Historisch Archief 1877-1940
Ue moderne Jriescne letterkuncL
J. Piebenga
HOEVEEL niet-Friese Nederlanders zouden,
met het oog op letterkundige of filologische
studie, zich de moeite hebben getroost het
Fries te leren verstaan en aanvoelen? Zouden de
Fins-Oegrische en de Eskimo-talen bij hen niet
ver de voorkeur hebben en brengen de leraren
Nederlands hun discipelen niet aannemelijker
wijsheden bij betreffende het Neger-Hollands, dan
over het Fries? Hoevelen, van wie men iets anders
zou verwachten, vergenoegen zich niet met het
debiteren van de meest-algemene goedkoopheden
over Friese beweging en cultuur? Zit achter dit
alles niet deze ene oorzaak: de onverschilligheid,
de zekerheid dat het daar bij die boeren toch wel
niet veel zaaks zal zijn en dat het bovendien toch
maar een folkloristische dialectbevordering betreft?
En geeft ten slotte de houding van talloze Friezen
buiten Friesland, (degelijke lui in hun vak, wat
naïef trots op hun afkomst en wat sentimenteel in
hun volksverbondenheid, maar overigens met de
mond vol tanden staand, wanneer men ze dieper
over eigen taal en geschiedenis ondervraagt), daar
niet gerede aanleiding toe ?
En ondertussen betuigt dr. J. A. Nederbragt in
z'n laatste boek: ,,De Friezen behooren tot de
beste, hechtste en trouwste elementen van ons
volk", vermoedt Anthonie Donker dat de Friezen
het begaafdste deel der natie vormen en erkent
mr. dr. W. Verkade in zijn Gemeenebesf'-artikel
grif en gulhartig de practische consequenties van
de reeële verschillen tussen Friezen en Hollanders.
De Fries boven het Zuidermeer krijgt ineens zoveel
waardering te ondergaan, dat hij van schrik
Bertram in zijn Nornenbuch" nafluistert: Süden
ist Tod". Maar, al weet de Fries dat hij zichzelf
helpen en redden moet, tóch kan hij dat erebetoon
op prijs stellen; het kón eens slapende instincten in
sluimerende volksgenoten wakker maken, het zou
eens de voorbode kunnen zijn van meer begrip en
inschikkelijkheid t. o. v. de wensen van het
Friesnationaal program, van een begrijpende houding,
zoals de Regering o. a. in 1937 aannam door de
wetswijziging, die de invoering van het Fries als
leervak op de lagere school mogelijk maakte. Ja,
in de grond van zijn hart meent de Fries zelfs een
missionaire roeping in het rijksgeheel te moeten
vervullen; zijn verantwoordelijkheidsgevoel betreft
immers zo vaak meer de anderen dan zichzelf; zijn
loyaliteit tegenover Holland" i's werkelijk even
wijd, als zijn onbewuste of bewuste afkeer van dat
land diep. Waarom de variatie dan niet te wagen:
Door het Friese wezen, zal het Rijk genezen" ?
Waarom zou er niet weer eens, als in de vroege
OUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
Tl KOT l N
DEN HAAG - NASSAUPUEIN 6
EASTERN ART
Permanente tentoonstelling van
MODERNE SCHILDERIJEN
JOB. Lussenburg
Boschweg, Nunspeet
D. A. Hoogendijk & Co.
Keizersgracht 640
b ij de Vijzelstraat
AMSTERDAM
OUDE SCHILDERIJEN
John Radecker
tentoonstelling
Kunstzaal Van Lier
tot en met Donderdag a.s.
Middeleeuwen, een Friese expansie kunnen ont
staan ? Verleden jaar is het Groot-Fries congres
al in Medemblik saamgekomen ....
DEGENE, die het Friese geestesleven enigszins
kent, zal de ernst in deze woorden aanvoelen
en het zal hem niet moeilijk vallen, bewijsmateriaal
ervoor uit de sociale en kerkelijke beweging van de
I9de eeuw aan te halen. Wie met de Friese literatuur
bekend is, weet, dat daar zeer sterk een element in
leeft, dat in de Nederlandse letteren haast niet
ontdekt kan worden en dat toch onmisbaar voor de
levensvatbaarheid daarvan schijnt te zijn: de strijd
om het nationale zelfzijn, het zoeken naar de
richting van de eigen geschiedenis.
Zó bezien, lijkt het aandacht vragen voor de
Friese letterkunde alleszins gerechtvaardigd. Als
elke Scandinavische roman waard is in Holland ver
taald te worden, mogen we die aandacht zelf s opeisen.
Het zou ons te ver voeren, wanneer we hier
nagingen welke tijdsstromingen invloed op de
moderne Friese literatuur uitoefenden en welke
vervorming die daarbij onderging. In het algemeen
kan gezegd worden, dat de Friezen zich nog steeds
bijzonder gevoelig voor het romantisch sentiment
betonen, wat niet verhindert, dat het boerse realisme
springlevend en productief is. Een typisch verschijn
sel is ook, dat de boer en zijn bedrijf de laatste jaren
steeds meer binnen de grenzen van het beschermd
domein zijn getrokken. Zakelijke, cynische verzen
worden er bijna niet geschreven; het gelukt toch
niet ze als poëzie gewaardeerd te krijgen, evenmin
als dit met het cerebrale vers het geval zou zijn.
Over 't geheel wordt de techniek van het gedicht
met liefde beoefend. Na de reactie van de z.g.
Jongfriezen op het igde eeuws volkstoneel is er
thans weer een terugkeer merkbaar; er wordt naar
dan experimenteren is men nog niet. Van het proza
zou hetzelfde te zeggen zijn, alleen met veel meer
resultaat. Vooral de schets en de novelle zijn in
aanzien; een ras-schrijver als Brolsma bijv. heeft op
dit gebied veel gepresteerd. Enkele jongere schrijvers
leggen zich op de roman toe en als het woord veel
belovend" ergens op zijn plaats is, dan hier wel.
ENKELE uiterlijkheden mogen nog volgen.
Zoals de Friese literatuur op de eerste
Shakespeare-vertaling in Nederland mag bogen, heeft
zij ook de voorrang met een bundel
Rilke-vertalingen. Er zijn de laatste 20 jaar een aantal ver
zenbundels verschenen (met een haast even grote
oplaag als de gelijkwaardige" Hollandse bundels),
die na korte tijd herdrukt moesten worden. Eén
van de beste bundels gedichten is Efter ir oargel",
geschreven door een boer, tevens een begaafd pro
zaïst en toneelschrijver. Eén van de winsten van
de laatste jaren is, dat de I7de eeuwse Friese
dichter Gysbert Japiks op het toneel en door de
volkszang gepopulariseerd wordt. In de Friese
literatuur bestaat geen confessionele groepsvorming ;
in n vereniging werken al haar vrienden samen,
de Calvinist verkeert er naast de nieuwe heiden"
in paradijselijke vrede.
Ja, die vereniging, de Fryske Bibleteek" (secr.
Scholten, Hardegarijp), nu al 15 jaar oud, verdient
een hartelijk woord. Als zij niet bestond, hoeveel
belangrijke werken van de laatste jaren zouden dan
niet verschenen zijn ?
Als de slapende nationale instincten van de
Friezen in Holland eens zó lang wakker werden
dat er tijd voor het verzenden van een tientje als'
contributie gevonden kon worden ! Als elke Fries
zich eens tot plicht stelde Friese boeken te kopen,
als er eens meer Hollanders kwamen die zich voor
de Friese literatuur interesseerden, als de Friezen
eens een voorbeeld namen aan de IJ standers, die
alle nationale kunstwerken op hun boekenplank
hebben staan, zou de aarde weer niet een beetje
beter bewoonbaar zijn geworden ?
l ach
tieer tachti
en
HET tijdvak van verrassend snellen, steilen,
zegevierenden opbloei onzer cultuur, de in
dien bloei kortstondige, maar in haar gevol
gen nooit meer geheel ongedaan te maken beweging
van Tachtig, was niet een enkel letterkundige be
weging. Want", aldus Frank van der Goes in
zijn Litteraire Herinneringen uit den
Nieuwe-GidsTijd (1931, Uitgeverij C. A. Mees, Santpoort)
,,de Nieuwe Gids was meer nog dan een bloeiend
tijdschrift, hij was het orgaan van geheel een gene
ratie in litteratuur, kunst, politiek en enkele vakken
van wetenschap". Inderdaad, onder de medewer
kers die langer of korter, in op- of neergang, de
faam van het tijdschrift mede gevestigd hebben,
vindt men naast litteratoren als Gorter, Van Eeden,
Verwey, Van Deyssel, Arij Prins, Aletrino, Van
Looy e.a., schilders als Veth, geleerden als Bolland
en Van Deventer, musici als Diepenbrock, politici
als Tak en Van der Goes. Er leefde toen iets in Hol
land. Groei, gisting en verzet van alle kanten ver
bonden korten tijd de beste, ook oogenschijnlijk zeer
uiteenloopende geesten in den lande. Dit verbond
kristalliseerde zich in De Nieuwe Gids, aan welks
bloeiperiode door een geestelijke inzinking van
Kloos, maar voornamelijk naar Van der Goes
overtuigend aantoont door de welbewust nega
tieve houding van Van Eeden en den uitgever
Versluys, eind 1893 voor goed een eind kwam. Maar
ook buiten De Nieuwe Gids zelf kwam de bedoelde
verbondenheid tot uiting in de beweging van Tach
tig; ik ben het met Stuiveling eens, dat tusschen
tijdschrift en beweging een duidelijke begripsonder
scheiding noodzakelijk is.
Frank van der Goes, die Maandag den
tachtigjarigen leeftijd bereikt, was van de meer maat
schappelijk en staatkundig georiënteerde geestver
wanten in de beweging een uitnemend vertegen
woordiger. Door smaak, kennis en talent behoorde
hij geheel tot de bentgenooten der nieuwe richting.
Iets van het aandeel, dat hij in het tijdschrift, en
vooral ook in de hardnekkige, doch vergeefsche po
gingen tot handhaving van de integrale waarde van
het tijdschrift, gehad heeft, leert men kennen in
zijn hierboven aangehaald geschrift. Te weinig
echter, gezien de zelfbeperking welke des schrijvers
groote bescheidenheid hem heeft opgelegd bij
mededeelingen omtrent dat aandeel.
En nog iets blijkt overduidelijk uit voornoemd
boek. Van der Goes moge geen letterkundige in
engeren zin geweest zijn, hij schrijft een proza zoo
voornaam, zoo edel van gehalte, zoo treffend en
verhelderend, dat hij voor vele zijner kameraden
van Tachtig ook als prozaïst niet behoeft onder te
doen. De onlangs hier besproken gedenkschriften
een nieuwe aansluiting gezocht, maar veel verder
PAG. 10 DE GROENE No. 3219
s
van dien anderen Tachtiger, Tim's Herinneringen,
geven persoonlijke indrukken met een subjectief
stemmingskarakter. Iets anders beoogt het boek van
dezen anderen jubilaris: een litterairhistorische
studie te geven, met exacte, wetenschappelijke objec
tiviteit en documentatie, van de feiten en gebeurte
nissen (niet de diepere psychologische oorzaken),
welke tot den ongderang van De Nieuwe Gids geleid
hebben. Daarin is hij meesterlijk geslaagd, evenals
in het overzicht der verhouding tusschen Busken
Huet en de jongeren-beweging, dat het eerste deel
bevat.
Het is in deze litteraire rubriek niet de plaats, stil
te staan bij de beteekenis van Frank van der Goes
als een der oudste voorgangers van de socialistische
beweging in ons land. Maar als vooraanstaand
Tachtiger dient hij hier geëerd te worden. In een
polemiek tegen Van Deyssel kwam hij op tegen het
extreme beginsel van ,,1'art pour l'art" en voor een
meer sociaal gerichte letterkunde. Als journalist
bereikte hij, evenals trouwens zijn medestanders
P. L. Tak en later Saks, stylistisch een waarlijk
klassieke hoogte. De opstandigheid tegen
reactionnaire, doode krachten, den bezielden strijd voor
vernieuwing tegen onverschillige, lauwe conventie,
door de andere Tachtigers op het gebied van letteren
en cultuur in het leven geroepen, heeft Van der
Goes met zijn engere geestverwanten naar het
sociale terrein verplaatst. Waarbij hij overigens
uiteraard steeds dit sociale in nauw verband met de
toenmalige geestelijke stroomingen bleef zien,
welker uiterste individualistische consequenties hij
weliswaar afwees, maar van welker vernieuwende
werking hij zich deel wist uit te maken.
Een zeer breed opgezette bloemlezing uit Van der
Goes' opstellen in De Nieuwe Gids, De XXe Eeuw,
De Beweging en de in 1908 door hemzelf met
Heyermans, Henr. Roland Holst, J. Saks en F. M.
Wibaut opgerichte Nieuwe Tijd, zou een passende
hulde bij zijn tachtigsten verjaardag geweest zijn.
Maar wij leven in een tijd, waarin de publieke on
verschilligheid zooiets moeilijk maakt, en moeten
het dus toejuichen dat op kleinere schaal een selectie
uit dit oeuvre in voorbereiding is. Dat het den
Tachtigers aan eerbied voor hun uitmuntende voor
gangers zou hebben ontbroken", schrijft Van der
Goes in zijn Litteraire Herinneringen, is een lang
weerlegde legende". Mocht aanstaanden Maandag
blijken dat bij de cultureele kringen van thans die
eerbied voor onverschillig vergeten heeft plaats
gemaakt, nu een der weinige overgebleven veteranen
uit den pionnierstijd van Tachtig den leeftijd der
zeer sterken" bereikt, dan zou dit een schande
zijn voor de jongere en jongste generaties van thans.
VICTOR E. VAN VRIESLAND