De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 14 januari pagina 4

14 januari 1939 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

De Eerste Kamer: lest best? ?^ |AUWELIJKS heeft de Tweede Kamer den I^kl begrootingsarbeid achter den rug, of het ? ^ voorloopig verslag der Eerste Kamer, be vattende de algemeene beschouwingen over de Rijksbegrooting, verschijnt. Men kan moeilijk aan nemen, dat, zoo kort na de gedegen gedachtenwisseling tusschen de Kamer van honderd en de regeering, de tak der volksvertegenwoordiging aan de andere zijde van het Binnenhof in staat zou zijn, nieuwe gezichtspunten te openen. Het voorloopig verslag der Eerste Kamer een stuk van vier-entwintig pagina's bevat die dan ook niet. Wat erin voorkomt, heeft de Tweede Kamer reeds gezegd en veelal zelfs herzegd. Welk nut kunnen nu de herha lingen, en de herhalingen van herhalingen opleveren, waarop de senaat ons vergast? Is dit nut hierin gelegen, dat het voorloopig verslag der Eerste Kamer ons geen enkelen verbui gingsuitgang cadeau doet ? De steller van de stukken der Tweede Kamer schrijft rustig een", als op dit onbepaalde lidwoord een vrouwelijk zelfstandig naamwoord, of een mannelijk woord in den vierden naamval, volgt. Maar in de stukken van den senaat treft men in zoodanige gevallen telkenmale een plechtig eene" en eenen" aan. Een andere bijzonderheid van de stukken der Eerste Kamer is, dat men er herhaaldelijk een uitdrukking in ont moet, welke men nooit elders tegenkomt, namelijk ter oirzake van", in de beteekenis van als gevolg van". Het laatste zegt ieder doodgewoon mensch. Maar ons volk schijnt op deze manier te moeten worden ingescherpt, dat het bij de Eerste Kamer niet met doodgewone menschen te doen heeft. ER is intusschen nog een ander verschil tusschen de stukken van de Tweede en van de Eerste Kamer. Die van den senaat zijn namelijk veel omslachtiger en ingewikkelder gesteld en als een zeker onderwerp in een stuk besproken is, duikt het meermalen verderop nog eens op, waardoor de overzichtelijkheid te loor gaat en het stuk onnoodig een lintwormlengte krijgt. Wij herinneren ons, dat een hoofdambtenaar ons eens zeide, dat het op stellen van de ontwerpen der memories van ant woord aan de Eerste Kamer hem dikwijls hoofd breken bezorgde. Zij bleken namelijk vaak aan vankelijk te kort. Eenige malen had zijn minister op de beknoptheid een aanmerking gemaakt, omdat de bewindsman bang was, dat, als hij een zoo korte memorie inzond, de Eerste Kamer hieruit tot gebrek aan eerbied voor haar zou concludeerea. De mi nister had volmondig toegegeven, dat de ontworpen beantwoording naar den inhoud volledig was.... Gezien het feit, dat het voorloopig verslag der Eerste Kamer, na de behandeling van de begrooting in de Tweede, niets nieuws brengt, zal men er der regeering geen verwijt van kunnen maken, wanneer zij haar memorie van antwoord aan den senaa eveneens uit herhalingen laat bestaan. Het gebeurt wel eens, dat er in het debat in de Eerste Kamer een nieuw punt behandeld wordt, dat zich na de schriftelijke voorbereiding heeft voorge daan en dat de Tweede Kamer nog geen gelegenheid heeft gehad om te bespreken. Maar dikwijls bestaat een Eerste Kamer-debat uit herhalingen van de discussie in de Tweede Kamer. En alleen door zoo'n nieuw punt worden al die repetities toch niet ge rechtvaardigd. Eén partij al leen kan men van deze zinlooze herhalingen geen verwijt maken. De verschillende groepen zouden zich onderling moeten beraden om aan dit even tijdroovende als nuttelooze herkauwen een eind te maken. Laten zij dit na, dan is dit koren op den molen van de anti-parlementaire en anti democratische stroomingen. Anderzijds zal het parlementaire stelsel in de gedachten van ons volk hechter worden verankerd, als ook de Eerste Kamer toont, de noodzakelijkheid van rationalisatie, welke in het maatschappelijke en in het bedrijfsleven tegenwoordig zoo sterk wordt gevoeld, deugdelijk te beseffen. Laat ons hopen, dat zij dit zal inzien. A. J. LUIKINGA Het Paleis op den Dam bedreigd! R zullen ongetwijfeld vele Amsterdammers zijn, die het betreuren dat het voormalige Ra?dhuis op den Dam niet als zoodanig meer in gebruik is. Als Pe.leis heeft van Cfinpen's schepping echter ook zijn plaats aan den Dam behouden en men zou het betreuren, als het die moest verliezen. Toch bestaa.t daarvoor gevaar ! Niet dat er plannen bestaan het paleis van plaats te doen veranderen, in den letterlijken zin van het woord althans, maar toch dreigt het gevaar, dat deze plaats aan den Dam niet meer de eerste plaats zal blijven. Er bestaan namelijk plannen voor verkoop van het midden-Damterrein. Nu begrijpt een ieder, dat de verkoop van dit plantsoen, bebouwing ervan beteekent. Een verzekerings Maatschappij wil hier een kantoorgebouw stichten naar de ontwerpen van architect Dudok. Nu is de keuze van een architect wel zeer belangri k, maar er zijn toch gevallen waar de knapste architect zal falen, zal moeten falen, omdat de omstandigheden niet van dien aard zijn, dat eeu cultureel en historisch verantwoorde bebouwing kan worden verkregen. Men wil het midden-Damterrein verkoopen tegen de betrekkelijk hooge som van vierhonderdduizend gulden. (Ten aanzien van andere grondprijzen in de binnenstad zou men den prijs echter ook ma.tig kunnen noemen). De prijs van den grond en de ligging in de sta.d zal echter aanleiding zijn, dat men het bouwterrein zooveel mogelijk zal willen benutten. Men kan dus een hooge bebouwing verwachten. Aanvankelijk schijnt de ontworpen bouw 35 m hoog geweest te zijn, thans spreekt men var. 29 m. Dergelijke afmetingen zijn fataal voor de plaats, die het paleis aan den Dam inneemt. De belangrijkste plein-wand zou niet meer door het paleis en de Nieuwe Kerk gevormd worden, maar door de nieuwe bebouwing. Met het midden-Damterrein verkoopt men dus tevens de plaats van het Paleis aa.n den Dam. Wij vragen ons af: mag dit geschieden zonder dat een ieder, die zijn hart als Amsterdammer op de rechte plaats draagt, in de gelegenheid is geweest, dit alles te overwegen? En zal iedere Amsterdammer niet tot de overtuiging komen, dat men niet voor een tweede maal afstand mag doen van het voormalige raadhuis, dat thans geen nieuwe bestemming krijgt, maar zoo maar gedegradeerd wordt? Zijn wij zulke materialisten, dat wij terwille van vierhonderdduizend zilverlingen afstand doen van iets, dat we niet willen missen, namelijk: de Dam beheerscht door het Paleis? B. MERKELBACH De bewape Enkele feiten en cijfers Het Britsche wereldrijk heeft sinds den wereldoorlog per uur twintig duizend gulden aan zijn oorlogsvloot besteed. Het tempo der bewapening neemt gestadig toe. De Sowjet-Unie en Duitschland bouwen elk een ge duchte vloot op, de andere mogend heden breiden de bestaande vloten uit. Aan dezen ontzaglijken bewape ningswedloop ter zee, die zijn voor ganger die aan den wereldoorlog voorafging in omvang en intensi teit verre overtreft, wijdt De Groene" het onderstaande artikel. MEN kan bezwaarlijk ontkennen dat de menschheid sinds eenige jaren aan een nieuwen be wapeningswedloop bezig is. Schier iedere ochtend- en avond-editie van onze dagbladen be wijst het. Nu eens is hier een nieuw type luchtafweergeschut uitgevonden, dan weer wordt ginds een tot dusver onbekend soort mitrailleur gefabriceerd. Den eenen dag worden in Japan drie kruisers op stapel gezet, den volgenden dag in Engeland twee te water gelaten. In Duitschland loopt de oorlogsmachine reeds op volle toeren: de fabrieken draaien in drieploegen-stelsel. Op de groote scheeps werven van John Brown, Gammel Laird en Thornycroft in Engeland daveren de hamers dag in, dag uit. Hadfield maakt er kanonnen, Fairey, Hawker, Rolls-Royce en De Havilland vervaardigen oorlogsvliegmachines, en het Vickers-concern bemoeit zich met vrijwel ieder onderdeel van het bewapenings program. De aandeelen van de genoemde firma's zijn sinds 1932 pijlsnel gestegen. In landen als Duitschland, Frankrijk, Italiëen de Vereenigde Staten is het niet anders. Overal, ook wanneer de algemeene economische toestand inzin kingen vertoont, een koortsachtige bedrijvigheid in de oorlogs-industrieën. Hetgeen beteekent, dat een steeds grooter gedeelte van het inkomen der burgers en van de productieve energie der menschheid besteed wordt aan de fabricage van goederen, die, eenmaal geproduceerd, geen wa,arde meer hebben voor het economische leven, integendeel slechts dienen omdat economi sche leven te zijner tijd te verstoren.... De uitgaven voor oorlogsvoorbereiding van de zeven grootste mogendheden ??Engeland, Ver eenigde Staten, Sowjet-Unie, Duitschland, Italië, Frankrijk en Japan bedragen op het oogenblik reeds het zes-voud van wat er in het jaar 1913, n jaar voor den wereldoorlog, werd uitgegeven. De Sowjet-Unie alleen geeft al het dubbele uit van het totaal-bedrag over het laatstgenoemde jaar. Cijfers die spreken. En welk een taal ! HET is vooral de bewapening ter zee die enorme geldelijke offers vraagt. De groote mogendheden wagen het niet, bij elkander achter te blijven. Het Washingtonsche vlootaccoord van 1922 is een historische curiositeit geworden. Japan overschrijdt de toen gestelde gren zen door slagschepen te bouwen die de vijf-endertig duizend ton te boven gaan. Op hun beurt hebben kort geleden, de Vereenigde Staten besloten het eiland Guam te fortificeeren, dat een directe bedreiging vormt voor de Japansche verbindings lijnen. Het heet, dat er binnenkort twee giganti sche slagschepen van vijf-en-veertig duizend ton gebouwd zullen worden, elk meer kostend dan de geheele Nederlandsche begrooting van defensie a!s eindbedrag vermeldt. Ook de vloot-accoorden van Londen zijn ad acta gelegd. Elke staat bouwt in het tempo dat hem aanstaat. De Sowjet-Unie heeft besloten zich van een krach tige oorlogs-marine te voorzien. Goed ook Duitschland zet weer twee nieuwe slagschepen op stapel. Duitschland gaat er tevens vijf-en-dertig duizend ton aan onderzeeërs bij bouwen. De Engelsche pers reageert van links tot rechts unaniem met den roep om meer destroyers", meer schepen om de onderzeeërs te vernietigen. Aan de andere zijde van den Oceaan, in de Vereenigde Staten, dient Tegen Slapeloosheid, Overspanning:, Gejaagdheid, Onrust en Zenuwachtigheid, grebruike men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardt's Zenuwtabletten FAG. 4 DE GROENE No. 3215

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl