Historisch Archief 1877-1940
De sp el leid in g van Edward Gordon Craig
E4. Verkade
DE samenwerking van dr. Otto
Brahm en Gordon Craig werd
geen samengaan. Deze beide
kunstenaars bleken onvermengbare
elementen der tooneelbeeldingskunst
na te streven. De dogmatische een
zijdige) dramatisch literaire Brahm
en déongebonden visionaire, geniale
Craig konden te zamen geen harmo
nisch geheel scheppen.
firahrn had zijn tooneelspelers het
beelden van binnen uit van de ka
rakters bijgebracht, wat het nog vaak
zoo bewonderend typeeren" voor
goed tot een tweede-rangs uiting
heeft gestempeld. Acteurs als Sauer,
Basserrnann en Ritner, Else Lehmann
en Irene Triesch waren bij hem tot
hun recht gekomen, of hadden zich
zelf gevonden onder zijn leiding. Zij
beeldden personen uit het heden in
spraak, houding en grime' tot een
levend wezen. Na hen te hebben zien
spelen, herkende men in het
dagelijksch leven menschen, die men vroe
ger als type had gezien, als omlijnde
karakters. En in Brahm's voorstel
ling' vond men een soort samenleving
van waarachtige menschen en kon
men een levensgebeuren van een be
paalde groep als toeschouwer beleven,
als of men zelf deel uitmaakte van
zulk een engere gemeenschap.
Maar Craig was het tegenbeeld van
Brahm; beide kunstenaars hadden
niets gemeenschappelijk. Zoo als
Brahm het leven had beluisterd, zoo
had Craig het leven gezien. De dans
was voor Craig poëzie, het bewegen
van het menschelijk lichaam in het
tooneelbeeld proza. En uit het
menschelijk bewegen ontstond voor
hem pas het gesproken woord.
Het licht op het tooneel was voor
hem een element van het leven zelf,
evenals de kleur. De costumeering
beduidde lijn en vorm, het decor de geestelijke sfeer,
waarin zich de menschheid bewoog. Een enkelvoudig
begrip, b.v. het gaan door een poort", zag Craig
als een levensgebeuren: lieden die van de eene
situatie in het leven door een poort in een andere
geraken. Het was dan ook geen wonder, dat Craig
het woord" overbodig of geheel onbelangrijk vond,
en een treurspel van Shakespeare feitelijk als
geniale tooneellectuur beschouwde, ongeschikt
om in scène te brengen. Craig verwachtte van het
bewegende beeld alles, wat door woorden zelfs niet
uitgedrukt kon worden van de geheimen in het
menschelijk gemoed. Zijn eerste speler moest
ontegenzeggelijk een danser zijn. In den dans
van Isadora Duncan, die een plastisch bewegen
was, vond hij dan ook ontelbare uitbeeldings
idealen van zich zelf verwezenlijkt.
Wanneer Brahm een deur met een knop voor zijn
Decor-ontwerp van Edward Gordon Craig voor Das Gerettete Vened/g"
Gerettete Venedig"-decor verwachtte, stelde Craig
hem een phantastisch fraai gevormde opening voor,
om zich van de eene wereld naar een andere te
begeven" en de voorstelling onder beider leiding
werd dan ook zeer hybridisch. Prachtig voor doove
menschen om te aanschouwen en voortreffelijk
om door blinde te worden gehoord. Maar voor de
ware tooneelvrienden, die het speciale verlangen be
zitten, datgene wat zij hooren n zien als eenheid
in zich op te nemen en via dit gemeenschappelijke
zintuig van zien n hooren mede te leven, werd de
voorstelling een verbijsterende chaos.
MAAR na dit experiment stond vast, dat
tooneelspeelkunst niet een litteraire uiting is voor
het oor, noch een soort bewegende schilderkunst
voor het oog, maar dat het een harmonisch samen
gaan van beide kunsten beteekent, die aan beide
begrippen eenige beperkingen opleg
en noch het eene zintuig, noch het
andere, apart beschouwd, volledig te
bevredigen hoeft.
Een kunstenaar als Brahm doet
het oog tekort, een kunstenaar als
Craig geeft zooveel te aanschouwen,
dat het luisteren belemmerd wordt.
Met andere woorden: Brahm heeft
zich verder beperkt tot een soort
binnenhuis-tooneel met n open
wand; Craig tot een ideëel ballet of
pantomime, en het uitvoeren van
een bepaald soort opera's zooals van
een Purcell of Haydn.
Wanneer Craig zelfstandig een stuk
van Shakespeare had vertoond, zou
het resultaat niet zijn geweest: het
uitbeelden van Shakespeare, maar de
beelding van een phantasie opgewekt
door Shakespeare. Craig beoogt de
herschepping van het kunstwerk in
een ander medium, en vermag door
zijn ongebreidelde phantasie zich niet
te onderschikken aan de beelding der
geschreven text van den dichter. Een
voorbeeld moge deze ingewikkelde
zaak trachten duidelijker te maken.
Rosencrantz en Guildenstern wenschte
Craig zoo te kleeden en zoo te laten
gebaren, dat deze personen op bepaalde
oogenblikken den toeschouwers als
boosaardige dieren zouden voorkomen.
Dit beteekent dus, dat zij feitelijk den
Hamlet-speler de mogelijkheid ont
nemen zouden te spelen, dat hij deze
hovelingen als boosaardig en gevaar
lijk herkent, terwijl dit voor het dra
matisch beloop belangrijker is, dan
een 'uiterlijk uitvoeriger beelding der
beide nevenrollen, die dan ten opzichte
van Hamlet afleidend moeten werken.
Tot een samenarbeiden van Gordon
Craig met Max Reinhardt is het nim
mer gekomen, hoewel dit tot een
veel vruchtbaarder resultaat had kun
nen leiden dan de poging van dr.
Brahm met Craig.
Hetgeen niet wegneemt, dat het
langdurig bezoek van Reinhardt op
Craig's atelier van zeer grooten in
vloed is geweest op de eerste jaren
van Reinhardt's leiding in het Deutsche Theater;
waarmee niet gezegd wil zijn, dat Craig's bijzon
dere gaven door Reinhardt tot uiting zijn gebracht.
Die hebben behalve in Craig's beginjaren in Londen
bij de opvoeringen van Acis en Galathea" van Han
del, Dido en Aenëas" en Masque of love" van Pur
cell, op de samenwerking van Craig met Stanislawski
moeten wachten. De blijvende beteekenis van
Gordon Craig ligt niet zoozeer in de enkele voor
stellingen, door hem zelf tot stand gebracht, dan
wel in de nieuwe waarheden, die hij voorstond. Hij
toonde aan, dat de aanschouwelijke zijde van ver
tooningen in harmonie moet zijn met het innerlijke
gebeuren in de dramatische handeling en zich niet
mag beperken tot een uiterlijke tijd- en plaats
bepaling, die de fantasie van den toe schouwer ver
hindert zich in den geest der dramatische handeling
te bewegen.
DE KUNST VAN TAPIJTKNOOPEN
SEDERT, vijfduizend jaar geleden, Egyptische
kunstenaars in hun voorstellingen
weef.stoelen afbeeldden, is de techniek van het
handweven op dergelijke stoelen niet veel ver
anderd.
In het westen is de kunst van het handknoopen
echter, na een aanvankelijken bloei, pas zeer laat
her-ontdekt. En voor ons land kwam de herle
ving eerst omstreeks het begin van deze eeuw.
Veel is hierbij te danken aan het initiatief van
mevrouw Polvliet-van Hoogstraten, die, toen zij
in 1910 in Algiers was, daar getroffen werd
door de fraaie en kunstzinnige weefsels, en zich
dermate liet boeien, dat zij er langen tijd bleef, om
de geheele techniek van het tapijtknoopen meester
te worden.
Toen zij, oorspronkelijk voor haar genoegen,
deze voorbeelden zelf ging naknoopen, bleek er
voor dit werk zooveel belangstelling te bestaan,
dat daaruit de Hand-Tapijtknooperij Kinheim"
geboren werd, die later het praedicaat Koninklijke
verwierf.
Hier werden nu, in een groote lichte ruimte, op een
zich steeds uitbreidend aantal getouwen, de Per
zische en Chineesche tapijten, kussenovertrekken
e. a., zorgvuldig nageknoopt. Handwerk, zorg
vuldige keuze der kleuren, de oude motieven, gaven
aan deze tapijten de op geen andere wijze te
imiteeren schoonheid en bekoring der echte" modellen.
Met de nieuwere richtingen in de binnenhuis
architectuur, waarbij het ontworpen interieur
speciaal ontworpen kleeden eischte, schakelde de
tapijtknooperij Kinheim" gedeeltelijk over op de
moderne ontwerpen. Architecten, particulieren,
instellingen kwamen met speciale opdrachten, die
ieder hun eigen eischen stelden, waaraan deze
knooperij, die immers de oude beproefde techniek
beheerschte en nu ook de nieuwere mogelijkheden
overzag, kon voldoen.
De schoonheid van het handwerk is n.l. niet te
vervangen, niet met de meest geperfectionneerde
machines. Want juist de richting van den knoop, die
bij een met de hand geknoopt tapijt niet loodrecht op
de ketting staat, de onregelmatigheid van de hoogte
van het afknippen der geknoopte wollen draad, de
minime verschillen bij het vaster aanslaan van de
rijen knoopen en den inslag, en daarmee in de
plaatselijke dichtheid" van het tapijt, geven aan
een kleed het levende en warme, dat het tot een
kostbaar bezit maakt. Zoo werden zalen in het
Vredespaleis, verschillende departementen,
Nederlandsche gezantschappen in den vreemde, het
Gouvernementshuis in Maastricht, gebouwen van
groote maatschappijen, mailbooten, de Piet Hein"
en het paleis van het prinselijk paar ingericht met
deze speciaal vervaardigde tapijten.
PAG. II DE GROENE No. 3217
Een blik in het Gouvernementshuis te Maastricht