De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 4 februari pagina 10

4 februari 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven Victor E. van Vriesland. Een sleutel tot NU, goed vijftien jaar na den dood van Marcel Proust, zijn er planken vol litteratuur over hem ontstaan. Een grondige studie van dezen auteur vergt jaren. Niet, omdat zijn levenswerk de zestien dikke deelen van zijn omvangrijken ro man A la Recherche du Temps perdu" zoo moeilijk verstaanbaar, maar omdat het zoo inge wikkeld en zoo enorm uitgebreid is. Proust heeft felle aanhangers of felle tegenstanders; men kan moeilijk onverschillig tegenover hem blijven, omdat zijn geschriften, en zijn figuur, den lezer dwingen partij te kiezen vóór of tegen den auteur, om redenen die wij straks zullen zien. Maar beiden, voor- en tegenstanders, hebben gemeen, dat velen van hen, door de bovengenoemde omstandigheden, dit onaf zienbare ceuvre nooit in zijn geheel gelezen hebben... De eigenaardigheden van Proust's leven zijn over bekend, maar ik wil er hier even in 't kort aan her inneren terwille van beginnende lezers, en omdat er blijkens de vele publicaties op dit gebied een soort van Proust-réveil gaande is dat op een hernieuwde belangstelling wijst. Het geheele leven van dezen zeldzaam vruchtbaren schrijver is overschaduwd door de bedreiging van een altijd zwak gestel en den angst "voor de plotselinge, hevige asthma-crises die elk oogenblik konden optreden. Op zijn negende jaar kreeg hij zijn eersten aanval. Aan de middelbare school en de universiteit moest hij zich zeer in acht nemen. Omstreeks 1900 begon hij zijn eerste boeken voor te bereiden, voorafgaand aan zijn grooten roman cyclus, voor welken laatsten hij echter reeds, ge duldig en nauwkeurig, een ontelbaar aantal opteekeningen maakte. Hij nam in die jaren levendig deel aan het mondain verkeer in de uitgaande en adellijke kringen van Parijs, waarmede hij door tal van intieme vriendschappen was verbonden. Zijn fabelachtig geheugen en psychologisch door dringingsvermogen stelden hem in staat, in dit milieu reeds de stof te vinden voor zijn latere reeks A la Recherche du Temps perdu", dat men echter vooral niet als een sleutelroman" mag beschouwen, maar dat integendeel een volkomen nieuw, en in vele opzichten met alle traditie brekend verschijnsel in de Fransche romankunst zou worden. Niemand van hen, die in deze jaren Proust hetzij bij name kenden hetzij schier dagelijks met hem omgingen, vermoedde in den beminnelijken jonge man het geweldig litterair genie, dat hij later aan den dag zou leggen. Men beschouwde hem als een fijnbeschaafd, ietwat snobistisch, zeer rudit maar niet erg belangrijk schrijvertje. Hoe ver hij, door innerlijken afstand en scheppend, herscheppend ver mogen, uitrees boven de veelszins beuzelachtigleeghoofdige, decadente society, waarin hij zoo vol komen scheen op te gaan, kon toen nog niemand weten. Allerminst die society zelf, welke, door hem grootsch vereeuwigd, zonder hem allang voorgoed vergeten zou zijn. IN 1910 kwam de fundamenteele omkeer in zijn bestaan. Hij sloot zich, door zijn ziekte gedwon gen, voor de rest van zijn leven op, en staakte allen mondainen omgang; slechts enkele vertrouwde vrienden ontving hij nog. Hij leefde alleen maar nog voer zijn werk; een oude dienstbode verzorgde hem, meestal was hij bedlegerig. In koortsachtig tempo ontplooide hij de formidabele activiteit, nooOUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) T l KOT l N DEN HAAO - NASSAUPLEIN 6 EASTERN ART Permanente tentoonstelling van MODERNE SCHILDERIJEN Jos. Lussenburg Boschweg, Nunspeet KUNSTHANDEL G. f. NIEUWENHUIZEN SEGAAR Anna Paulownastraat 107- Den Haag Tentoonstelling tot 18 Febr. Werken van CH. TOOKÜP dig voor een kwantitatief en kwalitatief zoo groot werk; want hij voorvoelde zijn vroegen dood. Uit kwam hij niet meer, tenzij een hoogst enkele maal des nachts in een geheel gesloten rijtuig, want de buitenlucht verdroeg hij niet. Hij gaf zich geheel aan zijn bovenmenschelijken arbeid; toen de pen hem ontviel, was de laatste bladzijde voltooid. Wie zich in Proust's werk een machtig, om vattend Balzaciaansch monument verdiept heeft, vindt een menschelijk en letterkundig belangrijke aanvulling voor zijn kijk op dezen schrijver in de deelen brieven van zijn hand, posthuum door ver schillende auteurs gepubliceerd. Eerst thans is een nuttig en vruchtbaar gebruik van deze brieven mo gelijk geworden, door het uitkomen van het zeer verdienstelijke proefschrift van dr. Pierre Raphael: Introduction a la Correspondance de Marcel Prcust; Répertoire de la Correspondance de Proust. (Editions du Sagittaire. Paris). Het werk bevat, behalve een handig, naar de onderwerpen gerangschikt en hier en daar van kleine karakteristieke citaten voorzien repertorium op de briefwisseling, mitsgaders een volledige bibliografie daarvan, een zeer verhelderende studie over Proust's correspondentie. Zij onderscheidt drie groepen: zakenbrieven, mondaine brieven en brieven waarin Werner Heinen. De Bruine Dood. Een geschreven en geteekende roman van een Wezel. Ingeleid door Jan Vriends. (Uitgeverij de Toorts. Heemstede) Vele jongere en ook oudere lezers zullen den ro man White Fang van Jack London kennen, en als zij hem niet kennen moeten zij zich haasten hem te lezen. Dat is een klassiek specimen van een roman, waarin een dier de hoofdfiguur is. Het bizondere eraan is, dat aan White Fang, een kruising van een wolfshond en een wolvin, geen menschelijke eigen schappen of gevoelens toegedicht worden, gelijk zoo vaak in dergelijke boeken geschiedt, en b.v. ook in de oude Reinaert-legende van Willem, en in de boeken van Waldemar Bonsels. Daardoor verkrijgt het verhaal een aangrijpende levenswaarheid, en ook het groote talent van den schrijver, dat zich hier soberder en zuiverder uit dan in vele van zijn andere boeken, maakt dezen eens zoo vermaarden roman, die helaas door het opkomend geslacht vergeten schijnt te worden, tot een waar kunstwerk. Een recenter voorbeeld van een modernen dieren roman, maar geheel anders, is het prachtige Lady into Fox, van D. Garnett. Dat is veel fantastischer, en tracht juist, op zeer diepzinnige wijze, de psyche van een vrouw in een dier, een vos te projecteeren, en omgekeerd. Een klasse minder zijn weer de wel aardige, vooral bij de jeugd geliefde dierverhalen van James Oliver Curwood, waarvan b.v. vooral Kazan de Wolfshond groote populariteit verwierf, en die van William Long. Het genre is nu onlangs voortgezet met de fraai verzorgde uitgave die vóór ons ligt, vertaald en ingeleid door Jan Vriends, en met 133 teekeningen verlucht door W. Boer Leffef. Natuurliefhebbers krijgen hier op boeiende wijze een kijk op het dierleven, dat zich op onze woeste gronden afspeelt. Zonder overbodige romantiek een gevaar voor dit soort werk , reëel maar toch niet nuchter, laat het verhaal ons intiem meel. ven met het bestaan en den ondergang van den bruinen we zel Tiek en de vele dieren, die hij ontmoet. Dit tegelijk onderhoudende en leerrijke werk, royaal en aantrekkelijk uitgegeven, zal stellig zijn weg wel vinden. Pierre Kemp. Fugitieven en Constanten. (?Veldeke". Maastricht) Voor het werk van den Limburgenaar Pierre Kemp heb ik een zoodanig zwak, dat ik altijd op mijn hoede ben geweest voor mijn waardeering ervoor. Ik heb mij dikwijls afgevraagd of misschien een persoonlijke voorkeur maakte, dat ik deze kleine gedichten overschatte. Daarom deed het mij veel genoegen te zien, dat Vestdijk ze op zijn minst zoo hoog stelt als ik. De in dit bundeltje bijeengebrachte kleine gedich ten zijn slechts een gering gedeelte van het zeer groote aantal, dat Kemp geschreven en deels in tijdschriften gepubliceerd heeft. Hoewel hij tot een oudere generatie behoort, draagt zijn poëzie bij uitstek het kenmerk van wat men modernistisch noemt. Dit is overigens misschien geen toeval, daar immers juist dit modernisme alreeds beschouwd kan worden als te behooren bij een vorig geslacht. Marcel Proos hij over zijn werk schrijft aan letterkundige critici. De afzonderlijk behandelde correspondentie met Proust's besten vriend, den dichter Robert de Montesquiou, heeft slechts betrekking op de geestelijke en psychologische motieven die hen beiden inte resseeren. In een intelligente analyse van den aard der brieven geeft de auteur een bijdrage tot de kennis van Proust's boeiende, veelzijdige en raadselachtige persoonlijkheid. Hun schier behaagziek-vleiende charme duidt op Proust's behoefte, zich door anderer instemming en sympathie bevestigd te weten, maar ook, in die anderen dissociatief op te gaan en geheel zichzelf te verliezen. Vandaar hun hier boven reeds gesignaleerde eigenschap, dat zij den correspondent, en ook den gewonen lezer, tot een pro of contra dwingen. Een zelfde behoefte dus aan radicale en desnoods onredelijke solidariteit in de vriendschap, als E. du Perron een kritiekenbundel Vriend of Vijand" deed noemen. Een enorme figuur als Proust heeft slechts zestien jaar na zijn dood nog geen definitieve gestalte aan genomen tel qu'en lui-même enfin l'éternitéIe change". Een stap verder echter in die richting heeft de interessante dissertatie van Pierre Raphael ons stellig gebracht. Toch heeft Kemp's modernisme een groote origi naliteit en een geheel eigen toon. Voor het overige zijn deze gedichten verwant aan de geesteshouding van het surrealisme, gelijk wij naar aanleiding van de Amsterdamsche sarrealistische tentoonstelling in dit blad hebben betoogd, en ook wel met de nieuwe zakelijkheid. Deze zeer muzikale poëzie drijft voornamelijk op haar associeeren, haar imagineeren, haar groot visueel vermogen en de kundige woord-ontdekkin gen die verwerkt worden in een speelsche nonsense" gelijk voornamelijk bij sommige Engelsche dichters, maar toch ook bij Morgenstern gevonden wordt. Alleen met de beste stukken uit het werk van Giza Ritschl is zij voorts te vergelijken, indien deze uiterst zorgvuldig uit de veel te groote hoeveel heid geschift zouden worden. Kemp schrijft een rijke, gevoelige, uiterst beknopte poëzie van een soort, waarin hij in ons land vrijwel alleen staat. Het is te hopen, dat hij nog eens een omvangrijker keuze uit zijn uitgebreide oeuvre zal uitgeven. Dr. J. de Graaj. Le Réveil littéraire en Hollande et Ie naturalisme francais (iSfio?rooo). (Amsterdam. H. J. Paris. Paris. A. Nizet et M. Bastard.) Een proefschrift op het gebied van de verge lijkende litteratuurhistorie verschijnt niet eiken dag, en wanneer het zoo belangwekkend is als dit, verdient het bizondere aandacht. De invloed van Zola en het Fransche naturalisme op onze Tachti gers betrof niet alleen de voor die dagen nieuwe en groote vrijmoedigheid in de keuze der stof. Ook de beschrijvende detailkunst kwam overeen met een typisch Hollandsche ontvankelijkheid voor kleine, kenschetsende onderdeelen en bizonderheden. Het sociaal" pessimisme uit onze romankunst uit die periode, gegrond op deernis en verzet, vond eveneens steun in de vooraanstaande Fransche schrijvers en in de elementen van romantiek, die hun nog waren bijgebleven. Uitvoerig gedocumenteerd en zoo volledig mogelijk onderzoekt de heer De Graaf, hoe deze invloed zich in onze litteratuur voordeed, en op welke wijze zij hem zelfstandig verwerkte. Terecht neemt hij aan dat in 1900 de beweging reeds weder ten einde was. Overigens is in de letteren het begrip invloed iets betrekkelijks, waarover men lang kan filoso feeren zonder veel wijzer te worden. De Fransche zucht tot documenteering is bij ons veelal omge slagen in een veel te uitgesponnen detailleering en een psychologische ontleedzucht, waaraan elke handeling" kwam te ontbreken. De Fransche romanschrijvers bleven objectiever; terecht con cludeert de auteur dan ook, dat een Heyermans en Querido niet, gelijk zij, werk voor de toekomst konden tot stand brengen. De Graaf heeft een zeer zware taak uitnemend volbracht. Hij is niet blijven steken in zijn uiterst overvloedig materiaal. Men kan in bijzakelijke oordeelvellingen wel eens van des schrijvers meening afwijken. Maar ook dan moet men toegeven, dat hij allen ook niet-specialisten aan zich ver plicht heeft, wien de kennis der litteratuurweten schap ter harte gaat. PAG. 10 DE GROENE No. 3218

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl