Historisch Archief 1877-1940
Een pak van ons hart!
MET trillende vingers hadden
wij Maandagavond de radio
aangezet om naar de redevoering
van den Duitschen rijkskanselier
te luisteren. Immers,
buitenlandsche kranten hadden ons over
stelpt met berichten over troepen
concentraties aan de
Nederlandsche grens. Er waren zelfs
goed-ingelichte personen die met
aan zekerheid grenzende waar
schijnlijkheid wisten te voorspel
len, dat op 15 Januari j.l ja,
dat was de dag.... je zult het
zien....
De 156 Januari ligt intusschen
reeds drie weken achter ons....
Nu heeft men 15 Februari uit
verkoren. . . .
Dwaze pessimisten ! Zwartkij
kers ! De Duitsche rijkskanselier
heeft verklaard, dat hij volkomen
tevreden is met de grenzen in het
Westen. O zoo !
Geheel gerustgesteld zijn wij
gaan slapen. Het was een pak van
ons hart.
In den droom werden wij
's nachts teruggevoerd naar den
21 sten Mei 1935. Wij hoorden
Hitler in den Rijksdag verklaren:
Duitschland verlangt zich niet
met de binnenlandsche gebeurte
nissen van Oostenrijk te bemoeien,
noch Oostenrijk te annexeeren,
noch een Anschluss" tot stand
te brengen." Vervolgens hoorden
wij generaal Göring twee dagen
nadat de Anschluss" tot stand
was gebracht, Tsjecho-Slowakije
de verzekering geven, dat Duitsch
land ten allen tijde de
souvereiniteit van dien staat zou eerbiedigen.
Onaangename droomen... .
TER zake: wij zijn nog steeds
de meening toegedaan, dat
het onverantwoordelijk is het
Nederlandsche volk bevreesd te
maken voor het verlies van zijn
zelfstandigheid. Het zou echter
dwaas zijn, die meening te ba
seeren op uitingen van leidende
personen uit onzen nabuurstaat.
De geschiedenis van de laatste
jaren heeft immers menigmaal
aangetoond, dat hun de uiting
van Talleyrand niet geheel is
ontgaan: dat de woorden er zijn,
om de gedachten te verbergen.
De gretigheid waarmee de Neder
landsche pers zich op de belofte
van den rijkskanselier heeft ge
stort, is begrijpelijk en te ver
ontschuldigen. Of zij gerechtvaar
digd mag heeten is een andere
vraag.
Laat ons voor die vraag niet de
oogen sluiten. Een volk dat de
moed verliest, de werkelijkheid
te zien en de waarheid uit te
spreken, delft zijn eigen graf.
De grenzen in de luchtvaart
Mr. L. H. Slofemaker, Alg. Secretaris der K.L.M.
VOOR het vliegtuig bestaan geen grenzen,
wordt wel eens gezegd. Niets is minder
waar, althans voor zoover het betreft de
verkeersluchtvaart.
In den laatsten tijd is wol duidelijk gebleken,
hoe de techniek met sprongen is vooruitgegaan en
welke mogelijkheden de luchtvaart thans reeds
biedt. De groei van het jongste verkeersmiddel
wordt dan ook niet zoo zeer geremd door technische
problemen als wel door moeilijkheden van politikken
aard. Helaas is de luchtoceaan, dio de aarde om
ringt, niet de vrije zee, waarop de scheepvaart zich
in vroeger tijden zoo heeft kunnen ontplooien.
Nu ondervindt de sportvliegerij nog het minst
belemmeringen op politiek gebiad. Dit neemt niet
weg, dat in het algemeen een sportvlioger, die oen
uitstapje naar het buitenland wil makoii, liet nog
niet zoo gemakkelijk heeft als een automobilist.
Beide hebben gemeen, dat zij zich moeten voorzien
van een carnet in. verband met, de vrijstelling van
het betalen van invoerrechten; een bijzonder in
ternationaal vliegbewijs is daarentegen niet noodig;
men kan volstaan met het door het land van inwo
ning afgegeven bewijs van geschiktheid. Wat af en
toe moeilijkheden kan veroorzaken is hot feit, dat
nog voor 14 landen in Europa en vrijwel voor allo
landen buiten Europa, een voorafgaande toestem
ming om over te vliegen 011 te landen vereischt is;
dit beteekent formaliteiten eii vertraging. Immers
do uitgebreidste gegevens omtrent vliegtuig,
inzittenden, de te volgen route, doel van de vlucht,
enz. moeten worden overgelegd, dikwijls langs
diplomatieken weg. Daar deze laatste weg niet
steeds de snelste is, bestaat kans op vertraging
en hooge telegramkosten.
De eventueel benoodigde vergunning is niet het
eenige, waaraan de sportvlieger moet denken;
onderweg dient hij verboden zones te vermijden.
Hij moet soms een bepaalde route volgen, mag bij
het binnenkomen, alleen landen op terreinen, waar
douane aanwezig is, dient daar zijn logboek ter
afbeekening in te leveren, enz. Ook worden er af en
toe de vreemdste formulieren ter invulling voorge
legd: zoy zijn er, waarop gevraagd wordt of er ge
durende de vlucht aan boord van het vliegtuig een
misdrijf is gepleegd, of men een piano bij zich heeft,
die men wenscht in te voerou, enzoovoort.
Nu ontleent het luchtverkeer zijn waarde aan
het versnellen van de verbinding tusschen de ver
schillende landen, het vergemakkelijken van het con
tact en dus het dichter bij elkaar brengen van de
volkeren. Hoe sneller de vliegtuigen worden, des
te meer kan dit doel worden verwezenlijkt. Indien
men bedenkt, dat men in het volle seizoen een
dagverbialing heeft tu?schcn Londen en. Warschau,
Madrid en Malmö, Amsterdam on Algiers, dan blijkt
wel, dat do luchtvaart in. wezen, internationaal is.
als zoodanig haar grooto waarde heeft, doch tevens
zeer gevoelig kan zijn voor bclemmeiiiigen in haar
NU Of NOOIT
Zie den bon op pagina 18
vrije vlucht, opgeworpen door de over te vlie
gen landen. Bewegingsvrijheid is een eerste voor
waarde voor een gunstige en voorspoedige ont
wikkeling; alleen dan kunnen nieuwe gebieden
worden geëxploreerd en ook alleen dan is er do
mogelijkheid, dat het jongste verkeersmiddel zich
zelf bedruipt.
BEWEGINGSVRIJHEID echter past zeer
slecht in de huidige wereldorde, waarin be
lemmeringen, door het eene land opgeworpen,
onmiddellijk weerklank vinden in soortgelijke res
tricties in andere staten. Het is zeer te betreuren,
dat ook de luchtvaart door deze mentaliteit in
haar ontwikkeling geremd wordt, juist op een
oogenblik, dat zij door verbetering van de techniek
eii de grondorganisatie, door do perfectionneering
van de radio, de verlaging dor tarieven, de meerdere
snelheid en do daarmede samenhangende ver
hoogde frequentie, tal van nieuwe mogelijkheden
opent.
Die rem wordt gevormd door het instituut van
de voor de opening van eon niotiweri dienst vooraf
te verkrijgen vergunning. Weliswaar is deze eisch
in het Luchtvaartvordrag van Parijs, waarbij 30
lauden zijn aangesloten, facultatief gesteld; de
praktijk wijst echter uit, dat men van dit machtige
wapen ter bevordering van vermeend eigenbelang
zeer ongaarne afstand doet. Nu is op zichzelf het
systeem eener voorafgaande autorisatie niet vreemd;
do luchtkolom boven eon staat immers is onder
worpen aan de souveroinitoit van dien staat. Ecu
vergelijking met de vrije zee gaat niet geheel op.
want in de lucht is er in velerlei opzicht verband
met het onderliggende grondgebied.
Dit verschil wettigt dan ook maatregelen, b.v.
op het gebied der veiligheid, openbare gezondheid,
politie en douane. En nu zou een redelijke vrijheid
van luchtverkeer heel goed mogelijk zijn als men
bij het al of niet verleenen der toestemming en het
stellen der voorwaarden slechts met dezo factoren
rekening hield. Dit is echter niet het geval; men
ziet herhaaldelijk, dat geheel andere overwegingen.
meestal van nationalistische!! aard, oen groote
rol spelen. Do luchtvaartmaatschappijen ont
vangen namelijk voor hot overgroote doel nog
staatssubsidie en door nu zoo min mogelijk con
currentie toe te laten, meent luon eigenbelang te
dienen.
Het is echter de vraag of dit juist gezicri is.
Immers, de luchtvaart kan zooals wij reeds
zeiden alleen dan tot volle ontplooiing komen
en is alleen dan iii staat hot stadium dor rentabiliteit
te bereiken en dus subsidieoring onnoodigtemaken.
indien het over grooto afstanden oen goed snel
verkeer kan scheppen. Eerst aldus komen de
mogelijkheden 011 voordcelon voldoende tot hun
recht. Een land, dat do eigen luchtvaart groot en
rendabel wil maken, dient zich dus te verzekeren
van de uoodige bewegingsvrijheid voor zijn
handelsluchtvaartuigon, doch kan daar vanzelfsprekend
geen aanspraken op doon gelden als het riict zelf
zijn luchtruim voor andere staten openstelt.
Hopen wij. dat men dat internationaal spoedig
zal inzien !
Oorlog tus
TOT dusver plachten oorlogen te beginnen
met een inval van het leger van een der
partijen in het gebied van de andere. Zóó
is het gegaan in 1914 en in de lange reeks van oor
logen, die daarop gevolgd is. Het is niet onmogelijk
dat een eventueel gewapend conflict tusschen
Frankrijk en Italiëeen verandering zal inluiden.
De kracht van de verdediging is nl. in den modernen
oorlog zoo groot geworden, dat alleen een veel
voudige overmacht den aanval kans van slagen geeft.
Een poging tot overvalling van de tegenpartij zou
hierin weinig verandering brengen. In de gegeven
omstandigheden zou bovendien het element der
verrassing daarbij ontbreken. De betrekkelijk
zwakke gemotoriseerde strijdmacht, waarmee zulk
een overval wordt ondernomen zou dan ook groot
gevaar loopen voor den afzender verloren te
gaan.
Van Frankrijk is zeker niet te verwachten, dat
het zijn leger tot den aanval zal doen overgaan.
Reeds alleen de onveiligheid van zijn grenzen met
andere landen moet het daarvan weerhouden: Zelfs
indien Duitschland en Spanje aanvankelijk buiten
het conflict blijven zal het toch met de kans op een
aanval van die zijde rekening moeten houden en
dus de landgrenzen over de geheele lengte moeten
bewaken.
Ook Italiëzal verstandig doen door zich te land
tot het defensief te bepalen. Mocht het zich in on
stuimig enthousiasme laten verleiden tot een poging
om de leuze naar Parijs" in toepassing te brengen,
dan zou het aan de grens reeds op groote moeilijk
heden stuiten. De grens met Frankrijk (300 km)
toch, wordt gevormd door de West-Alpen, waarvan
de karn in het algemeen in Fransche handen is.
De toegangen tot Frankrijk zijn stevig gegrendeld:
De Deensche kolonel Carstensens heeft reeds in 1934
op grond van een persoonlijke verkenning verklaard.
dat dit deel der Fransche grenzen zoo goed als
volledig versterkt was. De vier hoofdwegen naai
Nice en de spoorbaan Coni-Sospel-Nice zijn gelar
deerd" met kazematten. Volgens Duitsche opgaven
ligt er achter deze grens een uitgestrekte linie van
moderne of gemoderniseerde versterkingsgroepen,
die langs de Middellandsche zee voortgezet wordt
met enkele oudere werken en de moderne
fortificaties van Toulon en Marseil'e
NIETTEMIN zullen de legers op een gegeven
moment toch waarschijnlijk den strijd met
elkander moeten aanbinden om tot een beslissing
te komen zij het in een latere periode van den
oorlog, nl. als er reden is voor het vermoeden, dat
een van de partijen voldoende geschokt is bv. door
de bombardementen van de luchtvloot. Een verge
lijking van de beide legers is daarom van belang.
De reputatie van het Italiaansche leger was
tijdens den wereldoorlog niet groet, veel lager dan
die van het Fransche. Sedert dien heeft Mussolini
het Italiaansche volk gemilitariseerd. In Abessini
heeft het leger groote volharding getoond; het heeft
daar en in Spanje ervaring kunnen opdoen met
de nieuwste strijdmiddelen; de berichten uit Spanje
over de Italiaansche hulptroepen zijn ondanks
haar falen bij Guadalara niet ongunstig.
Hoe dit echter zij, het Fransche leger doet in
kwaliteit stellig niet onder voor het Italiaansche.
PAG. 4 DE GROENE Ne.321B