De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 11 februari pagina 3

11 februari 1939 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

E G R O E N E A M S T E R D A M M E R OPGERICHT 1877 Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam - C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening : 72680. Gem. Giro G 1000. l l l FEBR. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd, l 1937 Groeten l ,: i Het onderstaande artikel is door den beroemden, kort geleden gestorven Tsjechischen schrijver apek geschreven op den dag voor zijn dood. Dit ontroerend getuigenis van wereldburgerschap in een door hyper-nationalisme beheerschte wereld was helaas het laatste product van zijn nobelen geest. De Groene" wenscht het mede als eerbiedige hulde aan zijn nage dachtenis in haar kolommen op te nemen. Karl Capek ......s MEN denkt zoo vaak vele dingen over volken en het zijn niet altijd dingen die voor het een of andere volk bijzonder vleiend zijn; het is zoo een gewoonte dat wij menschen en dingen, land en volk met zijn politiek, regeering, meening of hoe men dat noemt, vereenzelvigen. Maar iets anders is het, zich een volk aanschouwelijk voor te stellen; daar kunt u zelf niets aan doen; heelemaal vanzelf duikt een herinnering op aan iets, dat u gezien hebt, aan iets heel toevalligs en alledaags. Niemand weet waarom juist deze en geen andere kleine ervaring zoo oppermachtig zich in uw geheu gen heeft geprent; het is genoeg, dat u zich, laten we zeggen Engeland herinnert en op dit oogenblik ziet u.... Ja, dat weet ik niet, wat u ziet en of u ergens een voorstelling van hebt; maar ik zie alleen maar een rood huisje in Kent. Niets bijzonders was daaraan en ik zag het nauwelijks een halve seconde, toen de trein van Folkestone naar Londen schommelde. Door een heeleboel boomen was het huis eigenlijk nauwelijks te zien; in den tuin snoeide een oude heer met een schaar de haag, en aan den anderen kant van de groene haag reed een meisje op een fiets over een rechten weg. Ik weet niet eens, of het meisje knap was; de oude, zwarte heer was misschien de dorpsgeestelijke of een koopman in ruste, wat doet dat er toe ? Het huisje had hooge schoorsteenen en witte vensters, zooals alle roode huisjes in Engeland, en meer weet ik daarvan niet te vertellen. En toch, nauwelijks denk ik aan Engeland, of ik zie duidelijk het eenvoudige huisje in Kent, de oude heer met de schaar in zijn hand en het ernstige meisje op de fiets en ik word een beetje bang. Ik heb daar veel andere dingen gezien, kasteelen en parken en ha vens, ik zag de Bank of England en de Westminster abdij en wat er zoo aan historische dingen te zien is, maar dat is voor mij Engeland niet. Heel Enge land dat is slechts het naïeve huisje in de groene tuin met den ouden heer n het meisje op de fiets. Waarom, weet ik niet; zoo is het. OF, als ik mij Duitschland wil voorstellen, dan komt in mijn herinnering een oude herberg in Zwaben. Ik kan er niets aan doen dat het niet de Brandenburger Tor is of een militaire parade; in deze herberg ben ik nooit geweest, ik keek er slechts naar uit den trein, ergens voorbij Neurenberg. Het was op een vroegen avond en geen levende ziel was er te zien; de herberg was hoog en ruim als een kerk temidden van een oude speelgoedstad. Er voor bloeiden seringen, en er was een steenen stoep die naar den ingang voerde. Het was bijna om te lachen, zoo breed en waardig als deze herberg was; op een of andere manier herinnerde het aan een kip die in een warm hoekje van den stal slaapt. Het is waar, ik heb in Duitschland andere dingen gezien, meer opvallend en misschien meer Duitsch dan deze oude Zwabische herberg ! Maar deze herberg heeft toch de zege weggedragen: ik weet niet waarom, maar dat is voor mij Duitschland. EN kijk nu eens wat men zich alles kan voor stellen als men aan Frankrijk denkt. Mij dringt zich onwillekeurig deze voorstelling op; een Parijsche steeg aan den rand van de stad, aan de tolgrens; er zijn nog eenige herbergen daar en benzinepompen tusschen groentetuinen. Voor de herberg op wiens dak au rendez-vous des chauffeurs" staat geschre ven, een zware tweewielige kar, getrokken door een paard; een boer in een losse blauwe kiel en met een breede stroohoed drinkt behoedzaam voor de herberg zijn witten wijn uit een breed glas. Dat is alles, meer gebeurt daar niet; slechts de zon brandt met krijtwitte scherpte, en de roodwangige boer drinkt zijn glas uit. Ik kan het niet helpen; dit is Frankrijk. Of Spanje; dat is weer een caféop de Puerta del Sol; aan het tafeltje naast mij zit een zwartharige moeder met een zwartoogige baby in de armen; en de vader met de zwarte sombrero in den hals trekt geestdriftig gezichtefi"voor zijn zwartoogig meisje. Heelemaal niets bijzonders, dat kan de reiziger overal ter wereld zien; alleen zien hier de moeders er meer als Madonna's uit, de vaders meer als vech ters en de kinderen meer als een geheimzinnig speelgoed als ergens anders ter wereld. Als ik van Spanje lees of hoor, dan zie ik geen Alhambra of Alcazar, maar de jolige baby in de armen van de zwartharige Madonna. Of Italië: men zou zich het Colisseum, de pijnboomen, denVesuvius, of iets anders kunnen voor stellen, maar niet iets dat er op lijkt! Een lokaal treintje, een hobbelende personentrein, ik geloof van Ovieto naar Rome; tegenover U zit een slapende arbeider; slechts zijn hoofd wiegt zwaar en apa thisch van den eenen naar den anderen kant. Toen ontwaakte de Italiaan, gaapte, wreef zich met de hand de oogen uit en zei iets tegen U, weet U nog wat ? Maar U begreep hem niet en stelde geen vertrouwen in hem; en toen tastte hij langzaam in zijn tasch, haalde er een stuk kaas, dat in papier gewikkeld was, uit en verzocht U met een vanzelfsprekend gebaar, om er een stuk voor U zelf af te snijden. Dat is daar zoo de gewoonte. Maar, ziet U, de grove hand met de plak schapenkaas, dat is voor mij nu Italië. IK weet het, nu staan de volken verschrikkelijk ver van elkaar af, en de mensch bedenkt zich zoo veel; zeker, op velen is men kwaad en men belooft nooit, nooit te vergeten, wat er gebeurd is: ik vraag U, wat kunnen wij van deze verre en vreemde streken, waar men nooit geweest is, zeggen ? En dan herinnert men zich iets van Engeland, en Deinoeratia victrix plotseling ziet men het roode huisje in Kent; de oude heer snoeit nog altijd met zijn schaar de struiken en het meisje rijdt rechtuit en snel op haar fiets. En begrijpt U, eigenlijk zoudt U haar graag willen groeten. ,,How do you do?" How do you do?" Mooi weer, vindt U niet?" Yes, very fine." Kijk, dat is gebeurd en het is U nu prettiger te moede. Nu zoudt U de Zwabische herberg kunnen binnenstappen, den hoed aan een spijker hangen en zeggen: Grüss Gott, mijne Heeren." En zij zouden merken dat U een vreemdeling bent, en aan hun tafel iets zachter praten, van tijd tot tijd een onder zoekende blik op U werpend. Maar als zij zouden zien, dat U Uw bierglas net zoo op het roode tafel kleed zou zetten als zij, dan zouden ze al wat minder wantrouwend zijn en ze zouden vragen: Waar komt U vandaan, meneer?" Uit Praag." Zoo, zoo, uit Praag," zouden ze verwonderd her halen , en een van hen zou zeggen, dat hij ook eens in Praag geweest is. Dertig jaar geleden. Een mooie stad," zou hij zeggen, en U zoudt toch een beetje blij zijn. Of U blijft voor het rendez-vous des chauffeurs" staan, de boer in zijn blauwe kiel drinkt juist zijn witten wijn op en veegt met zijn hand zijn snor af. Fait chaud", zoudt U zeggen. ,,A votre santé!" A la vótre," zegt de boer, meer is er eigenlijk niet te zeggen, of U zou nog moeten zeggen: Nee, mon vieux, ik heb heelemaal niets tegen je; wat zou je er van denken, als we samen nog een glas dronken?" En voor de Spaansche zuigeling zoudt U ook gezichten kunnen trekken; hij zou U met zijn ernstige oogen aanstaren, de zwartharige moeder zou er plotseling nog meer als een madonna uitzien en de caballero met den hoed in zijn nek zou U in het Spaansch aanspreken, maar U zoudt hem niet verstaan. Hindert niet, hindert niet, als het kind maar niet schrikt! En U moet ook nog een stukje schapenkaas afsnijden. Grazia, grazia," murmelt U met vollen mond en als tegenprestatie biedt U een cigaret aan. En verder niets; men moet toch niet altijd praten om zich met menschen op zijn gemak te voelen! Wat moeten we doen ? Het is verschrikkelijk ver van volk tot volk; allen zijn we steeds meer alleen. Het liefst zoudt U den neus niet meer buitenshuis steken; liever de tuindeur sluiten en de vensters op slot doen. Verder kan mij niets meer schelen. En nu kunt U de oogen sluiten en zachtjes, heel zachtjes zeggen: How do you do, oude heer in Kent?" Grüss Gott, mijne Heeren !" Grazia, signor !" A votre santé!" B U R N E T T9 ? LONDON DRY GIN Wij leven in een tijd waarin de waarde der democratie niet alleen door haar vijanden ontkend, maar ook door velen van haar aan hangers, zij het schuchter en schoorvoetend, in twijfel wordt getrokken. Het is de machtsontplooiing der totalitaire staten die tot de verguizing van genen, en de beginnende ontmoediging van dezen aanleiding gegeven heeft. Het kan daarom van belang zijn dat wij hier de aandacht vestigen op een voor de democratie interessante proefneming, die ge nomen is door drie wetenschappe lijke medewerkers van het be roemde kinderinstituut aan de Universiteit van den Amerikaanschen staat lowa. Deze onder zoekers hebben twee jaar lang drie verschillende klassen, waar van de klasgenooten, elf en twaalf jaar oud, intern waren en dus voortdurend met elkaar verkeer den, volgens geheel verschillende methoden opgevoed. Bij de demo cratische" methode werden alle vraagstukken die zich voordeden, den kinderen voorgelegd en met hen besproken. Bij de totalitaire" methode werd hun niets gevraagd, doch ontvingen zij slechts bevelen. Bij de anarchistische" methode vond een bespreking van eventueele moeilijkheden slechts plaats wanneer de kinderen er om vroegen. Wat bleek? In de anarchistische" klas waar de kinderen aan zichzelf overgelaten waren, werd in hoofd zaak geravot, Ook klaagden vele leerlingetjes over verveling. In de totalitaire" klas werd ge werkt, maar zonder vreugde. In de democratische" klas werd ook gewerkt, harder en beter zelfs dan in de totalitaire", omdat het plezier in de arbeid door de onder linge besprekingen sterk gestimu leerd werd. Initiatief en zin tot samenwerking ontwikkelden zich op de schoonste wijze. Aldus een wetenschappelijk rapport, voor gelegd aan de American Psychological Association". Wij willen aan dit boeiende experiment niet te vergaande conclusies vastknoopen. Laat ons het slechts aanhalen als bevesti ging en steun van de overtuiging dat zich uiteindelijk in een demo cratische gemeenschap de krach ten van den mensch het ruimst zullen ontplooien. Wanneer inder daad the survival of the fittest" ook voor de maatschappij geldt, dan zal ook die staatsvorm die de dragers van den staat de menschen tot de universeelste ontwikkeling brengt ontwik keling" hier niet alleen, niet eens in de eerste plaats in intellectueelen zin genomen op den duur gehandhaafd blijven. De totalitaire staat verengt den mensch. Hij zal tijdelijk maar dat kan jaren duren ! daaraan zijn macht ontleenen, hij zal ten slotte overwonnen worden, eerder wellicht nog van binnen, dan van buiten uit. Mogen dit onze laatste conclusie?de leiders der demo cratieën het verstaan door een zoo breed mogelij ken uitbouw der democratische rechten en door een versterking der democratische opvoeding het vermogen tot initia tief en de liefde tot samenwerking van alle burgers te stimuleeren! PAG,1 3 DE GROENE No. 3219

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl