De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 11 februari pagina 10

11 februari 1939 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Ue moderne Jriescne letterkuncL J. Piebenga HOEVEEL niet-Friese Nederlanders zouden, met het oog op letterkundige of filologische studie, zich de moeite hebben getroost het Fries te leren verstaan en aanvoelen? Zouden de Fins-Oegrische en de Eskimo-talen bij hen niet ver de voorkeur hebben en brengen de leraren Nederlands hun discipelen niet aannemelijker wijsheden bij betreffende het Neger-Hollands, dan over het Fries? Hoevelen, van wie men iets anders zou verwachten, vergenoegen zich niet met het debiteren van de meest-algemene goedkoopheden over Friese beweging en cultuur? Zit achter dit alles niet deze ene oorzaak: de onverschilligheid, de zekerheid dat het daar bij die boeren toch wel niet veel zaaks zal zijn en dat het bovendien toch maar een folkloristische dialectbevordering betreft? En geeft ten slotte de houding van talloze Friezen buiten Friesland, (degelijke lui in hun vak, wat naïef trots op hun afkomst en wat sentimenteel in hun volksverbondenheid, maar overigens met de mond vol tanden staand, wanneer men ze dieper over eigen taal en geschiedenis ondervraagt), daar niet gerede aanleiding toe ? En ondertussen betuigt dr. J. A. Nederbragt in z'n laatste boek: ,,De Friezen behooren tot de beste, hechtste en trouwste elementen van ons volk", vermoedt Anthonie Donker dat de Friezen het begaafdste deel der natie vormen en erkent mr. dr. W. Verkade in zijn Gemeenebesf'-artikel grif en gulhartig de practische consequenties van de reeële verschillen tussen Friezen en Hollanders. De Fries boven het Zuidermeer krijgt ineens zoveel waardering te ondergaan, dat hij van schrik Bertram in zijn Nornenbuch" nafluistert: Süden ist Tod". Maar, al weet de Fries dat hij zichzelf helpen en redden moet, tóch kan hij dat erebetoon op prijs stellen; het kón eens slapende instincten in sluimerende volksgenoten wakker maken, het zou eens de voorbode kunnen zijn van meer begrip en inschikkelijkheid t. o. v. de wensen van het Friesnationaal program, van een begrijpende houding, zoals de Regering o. a. in 1937 aannam door de wetswijziging, die de invoering van het Fries als leervak op de lagere school mogelijk maakte. Ja, in de grond van zijn hart meent de Fries zelfs een missionaire roeping in het rijksgeheel te moeten vervullen; zijn verantwoordelijkheidsgevoel betreft immers zo vaak meer de anderen dan zichzelf; zijn loyaliteit tegenover Holland" i's werkelijk even wijd, als zijn onbewuste of bewuste afkeer van dat land diep. Waarom de variatie dan niet te wagen: Door het Friese wezen, zal het Rijk genezen" ? Waarom zou er niet weer eens, als in de vroege OUDE EN NIEUWE KUNST (Adv.) Tl KOT l N DEN HAAG - NASSAUPUEIN 6 EASTERN ART Permanente tentoonstelling van MODERNE SCHILDERIJEN JOB. Lussenburg Boschweg, Nunspeet D. A. Hoogendijk & Co. Keizersgracht 640 b ij de Vijzelstraat AMSTERDAM OUDE SCHILDERIJEN John Radecker tentoonstelling Kunstzaal Van Lier tot en met Donderdag a.s. Middeleeuwen, een Friese expansie kunnen ont staan ? Verleden jaar is het Groot-Fries congres al in Medemblik saamgekomen .... DEGENE, die het Friese geestesleven enigszins kent, zal de ernst in deze woorden aanvoelen en het zal hem niet moeilijk vallen, bewijsmateriaal ervoor uit de sociale en kerkelijke beweging van de I9de eeuw aan te halen. Wie met de Friese literatuur bekend is, weet, dat daar zeer sterk een element in leeft, dat in de Nederlandse letteren haast niet ontdekt kan worden en dat toch onmisbaar voor de levensvatbaarheid daarvan schijnt te zijn: de strijd om het nationale zelfzijn, het zoeken naar de richting van de eigen geschiedenis. Zó bezien, lijkt het aandacht vragen voor de Friese letterkunde alleszins gerechtvaardigd. Als elke Scandinavische roman waard is in Holland ver taald te worden, mogen we die aandacht zelf s opeisen. Het zou ons te ver voeren, wanneer we hier nagingen welke tijdsstromingen invloed op de moderne Friese literatuur uitoefenden en welke vervorming die daarbij onderging. In het algemeen kan gezegd worden, dat de Friezen zich nog steeds bijzonder gevoelig voor het romantisch sentiment betonen, wat niet verhindert, dat het boerse realisme springlevend en productief is. Een typisch verschijn sel is ook, dat de boer en zijn bedrijf de laatste jaren steeds meer binnen de grenzen van het beschermd domein zijn getrokken. Zakelijke, cynische verzen worden er bijna niet geschreven; het gelukt toch niet ze als poëzie gewaardeerd te krijgen, evenmin als dit met het cerebrale vers het geval zou zijn. Over 't geheel wordt de techniek van het gedicht met liefde beoefend. Na de reactie van de z.g. Jongfriezen op het igde eeuws volkstoneel is er thans weer een terugkeer merkbaar; er wordt naar dan experimenteren is men nog niet. Van het proza zou hetzelfde te zeggen zijn, alleen met veel meer resultaat. Vooral de schets en de novelle zijn in aanzien; een ras-schrijver als Brolsma bijv. heeft op dit gebied veel gepresteerd. Enkele jongere schrijvers leggen zich op de roman toe en als het woord veel belovend" ergens op zijn plaats is, dan hier wel. ENKELE uiterlijkheden mogen nog volgen. Zoals de Friese literatuur op de eerste Shakespeare-vertaling in Nederland mag bogen, heeft zij ook de voorrang met een bundel Rilke-vertalingen. Er zijn de laatste 20 jaar een aantal ver zenbundels verschenen (met een haast even grote oplaag als de gelijkwaardige" Hollandse bundels), die na korte tijd herdrukt moesten worden. Eén van de beste bundels gedichten is Efter ir oargel", geschreven door een boer, tevens een begaafd pro zaïst en toneelschrijver. Eén van de winsten van de laatste jaren is, dat de I7de eeuwse Friese dichter Gysbert Japiks op het toneel en door de volkszang gepopulariseerd wordt. In de Friese literatuur bestaat geen confessionele groepsvorming ; in n vereniging werken al haar vrienden samen, de Calvinist verkeert er naast de nieuwe heiden" in paradijselijke vrede. Ja, die vereniging, de Fryske Bibleteek" (secr. Scholten, Hardegarijp), nu al 15 jaar oud, verdient een hartelijk woord. Als zij niet bestond, hoeveel belangrijke werken van de laatste jaren zouden dan niet verschenen zijn ? Als de slapende nationale instincten van de Friezen in Holland eens zó lang wakker werden dat er tijd voor het verzenden van een tientje als' contributie gevonden kon worden ! Als elke Fries zich eens tot plicht stelde Friese boeken te kopen, als er eens meer Hollanders kwamen die zich voor de Friese literatuur interesseerden, als de Friezen eens een voorbeeld namen aan de IJ standers, die alle nationale kunstwerken op hun boekenplank hebben staan, zou de aarde weer niet een beetje beter bewoonbaar zijn geworden ? l ach tieer tachti en HET tijdvak van verrassend snellen, steilen, zegevierenden opbloei onzer cultuur, de in dien bloei kortstondige, maar in haar gevol gen nooit meer geheel ongedaan te maken beweging van Tachtig, was niet een enkel letterkundige be weging. Want", aldus Frank van der Goes in zijn Litteraire Herinneringen uit den Nieuwe-GidsTijd (1931, Uitgeverij C. A. Mees, Santpoort) ,,de Nieuwe Gids was meer nog dan een bloeiend tijdschrift, hij was het orgaan van geheel een gene ratie in litteratuur, kunst, politiek en enkele vakken van wetenschap". Inderdaad, onder de medewer kers die langer of korter, in op- of neergang, de faam van het tijdschrift mede gevestigd hebben, vindt men naast litteratoren als Gorter, Van Eeden, Verwey, Van Deyssel, Arij Prins, Aletrino, Van Looy e.a., schilders als Veth, geleerden als Bolland en Van Deventer, musici als Diepenbrock, politici als Tak en Van der Goes. Er leefde toen iets in Hol land. Groei, gisting en verzet van alle kanten ver bonden korten tijd de beste, ook oogenschijnlijk zeer uiteenloopende geesten in den lande. Dit verbond kristalliseerde zich in De Nieuwe Gids, aan welks bloeiperiode door een geestelijke inzinking van Kloos, maar voornamelijk naar Van der Goes overtuigend aantoont door de welbewust nega tieve houding van Van Eeden en den uitgever Versluys, eind 1893 voor goed een eind kwam. Maar ook buiten De Nieuwe Gids zelf kwam de bedoelde verbondenheid tot uiting in de beweging van Tach tig; ik ben het met Stuiveling eens, dat tusschen tijdschrift en beweging een duidelijke begripsonder scheiding noodzakelijk is. Frank van der Goes, die Maandag den tachtigjarigen leeftijd bereikt, was van de meer maat schappelijk en staatkundig georiënteerde geestver wanten in de beweging een uitnemend vertegen woordiger. Door smaak, kennis en talent behoorde hij geheel tot de bentgenooten der nieuwe richting. Iets van het aandeel, dat hij in het tijdschrift, en vooral ook in de hardnekkige, doch vergeefsche po gingen tot handhaving van de integrale waarde van het tijdschrift, gehad heeft, leert men kennen in zijn hierboven aangehaald geschrift. Te weinig echter, gezien de zelfbeperking welke des schrijvers groote bescheidenheid hem heeft opgelegd bij mededeelingen omtrent dat aandeel. En nog iets blijkt overduidelijk uit voornoemd boek. Van der Goes moge geen letterkundige in engeren zin geweest zijn, hij schrijft een proza zoo voornaam, zoo edel van gehalte, zoo treffend en verhelderend, dat hij voor vele zijner kameraden van Tachtig ook als prozaïst niet behoeft onder te doen. De onlangs hier besproken gedenkschriften een nieuwe aansluiting gezocht, maar veel verder PAG. 10 DE GROENE No. 3219 s van dien anderen Tachtiger, Tim's Herinneringen, geven persoonlijke indrukken met een subjectief stemmingskarakter. Iets anders beoogt het boek van dezen anderen jubilaris: een litterairhistorische studie te geven, met exacte, wetenschappelijke objec tiviteit en documentatie, van de feiten en gebeurte nissen (niet de diepere psychologische oorzaken), welke tot den ongderang van De Nieuwe Gids geleid hebben. Daarin is hij meesterlijk geslaagd, evenals in het overzicht der verhouding tusschen Busken Huet en de jongeren-beweging, dat het eerste deel bevat. Het is in deze litteraire rubriek niet de plaats, stil te staan bij de beteekenis van Frank van der Goes als een der oudste voorgangers van de socialistische beweging in ons land. Maar als vooraanstaand Tachtiger dient hij hier geëerd te worden. In een polemiek tegen Van Deyssel kwam hij op tegen het extreme beginsel van ,,1'art pour l'art" en voor een meer sociaal gerichte letterkunde. Als journalist bereikte hij, evenals trouwens zijn medestanders P. L. Tak en later Saks, stylistisch een waarlijk klassieke hoogte. De opstandigheid tegen reactionnaire, doode krachten, den bezielden strijd voor vernieuwing tegen onverschillige, lauwe conventie, door de andere Tachtigers op het gebied van letteren en cultuur in het leven geroepen, heeft Van der Goes met zijn engere geestverwanten naar het sociale terrein verplaatst. Waarbij hij overigens uiteraard steeds dit sociale in nauw verband met de toenmalige geestelijke stroomingen bleef zien, welker uiterste individualistische consequenties hij weliswaar afwees, maar van welker vernieuwende werking hij zich deel wist uit te maken. Een zeer breed opgezette bloemlezing uit Van der Goes' opstellen in De Nieuwe Gids, De XXe Eeuw, De Beweging en de in 1908 door hemzelf met Heyermans, Henr. Roland Holst, J. Saks en F. M. Wibaut opgerichte Nieuwe Tijd, zou een passende hulde bij zijn tachtigsten verjaardag geweest zijn. Maar wij leven in een tijd, waarin de publieke on verschilligheid zooiets moeilijk maakt, en moeten het dus toejuichen dat op kleinere schaal een selectie uit dit oeuvre in voorbereiding is. Dat het den Tachtigers aan eerbied voor hun uitmuntende voor gangers zou hebben ontbroken", schrijft Van der Goes in zijn Litteraire Herinneringen, is een lang weerlegde legende". Mocht aanstaanden Maandag blijken dat bij de cultureele kringen van thans die eerbied voor onverschillig vergeten heeft plaats gemaakt, nu een der weinige overgebleven veteranen uit den pionnierstijd van Tachtig den leeftijd der zeer sterken" bereikt, dan zou dit een schande zijn voor de jongere en jongste generaties van thans. VICTOR E. VAN VRIESLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl