De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 11 februari pagina 11

11 februari 1939 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Toèneel e regie van Eduard Verkade MAX Reinhardt en Cordon Craig stemden in n opzicht vol komen overeen. Beide wenschten het theater te nemen uit de handen van de litteraire-tooneelleiders en eischten het op voor die van de tooneelspeelkunstenaars. Craig, wiens artistieke verhouding tot Brahm wij in een vorig artikel uit voerig bespraken, zocht naar een schoone harmonie: verkregen door rhythme, lijn, kleur en klank. Rein hardt daarentegen ging uit van de realiteit van de spelers, van het levend contrast. Hij bracht ons een soort neo-romantiek voor het moderne repertoir, en een soort gefantaseerde werkelijkheid voor klassieke werken. Een samenwerking tusschen Rein hardt en Craig, kwam ondanks vele en langdurige onderhandelingen nimmer tot stand. Niettemin heeft Reinhardt veel van Craig's ideeën en ontwerpen geleerd en in den beginne via zijn medewerkers" voor het decoratieve deel zijner voorstellingen in praktijk trachten te brengen. Voor een realist als Reinhardt was het echter onmo gelijk, de zuiver irreëele fantasieën van Craig tot hun recht te doen komen. Reinhardt had als tooneelspeler lange Jaren onder Brahm gewerkt en was een voortreffelijk karakterspeler geworden. Wat Brahm met het mo derne tooneelrepertoir was begonnen, zette Reinhardt als leider-regisseur in het klassieke repertoir voort. Maar spoedig werd Reinhardt de tooneelruimte met de vierde open wand" hiervoor te eng. Hij vergrootte het speelvlak bij een aantal zijner experi menten dóór een podium over de orkestruimte de zaal in te bouwen. Of wel hij gebruikte een diepen inkijk aan beide zijden achter de tooneellijst. Hij buitte de geheele hoogte der tooneelopening uit, verdeelde het tooneel in vlakken van verschillende hoogten en benutte daarbij de volle diepte van de tooneelruimte. Ten einde een groote verscheidenheid te kunnen brengen in de plaats der handeling, gebruikte hij veelvuldig het draaitooneel. Rein hardt versmaadde geen enkele tech nische mogelijkheid of tooneeleffect. Zooals Craig voor ieder stuk een fantastische sfeer beoogde, en Brahm de stemming" van ieder modern tooneelstuk trachtte te vinden en gedurende een geheelen avond wist vast te houden, zoo zocht Reinhardt naar een reëel aandoende ruimteverJxeinnarot deeling, waarin de spelenden zich vrij konden bewegen en zich uitleven. EVENALS Brahm werkte Rein hardt met de beste tooneelspelers, die bijeen te brengen waren, en vaak wachtte een nieuwe groote première tot hij den, naar zijn meening, meest geëigenden speler voor de hoofdrol kon engageeren. (Macbeth-Wegener). Zoo heeft hij ook lang geëxperimen teerd met erkende acteurs voor jonge rollen, tot hij Moissi ontdekte. Rein hardt heeft den jeugdigen Moissi jarenlang tegen alle critiek en publieke opinie in gehandhaafd, totdat het geheele repertoir van lyrische jonge rollen op zijn schouders bleek te kun nen rusten. De jonge lyrische held werd voortaan ook als een karakter-rol vertolkt, en niet langer door tenoren met mooie beenen en een zelfvoldane stem. Eén formaat theater was Reinhardt weldra niet voldoende. Zooals bij orkestmuziek een groote zaal behoort en bij kamermuziek een kleine ruimte, zoo eischte Reinhardt voor zijn tooneelspeelkunst ook verschillende mogelijk heden. Naast het Deutsche Theater" werd na enkele jaren een Kammerspiel Theater" geopend, terwijl later nog een circus tot het Grosze Schauspielhaus" werd verbouwd. Gedurende vijf en twintig jaar heeft Reinhardt de mogelijkheden en de voordeelen aangetoond van een onaf hankelijke particuliere theateronder neming en in die periode heeft hij een ontzaglijk veelzijdig en goed repertoir ten tooneele gebracht: behalve een groot getal werken van Shakespeare, die van Goethe-Schiller-Lessing-Kleist en van Molière en Goldini; vervolgens Aeschylus, Sophocles, Euripides. En daarnaast de meest uiteenloopende dramatische dichters der laatste tachtig jaren uit alle landen en van alle rich tingen : van Ibsen, Strindberg, Hamsun en Wedekind tot Shaw, Sternheim en Molnar. Van de 452 stukken van Reinhardt's repertoir, in 25 jaar door hem ten tooneele gebracht, werden door hem gemiddeld per seizoen 100 Shakespeare voorstellingen gegeven, terwijl van Shaw's werken gemiddeld 48 voorstellingen per seizoen gespeeld zijn. Reeds daarom alleen is Reinhardt de invloedrijkste tooneelleider van West-Europa geweest van 1905 tot 1930. REINHARDT heeft de repertoirmogelijkheden in alle opzichten verbreed. Dat hij zijn kunst tevens be langrijk verdiept heeft in den loop der jaren, kan men echter niet zeggen. Daartoe was deze regisseur te reëel en te technisch-uitvoerig. Op een weg, die hem steeds verder afbracht van de begrensde tooneelruimte" is Rein hardt veel te ver gegaan. Doordat voor hem alles in een realiteit oplosbaar scheen, verzuimde hij menigmaal in de diepste diepte van de tooneelstof door te dringen, en een artistiek verant woord compromis te zoeken tusschen de eeuwig begrensde ruimte-mogelijkheden van het tooneel en de fan tasie van den toeschouwer. Juist door dat Reinhardt alles te reëel wist uit te beelden op de scène, liet hij veelal niet genoeg ruimte aan de fantasie van zijn publiek, en werkte menige oplossing als een verrassende inval in plaats van die eener inspiratie. In het klassieke repertoir leed Reinhardt's regie veelal aan een zekere overdaad, in klank, beweging n kleur. Stanislawski, dien wij in het volgende artikel zullen bespreken ontwikkelde zich juist in de tegenovergestelde rich ting: van de grootst denkbare naboot sing der werkelijkheid naar een op de fantasie werkende aanduiding, die veelal schoon was en nimmer armelijk aandeed. Voor hem werd het essentiëele in het spel en zijn omlijsting: de noodzaak tot een beperking, ten einde daarmede de fantasie van de zoo verscheidene toeschouwers vol doende op te wekken en toch vrij te laten. Zes toonee/en in n: Die Verbrecher van Bruckner, 1928 J.eek< eeiteningen van Jan Engelman Kunstzaal Van Iiier, Amsterdam SOMMIGEN die het graphiet hanteeren noem ik de briefschrijvers der teekening. Zooveel als anderen praten, zooveel bewegen zij het potlood door de schetsboeken, ieder moment vasthoudend, met groot behagen in de arabesk die zij de hunne noemen. Hiervan moet een weinig zijn in lederen teekenaar. Het is een gave en het is een gevaar. Bij vele Italianen, bij Rembrandt, bij Bresdin, is het een glorie. Echter, andere arbeiders met de stift noem ik de metselaars der teekening. Zij zijn moei zaam en gekweld door gewetensdwang, zij willen het sierlijke niet, doch alleen datgene wat van onderop wordt gebracht. Van Gogh in zijn Brabant schen tijd was zoo, hij teekende niet fraai, maar deed toch meestentijds iets belangrijks. Weer ande ren zijn de doezelaars der teekening, zij schilderen half, met het potlood in een hoek van weinig graden op het papier, zij zijn de minnaars van het sfumato. J onn ivaoeck kruq brut...: i\ '\ vorsfx'lijlie champagne?. ecKer IOHN RAEDECKER heeft, als teekenaar, iets J van al deze categorieën. Wat treedt op den voor grond? De voortsnellende lijn is het niet, de psychi sche bedoeling niet en ook niet het atmosferisch arceeren. Wat zich het vorig jaar, op de tentoon stelling van beeldhouwersteekeningen bij Aaiderink, aankondigde en nu zoo schoon tot ontplooiing kwam is een harmonie van krachten der techniek en der ziel. Wanneer men hem als kunstenaar van het graphiet een naam wilde geven, zou het deze zijn: de erotische idealist van de teekening. Want hier is de zeer beminde natuur hem aanleiding tot een paradijselijk en eindeloos droomen. Hij vormt alles om in den geest, de schoone lichamen zijn ont leend aan de natuur, maar direct verhoogd in een ideëelen toestand, vermoeid en veredeld. Hij teekent geen vrouwen, hij teekent de vrouw, zijn vrouw, een heel bijzondere, en die toch weer in alle is. Deze teekeningen zijn prachtig, gave werken van een groot en gerijpt artist. Er was altijd een mysterie in Raedecker, iets van het buitentijdelijke dat ook is in de keltische mythe. Maar het bloeit nu zoo rijk en voldragen uit, zonder de deformaties die nog aan de actualiteit gebonden waren, dat het niveau van zijn uiting gestegen schijnt. Niets doet hier denken aan de academische operette van het vrouwennaakt, niets ook aan de gewilde afwijking van der ledematen harmonie. Het vleesch is als een bloesem en een berg van droomen. DerWandrer lüftet fromm den Hut. Zie het handje van de gekleede vrouwefiguur, welk een gratie ! Zie de kam van het borsthaar bij het ranke hert, welk een sterke lieflijkheid ! En dan de moeilijke keuze tusschen de uit een wolk verrij zende vrouw in blauw krijt en die in bruin krijt met de doek, zwaarder, stoerder, maar soortelijk" toch weer niet anders. In de minnende paren is de man hem het donkere, achtergrond en schaduw, waar de vrouw als een blank relief op uitkomt. Maar toch is er ruimte om het paar en een waaien, een vleugelen, de contrast werking is geheel beheerscht. Men kan niet anders dan in zeer lovende woorden gewagen van deze unieke tentoonstelling, die een compleeten teekenaar doet vinden in een compleeten beeldhouwer. Zijn krachten zijn in evenwicht: media vita, en zonder bekommernis om de vervals verschijnselen van den tijd en van de gemeenschap der menschen. Restaurant DORRIUS N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam PLATS DU JOUR EN A LA CARTE PAG. II DE GROENE No. 3219

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl