Historisch Archief 1877-1940
Uttarltundlg leven
IX ' '
ten aanvechtbare
E Kosmos Eerstelingen-prijs is door de jury,
bestaande uit Coster, Coolen, De Jong, Kefft
en Ritter, toegekend aan den roman Mensen
zonder geld*' van Jan Mens. De letterkundig»
beteekenis van deze beslissing kunnen wij natuurlijk niet
beoordeeten, daar het boek nog niet verschenen is,
evenmin als de acht mededingende romans welke ook
in het jury-rapport vermeld worden uit de 45 inzen
dingen, en die daar nader worden gekenschetst.
Op zichzelf kan men zich er, afgezien van alles,
slechts in verheugen, dat de prijs voor dit jaar, groot
? 1000.?, aan een werkloos meubelmaker is ten deel
gevallen. Maar een dergelijke overweging moet uiter
aard verder buiten beschouwing blijven, zoo men
zich over deze bekroning een oordeel wil vormen.
En dan moet gezegd worden, dat deze tegenover de
concurreerende inzendingen niet fair is geweest. De
prijs is bestemd de naam zegt het al voor een
eersteling, d.w.z. voor het boek van een auteur, die in
boekvorm nog nooit een roman heeft doen verschijnen.
Van Jan Mens was echter tevoren bij de N. V. De
Vlam te Amsterdam reeds onder het pseudoniem
Rebel een roman uitgekomen, getiteld Flarden".
De Vlam is niet een officieel door den Nederl. Uitg.
Bond erkende uitgeverij, maar dat maakt toch
eigenlijk geen verschil. Het is een moreele kwestie,
geen juridische, en zij kan dus den heer Mens niet
ontslagen hebben van de verplichting, de jury, zoo
hij al had willen meedingen, ruiterlijk op de hoogte
te stellen van het genoemde feit.
Er schijnt hier in ons land met het toekennen van
belangrijke prijzen altijd iets onaangenaams aan de
hand te moeten zijn; de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde kan in dit opzicht op een
gansche lijdensgeschiedenis wijzen.De stichters vanden
Kosmos-Eerstelingen-Prijs zullen de thans geschapen
situatie onder de oogen moeten zien. Op de genomen
beslissing zullen zij wel niet meer terug willen komen,
en het is de vraag, of dat onder de gegeven omstandig
heden gewenscht zou zijn. Maar wel is het zaak, dat
zij voor de toekomst de Voorwaarden scherper formu
leeren, om herhaling, of soortgelijke eventualiteiten,
voorgoed onmogelijk te maken. ERNST VAN DAELE
Vaag Verhalen en vervagend vertalen
Halldor Iiaxnem: Salka Val ka, roman van
een menschenleven. Geaut. vertaling uit het
Deensch van dr. Annle Posthumus (Zuid-HolI.
Uitgevers HIJ., Den Haas)
ER zijn bepaalde geliefde Skandinavische ro
mans die hun populariteit hieraan danken, dat
ze zo Noors" zijn. Het is een kwaliteit, even
gemakkelijk voor de ingewijden te proeven als moei
lijk te definiëren. Ten naaste bij laten ze zich om
schrijven als verhalen, geschreven in een min of
meer opzettelijk ongepolijste stijl, spelend in een
berg- of fjord-landschap tussen mensen, die in een
nauw en ietwat mystisch contact met de natuur en
het bovennatuurlijke leven en die met hun auteur
de neiging delen, om met halve woorden en nevelige
toespelingen, dingen en verhoudingen aan te duiden,
waarvan we het bestaan ook zonder die vingerwij
zingen gemakkelijk zouden kunnen vermoeden. Een
paar jaar scheen het of de talloze herdrukken van
Falk Rönne en Anker Larsen de honger naar dit soort
lectuur voorlopig verzadigd hadden, maar de triomf
van de superkitsch, die we in het succes der
Gulbranssen-trilogie beleefd hebben, heeft ons veeleer over
tuigd, dat hier een soort vacuüm ontstaan was.
Blijkens de wijze van verzorgen en uitbrengen"
heeft de Hollandse uitgever der trilogie gemeend,
dat deze eersteling (?) van den IJslandsen schrijver
Halldor Laxness wel, achter de zingende bossen en
waaiende winden aan, dat vacuüm kon helpen vul
len. Een beetje onrecht doet men hem daarmee wel,
want ook zonder het epos" te zijn, waarvoor men
het ons wil aanpraten, treft zijn boek toch door een
zuiverder toon dan die van Gulbranssen. Dit is geen
noorsigheid-voor-export samen met déstokvis en
appetit-sild. Ja zelfs het is, of voorzichtiger: het lijkt
den vreemdeling zo autochtoon IJslands, dat een
korte inleiding van de vertaalster omtrent toestanden
en verhoudingen te midden waarvan het verhaal
speelt, zeker niet overbodig en menig lezer welkom
zou zijn geweest.
Het verhaal spiegelt het materieel en geestelijk
benarde bestaan van een visserij-stadje op de kust
van IJsland in het leven van het meisje Salka Valka,
die er als een kleine verschoppeling verdwaald is
geraakt. De kracht van den schrijver ligt vooral in
een vlot maar weinig diep karakteriseren van be
paalde typische gestalten. Om een werkelijk aan
grijpend en indringend beeld te geven van de sfeer
van zo'n stadje en van de strijden die er gestreden
worden, eerst op kerkelijk, dan op sociaal terrein
heeft hij een tekort aan literair vermogen en een
teveel van die anarchistische laatdunkendheid, die
alle maatschappelijke activiteit gemakkelijk, maar
vrij vlak herleidt tot dringen en ellebogen.
Zonder die laatdunkendheid had hij een heel wat
boeiender beeld kunnen geven van het doordringen
van het socialisme in een achterlijk uithoekje van Eu
ropa, en hoe dat als het ware tegen wil en dank wordt
voorbereid door de samenvallende komst van de be
schaving en de, ,uitbuiting door het kapitaal" in de ge
daante van een zachtzinnig-dictatoriale monopolist.
En een knapper schrijver dan Halldor Laxness
had het gedrukte leven in dit grauwe stadje aan een
grauwe zee, dat de natte nevels blijvend doordringen
met de stank der vis-zouterijen, adembeklemmender
voor ons opgeroepen, had de tegenstelling tussen de
daadkrachtige Salka en haar vriend, de dromerige
en slap-idealistische Arnaldur, bleke nazaat van
Peer Gynt, strakker neergezet. Hier en daar in korte
realistische episoden is de schrijver op zijn best,
daarin ligt kennelijk zijn kracht, en het is geen toeval,
dat de realistische" Salka hem zo dierbaar is, maar
over het algemeen is zijn boek, waarschijnlijk nog on
der invloed van ik weet niet welke beroemde voorbeel
den, veel te dik in de Noorse vaagheidssaus gedoopt.
Wat dit laatste betreft heeft de schrijver boven
dien weinig reden tot dankbaarheid jegens zijn
Nederlandse vertaalster, die tot de niet zo zeldzame
soort der knappe taaigeleerden zonder literair ge
voel behoort en daarom meent haar plicht gedaan
te hebben, wanneer zij van ieder woord duidelijk
de betekenis weergeeft. Wij hebben geen gelegenheid
gehad om de vertaling met het (oorspronkelijke ?)
Deens te vergelijken en weten dus niet hoe vaak
vaagheid en kleurloosheid van uitdrukking op reke
ning van dit al te letterlijk vertalen komen, maar
ook zo zijn er tal van plaatsen aan te wijzen, waar
het Nederlandse taaleigen al te zeer geweld is aan
gedaan en het Deens er doorheen schemert. Zinnen
als: Als ik sprookjes en volkssprookjes lees", zal
ik van storm en slecht weer en stormen te lijden
hebben", zij lachten van zich behagelijk voelen"
of de telkens herhaalde omschrijving het veld om
het huis" waar het oorspronkelijk kennelijk n
woord had, zijn zulke hinderlijke letterlijkheden.
Vissers en vissersvrouwen spreken bij ons niet
van scrofulose", maar van klieren" en zij voeden
hun half-verhongerde kinderen niet met een lekker
kostje als watergruwel (vandgr0d?), maar met
blauwe bliksem" en spreken elkaar niet aan met
nu ja, mijn beste". Coquette vrouwen hebben geen
behagelijke", maar behaagzieke" ogen en een
boek waar men voortdurend uitdrukkingen in tegen
komt als waar hij zijn gangen had" (geregeld
kwam), van de voorvaderen overgevoerde cultuur",
zijn mond gebruiken" (roeren), dat je dat weet"
(als je dat maar weet), waren halen" (boodschappen
doen), van zijn tramontanen zijn" (zijn
tramontanen kwijt zijn) en bleef zij aan de gang" (ging zij
voort, met spreken n.l.) is onbehagelijke lectuur
zonder dat men den schrijver daar een verwijt van
kan maken. A. ROMEIN-VERSCHOOR
OUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
Tl KOT l N
DEN HAA6 - NASSAUPLEIN 6
EASTERN ART
Permanente tentoonstelling van
MODERNE SCHILDERIJEN
Jos. Lussenburg
Boschweg, Nunspeet
Om kort te gaan
Dr. J. B. Tielrooy. Van I.'art pour
l'art" tot poésie pure". Inaugurale rede
(Haailem, H. D. Tjeenk Willink & Zn.).
Men kan in vele opzichten met den
schrijver van meening verschillen, en
toch met vrucht kennis nemen van
deze inaugurale rede, die een van de
centrale problemen der moderne dicht
kunst behandelt.
Lionello Venturi. Histoire de la critique
d'art. Traduit de l'italien par Juliette
B^rnard. (Editions de la Connaissance,
Bruxelles).
Ziehier een grondige en heldere stu
die over de tot nu toe nog zoo zelden
stelselmatig bestudeerde geschiedenis
van de kunstkritiek.
Mini van den lessel. Het Witte Doek.
(J. H. Kok. Kampen).
Een vlot geschreven roman die, zon
der bepaald kunstwaarde te hebben,
toch tot de behoorlijke
ontspanningslectuur gerekend kan worden.
Annie de Hoog?Nooy. Silhouetten.
Levensliederen en Gedichten. (Allert de
Lange. Amsterdam. 1938).
De meeste dezer liedjes kent men
door de voordrachten van mevr. de
Hoog voor de radio. Wie van het genre
houdt, kan ze hier herlezen en opnieuw
zijn hart ophalen.
Hendrik de Vries en Johan Dijkstra.
De Ploeg 20 jaar. (H. P. Leopold's Uit
gevers-Mij. 1938).
Dat er zooiets als een Groningsche
schilderschool bestaat, zal den meesten
lezers wellicht niet eens bekend zijn.
Het genootschap De Ploeg, waarin deze
schilders zich vereenigd hebben, heeft
gejubileerd, en de beide auteurs-schil
ders De Vries en Dijkstra hebben bij die
gelegenheid elk een overzicht geschre
ven, waarin zij op zeer levendige wijze
van de Groningsche schilders vertellen.
Om de Dooje Dood niet of Jan
Klaassen komt naar huis. Lustrumspel voor
het Delftsche Studentencorps, te spelen
op 4, 5, en 6 Juli 1938, op de Groote
Markt te Delft. Tekst van Jan Engelman.
(De Gemeenschap. Bilthoven. 1938).
Dat het geestig en speels geschreven
lustrumspel van den dichter Jan Engel
man, den vorigen zomer te Delft ver
toond, ook in druk verkrijgbaar is, zal
allen verheugen, wien de poëzie ter
harte gaat.
G. Berckheijde
D. A. HOOGENDIJK & C?
Keizersgracht 640
b ij de Vijzelstraat
AMSTERDAM
OUDE SCHILDERIJEN
*,. _
k
PAG. 10 DE GROENE No. 3217