De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 28 januari pagina 10

28 januari 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Uttarltundlg leven IX ' ' ten aanvechtbare E Kosmos Eerstelingen-prijs is door de jury, bestaande uit Coster, Coolen, De Jong, Kefft en Ritter, toegekend aan den roman Mensen zonder geld*' van Jan Mens. De letterkundig» beteekenis van deze beslissing kunnen wij natuurlijk niet beoordeeten, daar het boek nog niet verschenen is, evenmin als de acht mededingende romans welke ook in het jury-rapport vermeld worden uit de 45 inzen dingen, en die daar nader worden gekenschetst. Op zichzelf kan men zich er, afgezien van alles, slechts in verheugen, dat de prijs voor dit jaar, groot ? 1000.?, aan een werkloos meubelmaker is ten deel gevallen. Maar een dergelijke overweging moet uiter aard verder buiten beschouwing blijven, zoo men zich over deze bekroning een oordeel wil vormen. En dan moet gezegd worden, dat deze tegenover de concurreerende inzendingen niet fair is geweest. De prijs is bestemd de naam zegt het al voor een eersteling, d.w.z. voor het boek van een auteur, die in boekvorm nog nooit een roman heeft doen verschijnen. Van Jan Mens was echter tevoren bij de N. V. De Vlam te Amsterdam reeds onder het pseudoniem Rebel een roman uitgekomen, getiteld Flarden". De Vlam is niet een officieel door den Nederl. Uitg. Bond erkende uitgeverij, maar dat maakt toch eigenlijk geen verschil. Het is een moreele kwestie, geen juridische, en zij kan dus den heer Mens niet ontslagen hebben van de verplichting, de jury, zoo hij al had willen meedingen, ruiterlijk op de hoogte te stellen van het genoemde feit. Er schijnt hier in ons land met het toekennen van belangrijke prijzen altijd iets onaangenaams aan de hand te moeten zijn; de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde kan in dit opzicht op een gansche lijdensgeschiedenis wijzen.De stichters vanden Kosmos-Eerstelingen-Prijs zullen de thans geschapen situatie onder de oogen moeten zien. Op de genomen beslissing zullen zij wel niet meer terug willen komen, en het is de vraag, of dat onder de gegeven omstandig heden gewenscht zou zijn. Maar wel is het zaak, dat zij voor de toekomst de Voorwaarden scherper formu leeren, om herhaling, of soortgelijke eventualiteiten, voorgoed onmogelijk te maken. ERNST VAN DAELE Vaag Verhalen en vervagend vertalen Halldor Iiaxnem: Salka Val ka, roman van een menschenleven. Geaut. vertaling uit het Deensch van dr. Annle Posthumus (Zuid-HolI. Uitgevers HIJ., Den Haas) ER zijn bepaalde geliefde Skandinavische ro mans die hun populariteit hieraan danken, dat ze zo Noors" zijn. Het is een kwaliteit, even gemakkelijk voor de ingewijden te proeven als moei lijk te definiëren. Ten naaste bij laten ze zich om schrijven als verhalen, geschreven in een min of meer opzettelijk ongepolijste stijl, spelend in een berg- of fjord-landschap tussen mensen, die in een nauw en ietwat mystisch contact met de natuur en het bovennatuurlijke leven en die met hun auteur de neiging delen, om met halve woorden en nevelige toespelingen, dingen en verhoudingen aan te duiden, waarvan we het bestaan ook zonder die vingerwij zingen gemakkelijk zouden kunnen vermoeden. Een paar jaar scheen het of de talloze herdrukken van Falk Rönne en Anker Larsen de honger naar dit soort lectuur voorlopig verzadigd hadden, maar de triomf van de superkitsch, die we in het succes der Gulbranssen-trilogie beleefd hebben, heeft ons veeleer over tuigd, dat hier een soort vacuüm ontstaan was. Blijkens de wijze van verzorgen en uitbrengen" heeft de Hollandse uitgever der trilogie gemeend, dat deze eersteling (?) van den IJslandsen schrijver Halldor Laxness wel, achter de zingende bossen en waaiende winden aan, dat vacuüm kon helpen vul len. Een beetje onrecht doet men hem daarmee wel, want ook zonder het epos" te zijn, waarvoor men het ons wil aanpraten, treft zijn boek toch door een zuiverder toon dan die van Gulbranssen. Dit is geen noorsigheid-voor-export samen met déstokvis en appetit-sild. Ja zelfs het is, of voorzichtiger: het lijkt den vreemdeling zo autochtoon IJslands, dat een korte inleiding van de vertaalster omtrent toestanden en verhoudingen te midden waarvan het verhaal speelt, zeker niet overbodig en menig lezer welkom zou zijn geweest. Het verhaal spiegelt het materieel en geestelijk benarde bestaan van een visserij-stadje op de kust van IJsland in het leven van het meisje Salka Valka, die er als een kleine verschoppeling verdwaald is geraakt. De kracht van den schrijver ligt vooral in een vlot maar weinig diep karakteriseren van be paalde typische gestalten. Om een werkelijk aan grijpend en indringend beeld te geven van de sfeer van zo'n stadje en van de strijden die er gestreden worden, eerst op kerkelijk, dan op sociaal terrein heeft hij een tekort aan literair vermogen en een teveel van die anarchistische laatdunkendheid, die alle maatschappelijke activiteit gemakkelijk, maar vrij vlak herleidt tot dringen en ellebogen. Zonder die laatdunkendheid had hij een heel wat boeiender beeld kunnen geven van het doordringen van het socialisme in een achterlijk uithoekje van Eu ropa, en hoe dat als het ware tegen wil en dank wordt voorbereid door de samenvallende komst van de be schaving en de, ,uitbuiting door het kapitaal" in de ge daante van een zachtzinnig-dictatoriale monopolist. En een knapper schrijver dan Halldor Laxness had het gedrukte leven in dit grauwe stadje aan een grauwe zee, dat de natte nevels blijvend doordringen met de stank der vis-zouterijen, adembeklemmender voor ons opgeroepen, had de tegenstelling tussen de daadkrachtige Salka en haar vriend, de dromerige en slap-idealistische Arnaldur, bleke nazaat van Peer Gynt, strakker neergezet. Hier en daar in korte realistische episoden is de schrijver op zijn best, daarin ligt kennelijk zijn kracht, en het is geen toeval, dat de realistische" Salka hem zo dierbaar is, maar over het algemeen is zijn boek, waarschijnlijk nog on der invloed van ik weet niet welke beroemde voorbeel den, veel te dik in de Noorse vaagheidssaus gedoopt. Wat dit laatste betreft heeft de schrijver boven dien weinig reden tot dankbaarheid jegens zijn Nederlandse vertaalster, die tot de niet zo zeldzame soort der knappe taaigeleerden zonder literair ge voel behoort en daarom meent haar plicht gedaan te hebben, wanneer zij van ieder woord duidelijk de betekenis weergeeft. Wij hebben geen gelegenheid gehad om de vertaling met het (oorspronkelijke ?) Deens te vergelijken en weten dus niet hoe vaak vaagheid en kleurloosheid van uitdrukking op reke ning van dit al te letterlijk vertalen komen, maar ook zo zijn er tal van plaatsen aan te wijzen, waar het Nederlandse taaleigen al te zeer geweld is aan gedaan en het Deens er doorheen schemert. Zinnen als: Als ik sprookjes en volkssprookjes lees", zal ik van storm en slecht weer en stormen te lijden hebben", zij lachten van zich behagelijk voelen" of de telkens herhaalde omschrijving het veld om het huis" waar het oorspronkelijk kennelijk n woord had, zijn zulke hinderlijke letterlijkheden. Vissers en vissersvrouwen spreken bij ons niet van scrofulose", maar van klieren" en zij voeden hun half-verhongerde kinderen niet met een lekker kostje als watergruwel (vandgr0d?), maar met blauwe bliksem" en spreken elkaar niet aan met nu ja, mijn beste". Coquette vrouwen hebben geen behagelijke", maar behaagzieke" ogen en een boek waar men voortdurend uitdrukkingen in tegen komt als waar hij zijn gangen had" (geregeld kwam), van de voorvaderen overgevoerde cultuur", zijn mond gebruiken" (roeren), dat je dat weet" (als je dat maar weet), waren halen" (boodschappen doen), van zijn tramontanen zijn" (zijn tramontanen kwijt zijn) en bleef zij aan de gang" (ging zij voort, met spreken n.l.) is onbehagelijke lectuur zonder dat men den schrijver daar een verwijt van kan maken. A. ROMEIN-VERSCHOOR OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) Tl KOT l N DEN HAA6 - NASSAUPLEIN 6 EASTERN ART Permanente tentoonstelling van MODERNE SCHILDERIJEN Jos. Lussenburg Boschweg, Nunspeet Om kort te gaan Dr. J. B. Tielrooy. Van I.'art pour l'art" tot poésie pure". Inaugurale rede (Haailem, H. D. Tjeenk Willink & Zn.). Men kan in vele opzichten met den schrijver van meening verschillen, en toch met vrucht kennis nemen van deze inaugurale rede, die een van de centrale problemen der moderne dicht kunst behandelt. Lionello Venturi. Histoire de la critique d'art. Traduit de l'italien par Juliette B^rnard. (Editions de la Connaissance, Bruxelles). Ziehier een grondige en heldere stu die over de tot nu toe nog zoo zelden stelselmatig bestudeerde geschiedenis van de kunstkritiek. Mini van den lessel. Het Witte Doek. (J. H. Kok. Kampen). Een vlot geschreven roman die, zon der bepaald kunstwaarde te hebben, toch tot de behoorlijke ontspanningslectuur gerekend kan worden. Annie de Hoog?Nooy. Silhouetten. Levensliederen en Gedichten. (Allert de Lange. Amsterdam. 1938). De meeste dezer liedjes kent men door de voordrachten van mevr. de Hoog voor de radio. Wie van het genre houdt, kan ze hier herlezen en opnieuw zijn hart ophalen. Hendrik de Vries en Johan Dijkstra. De Ploeg 20 jaar. (H. P. Leopold's Uit gevers-Mij. 1938). Dat er zooiets als een Groningsche schilderschool bestaat, zal den meesten lezers wellicht niet eens bekend zijn. Het genootschap De Ploeg, waarin deze schilders zich vereenigd hebben, heeft gejubileerd, en de beide auteurs-schil ders De Vries en Dijkstra hebben bij die gelegenheid elk een overzicht geschre ven, waarin zij op zeer levendige wijze van de Groningsche schilders vertellen. Om de Dooje Dood niet of Jan Klaassen komt naar huis. Lustrumspel voor het Delftsche Studentencorps, te spelen op 4, 5, en 6 Juli 1938, op de Groote Markt te Delft. Tekst van Jan Engelman. (De Gemeenschap. Bilthoven. 1938). Dat het geestig en speels geschreven lustrumspel van den dichter Jan Engel man, den vorigen zomer te Delft ver toond, ook in druk verkrijgbaar is, zal allen verheugen, wien de poëzie ter harte gaat. G. Berckheijde D. A. HOOGENDIJK & C? Keizersgracht 640 b ij de Vijzelstraat AMSTERDAM OUDE SCHILDERIJEN *,. _ k PAG. 10 DE GROENE No. 3217

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl