Historisch Archief 1877-1940
Toèneel
e regie van
Eduard Verkade
MAX Reinhardt en Cordon Craig
stemden in n opzicht vol
komen overeen. Beide
wenschten het theater te nemen uit de handen
van de litteraire-tooneelleiders en
eischten het op voor die van de
tooneelspeelkunstenaars.
Craig, wiens artistieke verhouding
tot Brahm wij in een vorig artikel uit
voerig bespraken, zocht naar een
schoone harmonie: verkregen door
rhythme, lijn, kleur en klank. Rein
hardt daarentegen ging uit van de
realiteit van de spelers, van het levend
contrast. Hij bracht ons een soort
neo-romantiek voor het moderne
repertoir, en een soort gefantaseerde
werkelijkheid voor klassieke werken.
Een samenwerking tusschen Rein
hardt en Craig, kwam ondanks vele en
langdurige onderhandelingen nimmer
tot stand. Niettemin heeft Reinhardt
veel van Craig's ideeën en ontwerpen
geleerd en in den beginne via zijn
medewerkers" voor het decoratieve
deel zijner voorstellingen in praktijk
trachten te brengen. Voor een realist
als Reinhardt was het echter onmo
gelijk, de zuiver irreëele fantasieën van
Craig tot hun recht te doen komen.
Reinhardt had als tooneelspeler
lange Jaren onder Brahm gewerkt en
was een voortreffelijk karakterspeler
geworden. Wat Brahm met het mo
derne tooneelrepertoir was begonnen,
zette Reinhardt als leider-regisseur in
het klassieke repertoir voort. Maar
spoedig werd Reinhardt de
tooneelruimte met de vierde open wand"
hiervoor te eng. Hij vergrootte het
speelvlak bij een aantal zijner experi
menten dóór een podium over de
orkestruimte de zaal in te bouwen. Of
wel hij gebruikte een diepen inkijk aan
beide zijden achter de tooneellijst. Hij
buitte de geheele hoogte der
tooneelopening uit, verdeelde het tooneel in
vlakken van verschillende hoogten en
benutte daarbij de volle diepte van de
tooneelruimte. Ten einde een groote
verscheidenheid te kunnen brengen in
de plaats der handeling, gebruikte
hij veelvuldig het draaitooneel. Rein
hardt versmaadde geen enkele tech
nische mogelijkheid of tooneeleffect.
Zooals Craig voor ieder stuk een
fantastische sfeer beoogde, en Brahm
de stemming" van ieder modern
tooneelstuk trachtte te vinden en
gedurende een geheelen avond wist
vast te houden, zoo zocht Reinhardt
naar een reëel aandoende
ruimteverJxeinnarot
deeling, waarin de spelenden zich vrij
konden bewegen en zich uitleven.
EVENALS Brahm werkte Rein
hardt met de beste tooneelspelers,
die bijeen te brengen waren, en vaak
wachtte een nieuwe groote première
tot hij den, naar zijn meening, meest
geëigenden speler voor de hoofdrol
kon engageeren. (Macbeth-Wegener).
Zoo heeft hij ook lang geëxperimen
teerd met erkende acteurs voor jonge
rollen, tot hij Moissi ontdekte. Rein
hardt heeft den jeugdigen Moissi
jarenlang tegen alle critiek en publieke
opinie in gehandhaafd, totdat het
geheele repertoir van lyrische jonge
rollen op zijn schouders bleek te kun
nen rusten. De jonge lyrische held
werd voortaan ook als een karakter-rol
vertolkt, en niet langer door tenoren
met mooie beenen en een zelfvoldane
stem.
Eén formaat theater was Reinhardt
weldra niet voldoende. Zooals bij
orkestmuziek een groote zaal behoort
en bij kamermuziek een kleine ruimte,
zoo eischte Reinhardt voor zijn
tooneelspeelkunst ook verschillende mogelijk
heden. Naast het Deutsche Theater"
werd na enkele jaren een
Kammerspiel Theater" geopend, terwijl later
nog een circus tot het Grosze
Schauspielhaus" werd verbouwd.
Gedurende vijf en twintig jaar heeft
Reinhardt de mogelijkheden en de
voordeelen aangetoond van een onaf
hankelijke particuliere theateronder
neming en in die periode heeft hij een
ontzaglijk veelzijdig en goed repertoir
ten tooneele gebracht: behalve een
groot getal werken van Shakespeare,
die van Goethe-Schiller-Lessing-Kleist
en van Molière en Goldini; vervolgens
Aeschylus, Sophocles, Euripides. En
daarnaast de meest uiteenloopende
dramatische dichters der laatste tachtig
jaren uit alle landen en van alle rich
tingen : van Ibsen, Strindberg, Hamsun
en Wedekind tot Shaw, Sternheim
en Molnar. Van de 452 stukken van
Reinhardt's repertoir, in 25 jaar door
hem ten tooneele gebracht, werden
door hem gemiddeld per seizoen 100
Shakespeare voorstellingen gegeven,
terwijl van Shaw's werken gemiddeld
48 voorstellingen per seizoen gespeeld
zijn.
Reeds daarom alleen is Reinhardt
de invloedrijkste tooneelleider van
West-Europa geweest van 1905 tot
1930.
REINHARDT heeft de
repertoirmogelijkheden in alle opzichten
verbreed. Dat hij zijn kunst tevens be
langrijk verdiept heeft in den loop der
jaren, kan men echter niet zeggen.
Daartoe was deze regisseur te reëel en
te technisch-uitvoerig. Op een weg, die
hem steeds verder afbracht van de
begrensde tooneelruimte" is Rein
hardt veel te ver gegaan. Doordat voor
hem alles in een realiteit oplosbaar
scheen, verzuimde hij menigmaal in de
diepste diepte van de tooneelstof door
te dringen, en een artistiek verant
woord compromis te zoeken tusschen
de eeuwig begrensde
ruimte-mogelijkheden van het tooneel en de fan
tasie van den toeschouwer. Juist door
dat Reinhardt alles te reëel wist uit te
beelden op de scène, liet hij veelal niet
genoeg ruimte aan de fantasie van zijn
publiek, en werkte menige oplossing
als een verrassende inval in plaats van
die eener inspiratie.
In het klassieke repertoir leed
Reinhardt's regie veelal aan een zekere
overdaad, in klank, beweging n kleur.
Stanislawski, dien wij in het volgende
artikel zullen bespreken ontwikkelde
zich juist in de tegenovergestelde rich
ting: van de grootst denkbare naboot
sing der werkelijkheid naar een op de
fantasie werkende aanduiding, die
veelal schoon was en nimmer armelijk
aandeed. Voor hem werd het
essentiëele in het spel en zijn omlijsting:
de noodzaak tot een beperking, ten
einde daarmede de fantasie van de
zoo verscheidene toeschouwers vol
doende op te wekken en toch vrij te
laten.
Zes toonee/en in n: Die Verbrecher van Bruckner, 1928
J.eek<
eeiteningen van
Jan Engelman
Kunstzaal Van Iiier, Amsterdam
SOMMIGEN die het graphiet hanteeren noem
ik de briefschrijvers der teekening. Zooveel
als anderen praten, zooveel bewegen zij het potlood
door de schetsboeken, ieder moment vasthoudend,
met groot behagen in de arabesk die zij de hunne
noemen. Hiervan moet een weinig zijn in lederen
teekenaar. Het is een gave en het is een gevaar. Bij
vele Italianen, bij Rembrandt, bij Bresdin, is het
een glorie. Echter, andere arbeiders met de stift
noem ik de metselaars der teekening. Zij zijn moei
zaam en gekweld door gewetensdwang, zij willen
het sierlijke niet, doch alleen datgene wat van
onderop wordt gebracht. Van Gogh in zijn Brabant
schen tijd was zoo, hij teekende niet fraai, maar
deed toch meestentijds iets belangrijks. Weer ande
ren zijn de doezelaars der teekening, zij schilderen
half, met het potlood in een hoek van weinig graden
op het papier, zij zijn de minnaars van het sfumato.
J onn ivaoeck
kruq brut...:
i\ '\ vorsfx'lijlie champagne?.
ecKer
IOHN RAEDECKER heeft, als teekenaar, iets
J van al deze categorieën. Wat treedt op den voor
grond? De voortsnellende lijn is het niet, de psychi
sche bedoeling niet en ook niet het atmosferisch
arceeren. Wat zich het vorig jaar, op de tentoon
stelling van beeldhouwersteekeningen bij
Aaiderink, aankondigde en nu zoo schoon tot ontplooiing
kwam is een harmonie van krachten der techniek
en der ziel. Wanneer men hem als kunstenaar van
het graphiet een naam wilde geven, zou het deze
zijn: de erotische idealist van de teekening. Want
hier is de zeer beminde natuur hem aanleiding tot
een paradijselijk en eindeloos droomen. Hij vormt
alles om in den geest, de schoone lichamen zijn ont
leend aan de natuur, maar direct verhoogd in een
ideëelen toestand, vermoeid en veredeld. Hij teekent
geen vrouwen, hij teekent de vrouw, zijn vrouw, een
heel bijzondere, en die toch weer in alle is.
Deze teekeningen zijn prachtig, gave werken van
een groot en gerijpt artist. Er was altijd een mysterie
in Raedecker, iets van het buitentijdelijke dat ook
is in de keltische mythe. Maar het bloeit nu zoo rijk
en voldragen uit, zonder de deformaties die nog aan
de actualiteit gebonden waren, dat het niveau van
zijn uiting gestegen schijnt. Niets doet hier denken
aan de academische operette van het vrouwennaakt,
niets ook aan de gewilde afwijking van der ledematen
harmonie. Het vleesch is als een bloesem en een berg
van droomen. DerWandrer lüftet fromm den Hut.
Zie het handje van de gekleede vrouwefiguur,
welk een gratie ! Zie de kam van het borsthaar bij
het ranke hert, welk een sterke lieflijkheid ! En dan
de moeilijke keuze tusschen de uit een wolk verrij
zende vrouw in blauw krijt en die in bruin krijt met
de doek, zwaarder, stoerder, maar soortelijk" toch
weer niet anders.
In de minnende paren is de man hem het donkere,
achtergrond en schaduw, waar de vrouw als een
blank relief op uitkomt. Maar toch is er ruimte om
het paar en een waaien, een vleugelen, de contrast
werking is geheel beheerscht.
Men kan niet anders dan in zeer lovende woorden
gewagen van deze unieke tentoonstelling, die een
compleeten teekenaar doet vinden in een compleeten
beeldhouwer. Zijn krachten zijn in evenwicht:
media vita, en zonder bekommernis om de vervals
verschijnselen van den tijd en van de gemeenschap
der menschen.
Restaurant DORRIUS
N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam
PLATS DU JOUR EN A LA CARTE
PAG. II DE GROENE No. 3219