De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 28 januari pagina 3

28 januari 1939 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

v . ' s' 3* *-? K Kt; ' '1', D E G R O E N E A M S T E R DA M M E R OPGERICHT 1877 Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam - C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening : 72880. Gem. Giro G 1000. Abonnementen kunnen met elk nummer Ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd. 28 JAN. 1939 De verdediging van Nederlandsch-Indi Onze medewerker voor militaire zaken bepleit in dit artikel de instelling van een militair-verantwoord nhoofdig leider schap voor de defensie van ons koloniaal bezit, alsmede het opstellen van nieuwe grondslagen voor de verdediging van Nederlandsch-Indië". Een uitermate actu eel en belangrijk vraagstuk! AAN de regeling van het opperbevel voor de verdediging van Nederlandsch Indiëisten onzent tot dusver niet voldoende aandacht gewijd. Voor zoover bekend, is dit vraagstuk nim mer behoorlijk aan de orde gesteld. Waarschijnlijk wordt het opgelost geacht door de bepalingen der Indische staatsregeling, waarvan artikel 32 den gouverneur-generaal belast met het opperbevel over de Nederlandsch-Indische landmacht, en art. 31 met dat over de in N. I. aanwezige zeemacht be houdens haar administratieve betrekkingen tot het (moederlandsche) departement van defensie. Ten aanzien van de zeemacht schrijft laatstgenoemd artikel ook nog voor, dat hij beschikt over de schepen en vaartuigen en derzelver manschap in overeenstemming met de door den Koning gegeven voorschriften, zooals bij het meest oirbaar acht voor de belangen van Nederlandsch Indië". Schijnbaar is hierdoor het vraagstuk opgelost. Het zou echter een vergissing zijn indien men meende, dat door deze regeling de reëele moeilijk heden overwonnen waren. Uit den aard der zaak toch is het in geenen deele gewaarborgd, dat de gouverneur-generaal over de vereischte bekwaam heden beschikt om het opperbevel in oorlogstijd feitelijk uit te oefenen, leiding te geven aan de operatiën, de samenwerking der zelfstandige deelen der zeemacht te regelen, tegenstellingen tusschen verschillende bevelhebbers of adviseurs op te los sen, enz. Op zijn best is het opperbevel van den gouver neur-generaal ten aanzien van de Indische defensie op n lijn te stellen met het oppergezag van de Kroon over de Hollandsche weermacht. Even weinig als dit oppergezag voor de Hollandsche defensie een opperbevelhebber overbodig maakt, zoomin kan het formeele opperbevel van den gou verneur-generaal voorzien in de afwezigheid van een wezenlijken opperbevelhebber. Zelfs zou de Hollandsche defensie nog eerder in staat zijn het gemis van een opperbevelhebber te dragen dan de Indische, aangezien hier over meer ervaring en organen met deskundigheid ten aanzien van de uit oefening van het opperbevel beschikt wordt dan in Indië, dat ten deze gelijk te stellen is met onont' gonnen terrein. Het mag dan ook verwonderlijk heeten, dat dit gemis tot dusver vrijwel onopgemerkt kon blijven. HEEL duidelijk komt deze veronachtzaming tot uiting in de overigens uitmuntende studie van prof. mr. J. A. Eigeman over het opperbevel te land en ter zee in en buiten Europa, een studie, waarover in deze kolommen reeds eerder met waar deering gesproken is. De schrijver is diep door drongen van de behoefte aan eenheid van opvatting bij de defensie: boven de inleiding tot zijn studie plaatste hij een aanhaling van Jellinek, waarin Vielherrschaft im Kriege vom bel" verklaard wordt. En de inleiding zelf vangt aan met de stel ling, dat eenheid in de operatiën van de weermacht van het koninkrijk te land en ter zee in moederland zoowel als in Oost en West, de nood zakelijke, zelfs de allereerste voorwaarde is voor het welslagen van elke poging 's lands onafhankelijk heid te verdedigen en te bewaren". Dat deze schrij ver, na zulk een begin, niet slechts geen lans breekt voor een reëel opperbevel in Indië, maar zelfs met Restaurant DORRIUS N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam PLATS DUJOUR EN A LACARTE geen enkel woord rept over het ontbreken daarvan, mag waarlijk gelden als een teekenend symptoom van de veronachtzaming der behoefte aan zulk een opperbevel. Eenigszins zou aan het bestaan van deze leemte tegemoet gekomen kunnen worden door een duide lijke instructie omtrent de wijze, waarop de defensie gevoerd moet worden. Natuurlijk zou echter zelfs de best denkbare instructie in dat opzicht nog maar van geringe beteekenis zijn en allerminst in staat zijn het gemis geheel te vergoeden. Maar boven dien is de kwaliteit van hetgeen in dat opzicht voor de Indische defensie beschikbaar is, van zeer matig gehalte. Wij bedoelen de grondslagen voor de verdediging van Nederlandsch-Indië" vastgesteld bij Kabinets-rescript van 18 Mei 1927. Als aanwijzing voor het door den gouverneurgeneraal-opperbevelhebber te volgen defensie beleid, hebben zij buitengewoon weinig te beteekenen. Reeds de toon stelt te leur. Het is algemeen bekend dat de toon, waarin een opdracht of bevel geconcipieerd is, grooten invloed oefent op de wijze, waarop de opdracht of het bevel ten uitvoer zal worden gebracht. Uit dat oogpunt beschouwd zijn de officieele grondslagen al heel weinig geschikt eerbied af te dwingen. Zij dragen duidelijk den stempel van den tijd, waarin de overheid bevreesd was den schijn van militarisme op zich te laden. Het gevolg is, dat dit staatsstuk een aaneenschake ling geworden is van weinig zeggende mededeelingen en er als het ware voor terugdeinst de dingen bij hun naam te noemen. HET begint met het doel van de Indische weermacht aan te wijzen. Nu lijkt dat al dadelijk overbodige moeite. Voor iedere weermacht toch staat vast, dat zij voor de inwendige orde en voor de uitwendige veiligheid moet zorgen, en dat zij ook verder doet wat de regeering van haar verlangt. Dit staatsstuk maakt echter een uitzondering. Hoe wel het zich aandient als grondslagen voor de ver dediging" durft het in de aanwijzing van het doel de verdediging zelfs niet te noemen ! De politioneele taak: handhaving van de inwendige orde wordt vooropgesteld, en van de militaire blijft alleen over: vervulling van den militairen plicht als lid van de volksgemeenschap tegenover andere volken. Die laatste plicht wordt dan nog beperkt tot handhaving der neutraliteit en deelneming aan een gemeen schappelijke actie met anderen. Dat de weermacht ook nog wel eens geroepen kan worden wat voor het eigen volk te doen b.v. door het grondgebied te verdedigen, wil de Regeering in dit staatsstuk nauwelijks bekennen. Zij spreekt hals starrig van neutraliteitshandhaving". Zelfs een landing op Java brengt in haar gedachtengang ons land niet in oorlog: het leger moet op Java nog slechts voor neutraliteitshandhaving" zorgen l Eerst in het allerlaatste punt 8 blijkt de regeering toch bedacht te hebben dat er iets meer noodig kan zijn. Zie echter hoe aarzelend en verontschuldigend zij daartoe overgaat: Indien Nederlandsch-Indi ondanks het ernstig pogen om buiten den oorlog te blijven, daarin toch betrokken wordt, zal de aan wezige weermacht met voorhanden middelen zich zoo goed mogelijk tegen elke bezetting van ons grondgebied verzetten, in afwachting van den steun, die ons mocht worden verleend". ? Blijkbaar was zij bij het opstellen van dit punt al weer vergeten hoe schijnbaar vermetel zij in de omschrijving van de taak der weermacht de mo gelijkheid heeft aanvaard van een deelneming aan een gemeenschappelijke actie met anderen". Ontegenzeggelijk toch kan zulk een actie ons in een oorlog betrekken zonder het ernstig pogen om daarbuiten te blijven", dat artikel 8 als voor waarde stelt voor het verzet van de weermacht. Laten wij hopen, dat de weermacht zich niettemin voor dat verzet zal laten vinden, al verlangen de grondslagen het in zoo'n geval niet van haar. De strekking van het geheele stuk schijnt minder te zijn, leiding te geven aan de Indische defensie dan wel de daarvoor benoodigde uitgaven te be perken, n.l. door deze te binden aan de destijds be reikte fractie der inkomsten, zoomede door da sterkte van de zeemacht en de grenzen der uitrus ting ongeveer aan te geven. Vandaar dat in dit staatsstuk verschillende opmerkingen zijn opge nomen, die uit het oogpunt der verdediging bepaald banaal klinken. Zoo b. v. de mededeeling bij de opdracht van de politioneele taak van het leger, dat dit daartoe berekend en uitgerust moet zijn ! Hetzelfde geldt van de bepaling, dat de deelneming aan een gemeenschappelijke actie geschieden moet met de beschikbare middelen, en dat de vloot bij haar medewerking tot de politioneele taak gebruik moet maken van de middelen, die zij heeft voor de militaire taak. Ook voor dit beperkte doel hebben echter de grondslagen hun beteekenis verloren. De frac tie" die niet overschreden mocht worden, bedroeg ongeveer 21 pCt: ze is thans bijna 26 pCt. En de sterkte der vloot is belangrijk uitgebreid boven het in deze grondslagen voorgeschreven minimum. ALS geheel is dit slappe staatsstuk den nazaten van J. Pz. Coen onwaardig. Terecht noemde de heer Tilanus de grondslagen niet meer passend op dezen tijd". Minister van Dijk onderschreef in zijn antwoord deze qualificatie, maar meende toch, dat zij voldoende ruimte laten voor de thans gevolgde defensiepolitiek''. Alsof het daarom te doen was ! Van dat stand punt gezien bezorgen zij inderdaad weinig last. Maar alleen doordat de regeering de vrijheid neemt zich de noodige ruimte.... buiten de grondslagen te ver schaffen: Op die manier is er niet veel kunst aan, om met verouderde grondslagen te werken. Het gaat er echter niet om of de grondslagen aan de regeering de noodige ruimte laten. Voor de regee ring zijn ze in het geheel niet noodig: deze wordt geacht haar defensie-politiek zelf wel te kunnen vaststellen zonder voorlichting van een onder een vroegere regeering tot stand gekomen Koninklijk Besluit. Anders is het met den gouverneur-generaal. Bij gebreke van een militair opperbevel zou het voor dezen van belang zijn, indien hem althans eenige deugdelijke richtlijnen voor het defensie beleid verstrekt waren. In dat opzicht geven de grondslagen echter niet de minste houvast. Over het beleid bevatten zij slechts banaliteiten: dat te lande het leger de hoofdzaak is, en te water de vloot, is voor de meeste menschen geen nieuws, zelfs al hult men deze mededeeling in den vorm dat op Java het leger voor de neutraliteitshandhaving moet zorgen met steun van de vloot, en dat daar buiten de vloot die taak vervult, op de bijzonder kwetsbare punten (Balikpapan en Tarakan) bij gestaan door het leger. En bij deze regeling wordt dan nog vermeld, dat zij alleen geldt voor de vast stelling van organisatie en uitrusting, en dat zij den gouverneur vrij laat in zijn beleid. Voor het defensiebeleid in Tri^Jj.f^igorwaar nog wel wat meer noodig dan vrijheid voor een G.G. die ten aanzien van dat beleid volkomen incompetent kan zijn. Moeilijke vraagstukken als het gebruik van de luchtmacht, de samenwerking van de luchtvloten van land- en zeemacht, de taak-verdeeling tusschen deze beide, enz. worden in de grondslagen niet aangeroerd. De luchtmacht wordt er zelfs in het geheel niet genoemd, behalve dan door de bloote vermelding van de maritieme luchtmacht als onderdeel van de zeemacht. De aangewezen defensie-adviseurs voor den G.G. zijn de beide hoogste chefs van land- en zeemacht, die echter over sommige moeilijke vraagstukken verschillend kunnen denken en dat zelfs plegen te doen. De G.G., die alle ervaring en inzicht in mili taire zaken kan missen, zal dan wel moeten be slissen. Kortom, ten aanzien van de Indische defensie ontbreekt de nhoofdige leiding, ontbreken ook een organisatie en zelfs een instructie om althans eenigermate dat gemis te vergoeden. Het is hoog tijd daarin te voorzien, al is het, om te beginnen, maar door een regeling bij algemeenen maatregel van bestuur van al hetgeen betreft de verdediging van het grondgebied van NederlandschIndië", gelijk voorgeschreven is in art. 91 van de Indische staatsregeling. champagne krug t rv KI KI t c; *.? 7Onw^ n B O N l N H F N ^* F. O N N E S PAG. 3 DE GROENE No. 3217

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl