Historisch Archief 1877-1940
F
ft,
BLAEDEL, de hoofdredacteur van Berlingske
Tidende" zij hadden beiden den naam van
volstrekte objectiviteit heeft op 7 October van
het vorig jaar, dus kort na de September-crisis, in
zijn blad een aanhaling overgenomen uit de Times"
van de redevoering die afgevaardigde Acland in
het Lagerhuis had gehouden. Deze afgevaardigde
had een sobere opsomming gegeven van de wreed
heden die door of althans in naam of met stilzwij
gende goedkeuring van de Duitsche regeering be
dreven waren. Het Duitsche gezantschap te Kopen
hagen diende een fel protest in. Het Deensche Volk
en Vaderland" (de National Tidende") maakte er
de regeering opmerkzaam op dat Duitschland de
volste vrijheid heeft bij de bepaling van zijn markten.
Het zal, van heden af, slechts handel drijven met
staten waar de publieke opinie over de noodige
objectiviteit blijkt te beschikken".
Een onverholen bedreiging met economische
tegenmaatregelen.
Blaedel is van zijn post ontheven.... Of hij zelf
het besluit tot neerlegging van zijn ambt heeft ge
nomen, is ons niet bekend en doet niets af aan de
hier vermelde feiten.
GEHEEL onvrijwillig herinnerden wij ons het
lot van dezen bekwamen journalist bij het lezen
van de Memorie van Antwoord van minister Patijn
aan de Eerste Kamer, een Memorie waarin uitvoerig
sprake is van de betrekkingen tusschen Nederland
en Duitschland. Het heet daarin, dat zij die al dan
niet moedwillig de grenzen overschrijden van de
critiek meer schade doen dan zij zelf vermoeden.
Jammerlijk, aldus de minister, schieten dezulken
tekort in die wijze matiging, welke juist nu geboden is,
wil ooit een normaal internationaal verkeer tusschen
landen en volken zich kunnen herstellen. De genoem
de de grenzen overschrijdende critiek bemoeilijkte
weliswaar de regeering bij haar onveranderd streven
om goede betrekkingen te onderhouden met een staat,
welks politieke ideologie nu eenmaal tegengesteld is
aan de Nederlandsche. De regeering wist echter,
aldus voorts de Memorie, dat dit streven in overeen
stemming is met het internationale gemeenschaps
gevoel van het Nederlandsche volk, dat geenszins blind
is voor de omstandigheden, waaronder Duitschland
zich na de voltrekking van het oorlogslot wederom
hee^t opgericht.
Voor deze omstandigheden is dit terzijde
ook dit blad geenszins blind. Of het internationale
gemeenschapsgevoel van het Nederlandsche volk de
laatste jaren en speciaal de laatste maanden tot
Duitschland is uitgegaan, is een andere vraag.
Thans de beschouwingen van minister Patijn over
de critici. Hij beklaagt zich over hen die al dan niet
moedwillig de grenzen overschrijden van de critiek.
Welke bewijzen zijn er voor den gesuggereerden
?moedwil? Eerste vraagteeken.
Wat zijn de grenzen" van de critiek? Tweede
vraagteeken.
Zullen deze ten allen tijde bepaald worden op de
bureaux der Nederlandsche regeering.... of elders ?
Derde vraagteeken.
Wat omvat de wijze matiging, welke juist nu ge
boden is, enzoovoort? Vierde vraagteeken.
MEN versta ons wel: wij beschuldigen op dit
moment uitteraard noch de Duitsche regeering
van het uitoefenen van pressie met het doel een eind
te maken aan de Nederlandsche critiek die haar
niet aanstaat, noch de Nederlandsche regeering van
zwichten voor den uitgeoefenden druk. Het
gevalBlaedel haalden wij niet aan bij wijze van analogie,
doch bij wijze van waarschuwing, dat zich in Neder
land ongewenschte verschijnselen kunnen herhalen
die zich in Denemarken reeds voorgedaan hebben.
Détoekomst zal het leeren.
l
l f|i§pen
; / woninginrichting
J meubelen lampen
amsterdam den haag rotterdam
Amsterdam, de stad der
Het standbeeld van Prins Hendrik der Nederlanden,
in het plantsoentje tegenover het Electridteitsgebouw bij het Centraal Station
(Foto's Eva Besnyö)
B. Merkelbach
HET is geen toeval dat Am
sterdam zoo arm is aan
monumenten. Een monument
toch is een voortdurende en
openbare demonstratie van een
persoon of een feit voor wien
of waarvoor algemeene waar
deering voorondersteld is. Nu is
het voor den Nederlander in het
algemeen, voor den Amsterdam
mer in het bijzonder moeilijk om
zijn blijvende waardeering te
geven aan iemand of iets, waar
van hij weet dat deze of dit ook
door anderen geapprecieerd
wordt.
Zou hij in zijn hart al genegen
zijn aan de algemeene waardee
ring instemming te betuigen,
zoo schroomt hij toch zulks in
het openbaar te doen. Een ge
meenschappelijk enthousiasme
komt slechts zelden tot uiting, en
het lijkt wel of men er van terug
schrikt dit enthousiasme in een
monument blijvend tot uitdruk
king te brengen.
Hiermede willen we niets an
ders zeggen, dan dat een ge
meenschappelijk gevoelen nood
zakelijk is om tot een zinvol
monument te komen.
Het is echter niet aan ons de
oorzaken van deze hiaten in ons
volksleven op te sporen. Wij
kunnen slechts constateeren dat
de gevolgen hiervan bedroevend
zijn voor ons stadsbeeld. Want
monumenten zijn de noodzake
lijke overbodigheid zonder welke
het stadsbeeld niet tot leven komt.
Dit geldt zeker niet alleen voor
de oude stad, ook de nieuwe
woonwijken hebben dringend
behoefte aan een cultureelen
achtergrond. De eindelooze
huizenzee die onze nieuwe woon
wijken vaak vormen, vragen
noodzakelijkerwijs een afwisse
ling die thans helaas maar al te
vaak ontbreekt. Helaas worden
de elementen die in staat zouden
zijn onze woonwijken te verle
vendigen daartoe niet gebruikt.
Vele kantoren,
vakvereenigingsgebouwen,
vereenigingsgebouwen, enz. die door hun anderen
schaal en vorm in staat zouden
zijn een rustpunt of verruiming
in de steen-woestijn te brengen,
worden gebouwd op plaatsen
waar de behoefte hieraan niet
zoo sterk is. Ook het monument
biedt de mogelijkheid deze zoo
gewenschte verruiming te bren
gen. Tot nog toe zijn wij niet
verder gekomen dan een uitge
breide monumentenlijst, die vele
bouwwerken tot monument ver
klaart en tot doel heeft deze on
veranderd voor het nageslacht te
bewaren. In het openlucht-mu
seum dat aldus ontstaat, ervaren
wij deze bouwwerken echter niet
meer als monumenten. De wijze
waarop men het monument",
het Paleis op den Dam meent te
kunnen behandelen demonstreert
duidelijk hoe weinig rijp men
nog voor werkelijke monumen
ten is. Het is echter te wenschen
en voor een harmonische ontwik
keling van onze stad noodzake
lijk dat hierin verandering komt.
Een werkelijk volledig en har
monisch stadsbeeld is zonder
monumenten niet mogelijk. Mo
numenten kunnen echter niet
bedacht" worden, zij moeten
groeien uit den
gemeenschappelijken wil van de bevolking. Moge
deze wil zich in de toekomst dui
delijker en veelvuldiger
demonstreeren dan tot nog toe het geval
is geweest l
PAG. 4 DE GROENE No.3219