De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 14 januari pagina 3

14 januari 1939 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER OPGERICHT 1877 Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening : 72880. Gem. Giro G 1000. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd. 14 JAN. 1939 De toekomst der menschheid IK geloof dat er nog nooit zooveel onzekerheid in de wereld is geweest als op het oogenblik. De meerderheid van de menschen weet geen raad. Ook vroeger zijn er groote botsingen en con flicten in de wereld geweest, maar toen beschikte de meerderheid der menschen over vaste ideeën of zij goed of slecht waren, komt er niet op aan; zij waren vast . Zij wisten wat zij waren en wat zij deden. Hun denken was, vergeleken met dat van hun afstammelingen, helder en energiek. Zij wisten ook, wat zij wilden. Zij bestreden, vervolg den, beminden en haatten elkaar met het gevoel van gelijk-te-hebben dat de huidige mensch minder en minder kent. De meftschen zijn thans op een dwaalweg en de gemeenschap als geheel is op een dwaalweg. De menschheid wordt een doellooze, ongeorganiseerde menigte, die open ligt voor den aanval en de overheersching van iedere agressieve troep of persoon lijkheid, die genoeg zelfvertrouwen heeft om met hartstocht te spreken en alle gewetensbezwaren te verdringen. Ik zou willen beweren dat het feit dat wij ons thans op een dwaalweg bevinden, het gevolg is geweest van de onzekerheid die de opvoeding gedurende de laatste honderd jaar heeft gekenmerkt. Vóórdien sprak de opvoeding met klare stem. Wanneer ge een katholieke school bezocht, wist ge dat ge vóór de kerk en tegen de ketters waart; wan neer ge op een protestantsche school waart, placht ge met de uiterste heftigheid tegen Rome's dwa lingen te protesteeren. Atheïsten heetten nog atheïsten en niet agnostici. Enzoovoort, enzoovoort. Iets was zus of zoo. Men geloofde dat er een waar heid bestond en dat niets belangrijker was dan het bezitten van die waarheid. Twijfel was iets, dat op de een-of-andere wijze overwonnen moest worden. Zij werd uitgebrand, tot de volledige zekerheid weer was teruggekeerd. In de negentiende eeuw echter, hield tengevolge van groote veranderingen in staat, maatschappij en wetenschap, de twijfel op, een overgangsstadium te zijn tusschen de eene en de andere overtuiging. De twijfel werd meer en meer de normale gemoeds stemming. Men verliet geen meeningen, men stelde ze alleen maar in twijfel en liet ze verder voor wat ze waren.De menschen gingen mompelen: ,,Er is voor beide kanten veel te zeggen ....". Meer deden ze niet. Zij onderzochten niet, of niet voor n kant het meeste te zeggen was. IK houd niet van den twijfel. Ik vind dat het een verweekelijkende en demoraliseerende gemoeds toestand is. Ik heb het liefst, dat er innerlijk orde bij mij heerscht. Ik wil weten, waaraan ik toe ben. Ik geloof dat er een juiste wijze bestaat waarop men het leven moet beschouwen, een wijze die het vertrouwen in het leven rechtvaardigt en dat alle andere wijzen van levensbeschouwing mis leidend en onjuist zijn. Wanneer ik iemand ont moet die het leven anders beschouwt dan ik, dan wil ik er over praten, dan wil ik de verschillen in ons denken pogen vast te leggen. Zoolang de menschen vrij kunnen zeggen wat zij willen, geloof ik dat de waarheid op den duur zal over winnen. Ik geloof dat men het leven geen kwader dienst kan bewijzen dan bij verschil-van-meening te zeggen: ,,Jij hebt jouw geloof en ik heb mijn geloof laten we bridge gaan spelen en over het weer praten". MEN kan de verwarring waarin zich de huidige wereld bevindt, niet begrijpen, wanneer men niet let op de versnelling van het tempo waarin de uitvindingen zijn gedaan. Door een samenloop van omstandigheden is onze opvoeding, d.w.z. de aan passing van ons denken, van onze opvattingen, van onze gevoelens, aan onze veranderde maatschappe lijke behoeften, achtergeraakt bij ons vermogen tot het doen en toepassen van uitvindingen. De meest afschuwelijke wapens dragen wij in de hand, en wij wonen zoo dicht bij elkaar, dat zelfs in vredes tijd de halve wereld op den rand van den afgrond leeft. Wij zijn opgevoed voor kleine, onafhankelijke, ??. G. Wells nationale gemeenschappen. Deze opvoeding is uit den tijd. De nieuwe omstandigheden waarin wij leven, vergen dringend een georganiseerden vrede van het Oostelijk halfrond eigenlijk voor de geheele wereld. Op de een-of-andere wijze moeten wij ons denken dat duizenden jaren lang aangepast was bij het bestaan van kleine staten, richten op den wereldstaat. De wereldstaat is niet langer uitsluitend een schoone, idealistische droom; hij is een noodzake lijkheid. De uitvindingen hebben hem tot een nood zakelijkheid gemaakt. Vrede en overvloed behooren beide tot het rijk der mogelijkheden, maar wij leven verstrikt in een net van grenzen, behoorend bij onmogelijk-kleine souvereine staatjes. Onze fan tasie wordt systematisch op verdenking en moord gericht door een quasi krijgshaftige romantiek die tot het verleden behoort. Dat is de oorzaak van de huidige moeilijkheden. Onze belangen zijn toever trouwd aan regeerders, opvoeders, zakenlieden, enzoovoort, die allen hun gewicht ontleenen aan de tradities van afgeslotenheid, tradities die ons thans met den dood bedreigen. Onze belangen zijn op alle punten in strijd met den bewusten of onbewusten in elk geval begrijpelijken weerstand van deze lieden tegen elke frank-en-vrije rationalisatie van onze sociale denkbeelden en methoden. Toch hebben wij geen andere keus, dan tot deze rationalisatie over te gaan, of om te komen. DE oude wetten volgens welke de mensch de aarde placht te bebouwen en haar natuurlijke rijkdommen te exploiteeren, zijn niet langer in staat om het grootst-mogelijk resultaat te waar borgen. Ik vraag mij met steeds grooter bezorgdheid af, of het streven naar winst, dat zich geheel onbe perkt kan uitleven nog wel stimuleerend werkt. Zelfs wanneer men dat zou toegeven, kan men toch moeilijk ontkennen dat het de ongecontroleerde productie op rampzalige wijze heeft uitgebreid. Een eeuw lang verwoesten we wouden en diersoor ten in een tempo dat ongeëvenaard is. Onze erfenis aan opgestapelde natuurkrachten, aan hoeveelheden bosch, steenkool, petroleum en water hebben wij slecht beheerd. Inplaats van ze zuinig te beheeren, zijn wij er al te royaal mee omgesprongen. De negentiende eeuw zal niet alleen bekend blijven als de eeuw der uitvindingen, doch ook als de eeuw der verspilling. Deze verspilling vindt nog steeds plaats. De beschaving heeft haar weg over onze planeet ge vonden door het streven naar winst. Maar is de vrees ongerechtvaardigd, dat dit streven ingedamd moet worden alvorens onze geheele planeet verwoest is en niet langer geschikt voor bewoning door men schen? Wat wij noodig hebben, is, dat het geweld onder internationale controle gestold wordt. Wat wij nog meer noodig hebben, is, dat de maatschap pelijke basis van ons dagelijksch leven onder de georganiseerde controle van de geheele menschheid komt te staan. De organisatie van de politieke wereldvrede is een dringende eisch van het oogen blik, maar dringender nog is een efficiënte organi satie van ons economisch leven. Wij hebben er de kennis voor. Wat wij moeten doen, is: de wereld naar onze kennis veranderen. Wij hebben de keuze tusschen aan den eenen kant een bewuste, moedige en diep-ingrijpende revolutie in onze wijze van leven en denken, en aan den anderen kant den ondergang van de sooit homo sapiens". Dit is mijn opvatting. Ik weet dat het mij niet aan critici zal ontbreken. Ik ben mij bewust, dat ik hier niet de concrete mid delen heb aangegeven waarmede het doel dat ik gesteld heb, bereikt kan worden. Ik verwacht deswege van menigeen de aanklacht van vaag heid. Tegen deze aanklacht weet ik mij beschut. door de overtuiging dat het schetsen van een doel, hoe moeilijk ook te bereiken, in deze verwarde tijden een noodzakelijke taak is. Zij het ook, een ondank bare. LU DWAASHEID het te ontken nen : de beschuldigingen die ,,De Telegraaf" in den loop van de laatste tien dagen gericht heeft tegen den wethouder De Miranda, het gemeenteraadslid Gulden en enkele personen uit hun onmiddel lijke omgeving, hebben in Amster dam diepen indruk gemaakt. Die peren indruk dan men af zou lei den uit de overigens voorshands verstandige gereserveerdheid die het grootste gedeelte der Nederlandsche pers de enkele on gunstige uitzondering niet te na gesproken betracht in deze aan gelegenheid. De burgerij voelt zich veront rust, alleen al door de beschuldiging van corruptie. Deze ongerustheid kan slechts op n wijze weggenomen worden: door een diepgaand onderzoek, waarbij niets of niemand ontzien wordt, geen belang van persoon, partij of richting, door een onder zoek tenslotte waarbij een maxi mum aan onpartijdigheid gewaar borgd wordt. Tot zulk een onderzoek is de Woensdag j.l. benoemde raads commissie stellig in staat. Wij vertrouwen dan ook dat op deze wijze de quaestie tot klaar heid zal worden gebracht. Mocht blijken ??men vergunne ons dat wij de zaak zér scherp stellen dat het aanvallende dag blad slechts zeer ten deele gelijk heeft, dan verdient het voor zijn overdreven beschuldigingen de scherpste afkeuring van allen die in noodelooze opspraak en roddel praat een bedreiging zien van onze staatsinstellingen. Maar zelfs wan neer van al de geuite persoonlijke beschuldigingen slechts een zeer gering gedeelte juist ware, zouden de betrokken personen niet gehand haafd kunnen worden bij het be stuur onzer gemeente. De repu tatie onzer magistratuur dient ge heel smetteloos te zijn. Laat ons hier op de zaak niet verder vooruitloopen. Wel moet ons nog de opmerking van het hart dat de handelwijze van de grootste raadsfractie ons merkwaardig voorkwam die de zeer ernstige beschuldigingen tegen n harer leden bijkans twee volle maanden liet rusten en pas onder den druk van vreemde publicaties afhandel de. Het heeft eveneens een merkwaardigen indruk gemaakt dat eerst wethouder De Miranda het voorstel indiende om een onder zoek in te stellen naar de omstan digheden waaronder de gemeente de laatste jaren gronden in erf pacht heeft gegeven, en dat de voorzitter van de sociaal-demo cratische raadsfractie het een dag later noodig oordeelde om het voor stel van zijn partijgenoot te corrigeeren door de aansporing, bij dit onderzoek alles te betrekken dat met de uitgifte van gronden in verband staat, hoe ver dit per soonlijk of zakelijk verband ook zij. Genoeg hiervan. Wij wachten af, vertrouwend op het onderzoek dat naar wij hopen gevoerd zal worden door gestrenge rechters, niet door zachte heelmeesters. Zij mogen bedenken dat deze aangelegenheid zich tot een toets steen der democratie heeft ont wikkeld. PAG. 3 DE GROENE No 3215

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl