t hoeit niets nu-1 beleefdheid te make'i. In de ;M-biedende wijs enkelvoud krijg! df ^tam geen '. Erger u dn-, rn.-t, laadpleeg uw spraakkunst i-n dunk Cola Cola. PAG. 16 DE GROENE Ne. MIS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl