Historisch Archief 1877-1940
Hyper-moderne jeugd....
DAN is het de beurt aan de allerkleinsten, de soldaten van zes jaar oud en twee turven hoog, volmaakt
in den Romeinschen pas marcheerend en tenslotte onder het onbedaarlijk gelach van de jeugd hier
mede .eindigend, dat zij hun geweren richten op Mussolini en Chamberlain, zich als volmaakte soldaten eerst
in de knie en dan bij een tweeden aanval plat op het veld werpende om den vijand" beter te kunnen be
lagen. Het is een spel. Men zal het misschien niet overal weten te waardeeren, maar het moet gezegd, dat
het voor de toeschouwers aardig is. Dan vormen deze zelfde kleine soldaten allerlei figuren en letters in het
veld, alles met een ernst en perfectie zonder weerga. Daarna komen met hun eigen muziek en banieren de
kleine matroosjes van zes tot tien jaar het veld opmarcheeren. Achter hen gaan de ietwat oudere
avantguardisten tusschen veertien en achttien jaar oud, die een tiental kanonnen medevoeren, welke zij zelf,
in het gareel gespannen, voorttrekken. Zonder dat men er veel van merkt, stellen zij zich allen op in slagorde
en plotseling, allen tegelijk, worden de tien kanonnen tezamen met de duizenden geweren afgeschoten:
een zoo sterke en onverwachte slag dat zelfs de eeregasten op hun hooge tribune even sidderen, om zich dan
snel te herstellen en te applaudisseeren.
Aldus de correspondent van de N. R. Ct. in zijn bericht uit Rome over de feestelijkheden bij
Chamberlain's bezoek. Zijn mededeelingen verdienen naar voren te worden gehaald. Men behoeft toch waarlijk geen
verstokt aanhanger eener politiek van absolute geweldloosheid te zijn, om zich zacht uitgedrukt te
verbazen over zes-jarige kleuters, twee turven hoog", die met heusche geweren rondloopen, over rekels
van veertien tot achttien die even heusche kanonnen voortzeulen. Men kan deze jeugd geen verwijt maken
over de handelingen die zij bedrijft. Het is voor haar een spel. Maar dit spel is bittere ernst voor de ouderen,
die onmondige kinderen gedrild hebben tot mechanische gehoorzaamheid.
Wij willen er wel rond voor uit komen, dat een simpel berichtje als het bovenstaande, ons met zorg voor
de toekomst vervult. Als burger en soldaat zullen deze kinders waarschijnlijk een hoogen graad van voor
treffelijkheid bereiken, maar wat komt van hen terecht als mensch, als zoo zelfstandig mogelijk denkend
en levend wezen ? Hoe zal Europa er uitzien, wanneer deze jeugd, ouder geworden, nog meer overheerscht
dan thans reeds het geval is? Is niet de opvatting dat zij, eenmaal volwassen, het futiele dezer opgedrongen
gehoorzaamheid zal inzien, al te lichtvaardig? Moeten wij er niet veeleer rekening mee houden dat de jonge
generaties die in de totalitaire staten opgroeien, verloren zijn voor het democratisch cultuurideaal dat wij
kennen en dat wij handhaven moeten, omdat er voor ons geen ander bestaat?
Ziedaar enkele simpele vragen over een simpel berichtje.
Een taak voor de regeering:
Het Bewijs van Goed, Zedelijk Gedrag
Mr. G. T. J. de Jon,
REEN goede regeling van de afgifte van het
bewijs van goed, zedelijk gedrag" is een
lichtstraal en een krachtbron in het leven van
hem, die voor de verleiding bezweken is en veroor
deeld is geworden.
Hij ziet daardoor een weg en een mogelijkheid
om weer goed te maken wat hij misdreven heeft. Er
komt weer spanning in zijn leven, een doel, een
richting, een verlangen, een kracht, die den strijd
aanbindt met invloeden of instincten, die hem naar
beneden drukken. Excelsior ! Er is hoop !
Ik zeg dit een beetje uitvoerig, omdat te weinig
begrepen wordt, wat deze bezielende kracht in het
leven van deze zondaars beteekent. Want het
beteekent dikwijls alles: den moed en de wilskracht om
een nieuw leven te beginnen, of de moedeloosheid
en de onverschilligheid, die onwedersprekelijk leidt
tot nieuwe inzinking en andere misdrijven.
Zie dien boef eens", zegt bij recidive ieder met
verontwaardiging, zelfs de straf heeft hem geen
goed gedaan". Zelfs de straf niet, en bijna nie
mand weet, wat die straf is en dat deze straf nage
noeg niemand goed doet.
Zierhier de kern van het probleem. Er zijn mis
schien ras-dieven, wien de losbandigheid en de mis
daad in het bloed zit, die den geregelden gang van het
maatschappelijk uurwerk niet kunnen volgen, die
van het eene misdrijf in het andere, van de eene
straf in de volgende vallen. Misschien zijn het
slachtoffers van erfelijkheidsmomenten, misschien
hebben zij in het ouderlijk gezin nooit anders gezien
dan wanorde en andere ongeregeldheden, ontucht,
ruzie, dronkenschap, leugen en bedrog.
Maar naast deze misdadigers, die slechts zelden
te genezen zijn, staat een groote schare, wie de eerste
maal dat zij voor den rechter kwam, de schrik
reeds zoodanig om het hart is geslagen, dat zij voor
geen geld van de wereld er terug wil komen
mits de maatschappij hun niet te veel hinderpalen
in den weg legt. Zooals wij eendagsvliegjes
(ephemeriden) kennen, zoo hebben wij ook
eenmaalsdieven. Menschen, die het niet weer zullen doen
en die dit zullen bewijzen door hun gedrag.
WELNU, dit laatste wordt in ons land niet op
zijn juiste waarde geschat.
Amsterdam maakt in dat opzicht een gunstige
uitzondering, maar elders wordt steeds op een
getuigschrift, waarmee de ontslagen gevangene
zich bij een patroon moet aanmelden, met duidelijke
letters vermeld, dat hij wegens diefstal of een ander
delict veroordeeld is geworden met de zekerheid,
dat de aanstaande patroon, die dit leest onverbid
delijk de sollicitatie ter zijde legt en een keuze doet
uit de niet veroordeelden, d.w.z. uit hen die dikwijls
door een gelukkig toeval den dans zijn ontsprongen.
In Amsterdam is daarop een uitzondering ge
maakt en dit systeem werkt nu ruim 25 jaren zon
der fouten of haperen.
Waarom dan ook niet elders?
Omdat de mensch, als hij niet eens geducht opge
schrikt wordt, zich aan de gewoonte en de sleur houdt.
In den beginne ik bedoel 25 jaren geleden
was er in den Haag bij Binnenlandsche Zaken en
Justitie een neiging om het Amsterdamsche sy
steem te volgen en te verheffen tot een wettelijk
instituut, dat voor het geheele land gelijkelijk zou
gelden; hetgeen ontegenzeglijk billijker en beter
ware geweest. Doch de Regeering kon zoo maar
niet klakkeloos het Amsterdamsche voorbeeld vol
gen. Haar eer liet dat niet toe, zoodat de heeren er
zich voor zetten, om er door enkele wijzigingen een
speciaal hooger cachet aan te geven. Doch daar
deze voorgestelde wijzigingen een verslechtering
beteekenden, is ten slotte de geheele regeling in de pen
gebleven. Hetgeen wel eens meer gebeurt, indien men
het beter wil weten dan de practijk heeft uitgemaakt.
Het Amsterdamsche stelsel, dat simple comme
bonjour is en ruim 25 jaren onverdroten en tot
ieders voldoening heeft gefunctionneerd, bestaat
eenvoudig hierin, dat deskundige personen objec
tief en nauwkeurig onderzoeken, hoe de man zich
na de veroordeeling heeft gedragen, wat zijn patroon
en de anderen, die inlichtingen kunnen geven, van
hem verklaren zonder vergoelijking en zonder
eenigenoverbodigen poespas. Eerlijk en oprechtzooals
ook een photografietoestel functionneert.
En daarna komt een commissie bijeen, bestaande
uit hoofden van bedrijven en fabrieken, aangevuld
door een paar personen uit den werkenden stand en
de rechterlijke macht.
Tezamen besluiten zij of zij den burgemeester,
die deze verklaringen van goed, zedelijk gedrag"
afgeeft, zullen adviseeren het begane misdrijf al
of niet daarop te vermelden.
Luidt dit advies gunstig, dan wordt een zooge
naamd schoon" bewijs van goed, zedelijk gedrag
afgegeven en dan staan alle deuren voor een be
trekking bij de Gemeente, bij de Post en Telegrafie,
bij de Spoor en tal van andere diensten voor hem
open. Dan staat hij om zoo te zeggen gelijk met een
ander, die nog niets op zijn kerfstok heeft. Dan is de
oude fout vergeven en vergeten.
De kern van het vraagstuk ligt echter hierin,
dat de kans op dit vergeven en vergeten de bron is,
waaruit de kracht ontspruit om dit resultaat te be
reiken, zoodat het Amsterdamsche voorbeeld na
volging verdient, niet alleen omdat het rechtvaardig
en nuttig is, maar vooral omdat het gewichtige
ethische waarden in zich sluit.
Laat men vooral in den Haag hierover zijn ge
dachten eens laten gaan en zich niet met Haagsche
ijdelheid blind staren op een apart cachet, hetgeen
bijzaak is.
De Dam
B. Merkelbach
ER behoort moed toe, over dit vraagstuk nog
te schrijven". Zoo vangt een artikel in de
Groene" van 2 Juli 1921 aan, waarin wijlen
architect Walenkamp zijn meening over dit vraag
stuk kenbaar maakt. In Januari 1939 moet ik
over hetzelfde onderwerp schrijven, hoewel ik
betwijfel of ik moediger ben dan Walenkamp. De
situatie is op het oogenblik dreigender dan in 1921.
Walenkamp kon zijn artikel beëindigen met het
volgende naschrift: Van bevoegde zijde weten we
als vaststaand, dat alle loopende onderhandelingen
over het Damterrein afgesprongen of vervallen zijn.
Men is dus nu weer geheel vrij te doen wat men in
dezen het juiste acht. Er valt zeker nog veel te redden!
Ik geloof: we hebben hier iets goed te maken".
Ik moet dit artikel beginnen met de mededeeling
dat de voordracht van B. en W. aan den Gemeente
raad tot verkoop van hetzelfde middendam-terrein
aan een Levensverzekering-Mij, n Januari is
verschenen. Desalniettemin is men ook nu nog
geheel vrij te doen wat met het juiste acht. De
Gemeenteraad die over deze kwestie heeft te be
slissen in een van haar eerstvolgende vergaderingen,
heeft zich rekenschap te geven wat in dezen het juiste
beleid is. B. en W. vangen hun voordracht aan met
een historisch overzicht van de Gemeenteraads
besluiten die sinds 14 Januari 1903 in deze aange
legenheid zijn genomen, en meenen aan de hand
daarvan tot de conclusie te kunnen komen dat de
Gemeenteraad met verkoop van het
middendamterrein eigenlijk niet anders doet dan de consequen
tie van haar vorige besluiten trekken. Want bij zijn
besluit van 7 Sept. 1910 stelde de Raad voorgevel
rooilijnen voor den Dam vast, volgens welke ver
schillende terreinen werden bebouwd (de Bijenkorf
en Industria1) terwijl het middendam-terrein na ver
schillende mislukte pogingen tot bebouwing (er werd
zelfs al eens geheid voor een daar te stichten bouw
werk) onbebouwd bleef. Nu er zich dus een gegadigde
meldt voor het middendam-terrein, gaan B. en W.
de vorige besluiten na, herzien de rooilijnen
eenigszins, opdat aan de eischen van het verkeer op de
omliggende wegen, ook in de toekomst, kan worden
voldaan," zooals het in de voordracht heet. Het
vaststellen der rooilijnen is destijds niet lichtvaardig
geschied. Een commissie bestaande uit de heeren
dr. H. J. P. Cuypers, H. P. Berlage, prof. dr. H.
Brugmans en den Directeur der Publieke Werken
diende van advies. Oppervlakkig gezien, is dus alles
volkomen in orde. Ware het niet dat de inzichten
zich in den loop der tijden wijzigen.
DE Raad zal zich bij het te nemen besluit niet te
richten hebben naar beslissingen uit het jaar
1910. Op velerlei gebied zullen in het jaar 1910
besluiten genomen zijn, die men thans anders, en
zelfs wel in tegenovergestelden zin zou nemen. Het
gaat er thans niet om een bouwterrein uit te geven"
doch de Raad heeft na te gaan of hij thans in het
jaar 1939 alsnog redenen aanwezig acht om het
middendam-terrein tot bouwterrein te verklaren.
Terecht merken B. en W. op dat de Raad bij de
behandeling van deze aangelegenheid zich reken
schap zal wenschen te geven, welke bebouwing op
dit belangrijke punt zal worden gesticht; men mag
echter niet uit het oog verliezen dat dit een kwestie
van de tweede orde is, die voorafgegaan moet worden
door het zich principieel rekenschap. geven of op dit
belangrijke punt werkelijk een bebouwing zal moeten
komen. Men kan niet volstaan met de mededeeling
dat men zich in het jaar 1910 hiervan al rekenschap
heeft gegeven. Hiermede kan de Raad van 1939 zijn
verantwoordelijkheid niet dekken. Het is voor een
Stadsbestuur wel zeer onaangenaam en lastig dat
de inzichten van kunstenaars wisselen. Als Ge
meente-Bestuur doet men gaarne uitspraken die
steeds van kracht blijven. Elk kunstenaar zal zich
echter bewust zijn dat hij in zijn adviezen slechts de
waarheid van het oogenblik geeft. Kunst is nu
eenmaal dynamisch, en het inzicht der kunstenaars
is wisselend, moet dit ook zijn, willen zij niet tot een
bloedeloos academisme vervallen.
Ruwe
handen
genezen vlug met
PUROL
iO-60cl:. Bij Apoth.en Drogisten;
PAG. 4 DE GROENE No. 3214