De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 21 januari pagina 7

21 januari 1939 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

van rseptunus Het waterloopkundig laboratorium te Delft H. B. Fortuin DE aarde zweeft als een oneindig klein bolletje in de oneindig groote ruimte. Als men er dichter bij komt, zooals ons, menschen nu eenmaal gegeven is, dan blijkt de opper vlakte van deze aarde verdeeld tusschen water en land. Zoo is het ongeveer van den aanvang af geweest. Maar die verdeeling tusschen nat en droog is niet onveranderlijk gebleken. Rivieren, die stroomden van de bergen af naar de zeeën en meren, gestuwd door krachten en beperkt door krachten, hebben hun beddingen verlegd. Zeebodems hebben zich verheven en landen zijn in de golven onder gegaan. Toen kwam de mensch. Met dijken en dammen deed hij rivieren en zeeën hun bedding kiezen en houden. Hij wierp dijken op en groef kanalen. En hij wijzigde de oppervlakte dezer aarde, uit eigenbaat, om lijf en leven, om voedsel en woning. Het Nederlandsch volk strijdt dien strijd meer dan eenig ander volk ter aarde. Dijkdoorbraken, verzanding, aanslibbing, inpoldering en uitwatering, het graven van kanalen, het aanleggen van dammen en sluizen zal hier steeds moeten gebeuren. Groote werken, als de sluizen te IJmuiden, te Vreeswijk, de bouw van het Julianakanaal, het Amsterdam-Rijnkanaal, vroegen en vragen ervaring en kennis. De tijd, dat wij geloofden aan stroom goden, aan najaden en nymphen is voorbij. Wij gelooven nog slechts aan rekenliniaal en empirie. EMPIRIE en rekenliniaal: theorie en ervaring ! Dat is te vinden in het Waterloopkundig Laboratorium te Delft. Hier wordt de aardoppervlakte nagebootst. Als men daar is, ziet men op rivieren en kanalen neer, alsof men ze uit een vliegtuig bezag: wel verkleinde maar nog altijd respectabele kunstwerken. Wat gebeurt hier? Stel, Waterstaat moet te IJmuiden een nieuwe spuisluis maken, die per etmaal, of per uur een zekere hoeveelheid water moet kunnen afvoeren. Hoe groot moet zulk een sluis worden en hoe wordt zij het beste ingericht ? U zult zeggen: dat moet Waterstaat zelf maar -weten l Maar Waterstaat weet dat niet! Niet, dat de ingenieurs daar hun vak niet zouden verstaan. Uiet, dat zij geen ervaring hebben van vroeger ge bouwde spuisluizen. Maar dat alles leert hun niet, hoe zij onder deze omstandigheden, bij dit verval, bij deze kustlijn, bij dit samenkomen van zoet en zout water,, bij deze verhoudingen van eb en vloed hun sluis moeten bouwen. De omvangrijkste theorie, de grootste kennis kan hier geen uitkomst bieden. Dus ? De sluis maar bouwen, op hoop van zegen? Dat kan. Maar het is gevaarlijk. Want als het mis is, of als de sluis te klein is, of grooter dan noodig, dan is dat een feit, dat bij verbetering millioenen verslindt. Neen, dan gaat men naar het waterloopkundig laboratorium en vraagt den directeur prof. ir. J. Th. Thijsse, om de noodige modelproeven te nemen. De werkers van dit laboratorium, ingenieurs en technici, gaan nu onder leiding van den directeur een model bouwen,' dat zoo nauwkeurig mogelijk de werkelijkheid nabijkomt. Een model op een schaal i: 500, als het kan i: 100, nog liever i: 25. Want hoe geringer de verkleining is, des te zuiverder dekken de uitkomsten van model en werkelijkheid elkaar. Zoo is er voor deze spuisluis dus een groot model gebouwd. Twee geweldige meetstuwen" storten het water in een uit baksteen gebouwde bak van geweldige afmetingen, waarin met beton nauw keurig het afwateringskanaal nagebootst is, glooien de wallekanten, de diepte en breedte naar verhouF' ?-* _^-J l woninginrichting C_______J meubelen lampen amsterdam den haag rotterdam Model van ds u/twater/ngss/u/'zen van <te Zuiderzee, op een wj'f-en-ii 'intigsteder ware grootte ding. Dan komt de spuisluis. Landhoofden en pijlers zijn vervaardigd uit parafine, die een makkelijke vervorming voor de verschillende proeven toelaat. Na de spuisluis komt de zee". Wederom een ge weldige bak, gevuld met zand", waarin de condi ties van de zeekust nauwkeurig zijn nagebootst. Een ontworpen sluisdrempel, een langzaam verloopende helling. Schuiven aan het einde der bak op bepaalde hoogte bepalen het peil der zee. Nu laat men het water doorstroomen. De pompmonden storten hun geweldige hoeveelheden in het kanaal, het water trekt door het kanaal en loost, door de sluis, op zee. Al met het bloote oog is de strooming duidelijk te volgen. Een roode kleurstof toont nog juister aan, of het water zijn geleidelijken gang gaat, en of niet gevaarlijke wervelingen of kolken optre den, die wallekanten zouden beschadigen, of de capaciteit van het kunstwerk, de sluis, verminderen. Vooral de bodem buiten de spuisluis is hier punt van onderzoek. Het doorstroomende water woelt n.l. na weinige uren een diepe kuil in den zeebodem vlak voor de sluis. Dat moet verhinderd. En daar voor is in hoofdzaak deze proef. Want een dergelijke kuil zou binnen weinige maanden ook den bodem onder de sluis ondermijnen en kostbare schade veroorzaken. Het water wordt, na eenige uren stroomen, stop gezet. De bodem geïnspecteerd. De kuil begon zich weer te vormen. Dan worden eenige profielveranderingen aan de sluis aangebracht, stroombrekers worden bij de sluis veranderd, en de volgende proef wordt genomen. Doordat model en werkelijkheid verschillen moet men met verschei dene correcties rekening houden: n ervan is, dat zand naar verhouding te zwaar is: hier gebruikt men dus puimsteenkorrels. En weer gaat het water stroomen, weer loopt het door de sluis, weer stort het zich over den zeegrond. Ziet, nu is het wat beter. We hebben ook geen last meer van tegenstroomingen; alleen zouden wij dien damwand nog iets naar voren moeten brengen. Zoo wordt daar geëxperimenteerd. Soms een jaar lang, soms nog langer. Dergelijke proeven kosten dan ook wel tien, of vijftienduizend gulden. Maar de besparing, erdoor verkregen, kan millioenen be dragen. Zoo was het met de groote schutsluis te IJmuiden, waarvoor toenmaals modelonderzoek in de Duitsche waterloopkundige laboratoria moest geschieden, omdat Nederland een dergelijke inrich ting niet kende. De proeven wezen uit, dat bepaalde onderdeelen kleiner en minder zwaar behoefden te worden, wat een besparing van ongeveer i millioen gulden gaf. Naar aanleiding hiervan en van onder zoekingen voor de werken van het Julianakanaal en de Zuiderzeewerken, is men toen overgegaan tot de stichting van een voorloopig laboratorium, in 1927 dat zooveel werk had en zooveel ruimte be hoefde, dat het in 1932 gevolgd is door het tegen woordige. De leiding heeft steeds bij prof. Thijsse berust. DAT tegenwoordige laboratorium, gevestigd in een nieuw gebouw, bestaat uit een zeer lange hal, waarop, als T-stuk, een kortere staat, waar omheen de nevenvertrekken als werkplaatsen, teekenkamers, ingenieurskamers gevestigd zijn. ? In de hal liggen de groote modellen uitgestrekt Ginds de mond van den IJssel, die voor de inpoldering van den Noord-Oostpolder wat verlegd moet worden. Maar dat moet zoo gebeuren, dat n mond zonde r veel baggerwerk op voldoende diepte blijft voor de scheepvaart, en dat de andere mond zoo veelrr-'*»lijk van het zand en slib meevoert en op weinig hinderlijke, liefst van elkaar gescheiden plaatsen laat bezinken, waar zand en waar slib naar be hoefte kunnen worden gebaggerd. Een onderzoek, waarbij men de veertig meter lange kunstig na gebootste rivier bij elke proef ongeveer vier dagen en vier nachten moet laten stroomen, voor er voldoende resultaat te zien is. Daar op gindsche helft ligt het stroomgebied van de Lek, zomerbedding en uiterwaarden, met de kruising van het Amsterdam-Rijnkanaal. Model onderzoek heeft getoond wat de beste plaats voor de kruising was. Modelonderzoek van jaren heeft uitgewezen, hoe de kruising er uit moet zien, opdat de scheppen, de rivier overstekend, niet door den stroom meegesleept worden, opdat niet zand en slib zich zouden vastzetten in dat stuk, waar voor de scheepvaart kribben gevaarlijk zouden zijn. Nu is het onderzoek vrijwel afgeloopen en wordt het pro ject volgens aanwijzingen van het laboratorium uit gevoerd. Plannen voor het aanleggen van havens, als een Fransche haven aan de Ivoorkust, worden hier in model gebouwd en getoetst. Door op het water drijvende, brandende kaarsjes in het donker te foto graf eeren, krijgt men op de plaat nauwkeurig den loop van den stroom te zien. Ook kleurstoffen geven den waterloop aan. Verzanding en aanslibbing toonen zich van zelf. En vele meetinstrumenten helpen de uitkomsten te verifieeren. Zoo onderzoekt men den besten vorm van sluiskolken en sluisdeuren. Men onderzoekt, hoe kolken gebouwd moeten wor den, opdat de sluis in ongeveer tien minuten een verval van zeven of acht meter kan overwinnen: vroeger een vrijwel onvervulbare eisch. En alles zou hier den indruk van een spelletje maken, van gewoon maar spelen met modellen en knoeien met water, klei en zand, als niet het systematische van het onderzoek en de nauwkeurigheid der proeven het tegendeel zouden bewijzen. Ook onderzoek naar den vorm en bouw van zeedijken heeft plaats. Een breede goot, bijna dertig meter lang, heeft een heel langzaam hellend en oploopend strand. Hier worden met een golfmachine en met een kunstmatige windinstallatie, die van zeebries tot en met orkaan kan doen waaien, de golven tegen de kust gedreven, zoodat men de gedragingen van water, zand en dijklichaam kan nagaan. Is het niet, alsof het werkelijk strand en zee is: het klotsen van het water, de blazende wind, het schurende zand? NIET slechts voor rijk en provincie worden der gelijke objecten onderzocht. Waterschappen en steden hebben waterloopkundige vraagstukken, die men naar het laboratorium brengt. En industrieën met goot- of pijpleidingen komen met vraagstukken van buis vertakkingen, afsluitorganen, zuigleidingen en van metingen van stroomsnelheden. Ook zij kunnen hier terecht. Zoo worden hier tegelijk groote en kostbare modelproeven genomen en min der uitvoerige onderzoekingen gedaan. Het is hier een aardoppervlakte in het klein, waar de helpers van zee- en stroomgoden hun werkplaats hebben. PAG. 7 DE GROENE No. 3216 ;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl