De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 11 februari pagina 5

11 februari 1939 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

lu* t verstopte standbeelden Verslag van een ontdekkingstocht H. B. Fortuin AMSTERDAM is een stad zonder standbeelden! Spreek mij niet van Rembrandt. Rembrandt is van gietijzer, en als hij niet om de paar jaar goed verzilverd werd, zou hij gewoon doorroesten. Rembrandt zij dus stil en bewake de Amsterdamsche Bank waar hij het volle uitzicht op heeft. Hij kijkt direct op den toren met de verlichte klok. Rembrandt kan ons altijd vertellen hoe laat of het is. Spreek mij niet van Thorbecke ! Thorbecke heeft Amsterdam het Centraal Station opgedrongen. Hij heeft het uitzicht van den Dam af, langs Damrak over het breede IJ voor eeuwig den pas afge sneden en hij heeft verhinderd, dat een monumen tale brug van het Damrak af het IJ overspannend Amsterdam Noord met Centrum zou verbinden. Tot straf staat Thorbecke zich in zijn ijzeren hekje te verbijten tusschen de flikkerende en schichtige lichtreclames der oorden, die lichtzinnige vermaken binnen hun muren bergen. Thorbecke staat tusschen de eenige uren geparkeerde auto's als eeuwig gepar keerd staatsman. Ik koester geen wrok. Ik .heb eerder meelij. Van dat Centraal Station is al weer zeventig jaar geleden. Thorbecke staat daar voor al tijd. In zooverre in dezen tijd altijd" altijd kan zijn. Spreek mij niet van Vondel. Hebt gij ooit Vondel zien staan tusschen de boschjes van zijn park? Omvlogen door meeuwen en duiven, omspeeld door lieve Amsterdamsche kindertjes en omvrijd door hun juffies en kindermeisjes? Er is een eeuwig durende tragische tegenstelling tusschen de dragers der cultuur, die de standbeelden doen plaatsen, en de stedelingen, die er langs loopen en er niet naar kijken. Wist gij dat Vondel's standbeeld, daar op een heuveltje geplaatst in 1862, er staat om den adel van karakter, den gloed en lieflijkheid van zijn dichtgave, zijn scherp vernuft en zijn tooveren met de Nederlandsche taal" en dat het er staat ter kwij ting van een diepgevoelde schuld"? Gij wist het niet en de kindertjes weten het niet, de parkwachter met zijn hoog postpetje en zijn medailles weet het niet en ik wed, dat wethouder Boekman het niet weet. GA, om te weten, welke standbeelden wij heb ben, naar de Werkplaatsen der Publieke Werken der Gemeente Amsterdam, en vraag aan den vriendelijken chef, te onthullen, welke stand beelden Amsterdam bezit. Hij zal u door een zijner ambtenaren den lijst laten geven. Hij zal u een aantal monumenten noemen, waaraan men in den loop der tijden vertimmeren noch verbouwen mag, waarnaar slechts gekeken mag worden en in de geschiedenisles verwezen, en die derhalve eens per jaar met den grooten schoonmaak hun goede beurt krijgen. De lijst is mager, als wij al onmiddellijk moeten abstraheeren van de drie antieke Banpalen", die nog op drie plaatsen de voormalige grens van Amsterdam en zijn randgemeenten aangeven. Wij beperken ons tot de eigenlijke standbeelden. Daarom beginnen wij bij Prins Hendrik. Prins Hendrik staat op de Prins Hendrikkade in het Prins Hendrikplantsoen en dat ligt tegenover het Centraal Station. Prins Hendrik staat in brons met martiale snorren op drie onderstukken en kijkt melancholiek naar de vertrekkende treinen. Reizigers, die al jaren eiken dag met lijn i tot en met 25 langs het plant soen tj e komen, hebben mij verzekerd, dat zij hun hoofd hadden durven verwedden, dat er geen stand beeld staat. Toch staat het er. Er staan bankjes omheen om een rustige beschouwing mogelijk te maken en te lezen: Het dankbare Amsterdam. 1885". Berberplantjes staan binnen het ijzeren perkje. Zij wiegelen in de Februarilucht en peinzen over het begrip dankbaar". De scheepvaart van Amsterdam is dankbaar voor hetgeen Prins Hendrik, de broer van Koning Willem III, voor haar deed. En daarom staat de Prins der Nederlanden daar tusschen de kraaiennesten en ziet toe, hoe de scheepvaart langs komt en dankbaar is. Het min of meer dankbare Amsterdam heeft de merkwaardige neiging zich voor zijn standbeelden te schamen. Zij stelt ze daarom op in plantsoentjes, in de hoop, dat de tijd en het opgroeiend geboomte in den loop der jaren de dankbaarheid zal over woekeren. Deze techniek der achter planten ver stopte dankbaarheid, vrijwel gelijk dat bij tooneeljubilea gebruikelijk is, heeft niet gefunctioneerd bij Domela Nieuwenhuis. Hij staat vrank en vrij PAG. S DE GROENE No. 3219 midden in het gewoel van de stad. Voor hem schie ten fietsen en vrachtauto's voorbij. Trams piepen in de bocht en denderen over de brug. Achter hem tuffen vrachtschepen en als achtergrond razen de electrische treinen over de hooge ophaalbrug. Hij staat daar roetzwart, want het is donker verwerend brons, op een zwart steenen onderstuk en heft vermanend de hand op en wekt de ver drukten tot gerechtvaardigden strijd door zijn maat schappelijke leuze Recht voor Allen". Dit is het eenige moderne standbeeld dat Amsterdam heeft om een groot man te eeren. Johan Polet ontwierp het. Waarom maakt Koningin Emma op het Emmaplein zoo veel minder indruk ? Waarom staan er eeuwig groene struiken en waarom leidt het zware voetstuk de aandacht af van de vrouwe figuur, die er hoog op het plein zit, maar niet majesteitelijk troont ? WIJ loopen thans", zoo schrijft elke fat soenlijke reisgids, eenige stappen terug, langs het fraai aangelegde Valeriusplein, onder den zuiver Romaanschen poort van het Lyceum door en plots opent zich voor onze oogen het fraaie uit zicht over het Van Heutszmonument (1935), welks twee vleugels, zich naar weerszijden uitstrekkend terzijde van den hoofdgroep, een fraaie en waardige omlijsting vormen van het monumentale vrouwebeeld, bekroond door den uit twee steenen pijlers bestaande toren en den vlammenden stralenkrans." Iedereen kent het, omdat het nog kort geleden ingewijd is. Een standbeeld in den werkelijken zin is het niet. Maar het maakt indruk, en is een waar achtige verfraaiing der stad". Amsterdam Zuid is toch al rijker bedeeld dan de overige wijken, door de krachtige en tegelijk teedere beelden van Krop. Zijn paarden en de figuren van mannen en vrouwen schenken schoone oogenblikken aan dat stads gedeelte. De beelden van Krop zijn mooi geplaatst. Zij staan meestal hoog in de open ruimte. Niet zoo Burgemeester Tellegen door architect Piet Kramer. Hij staat op het burgemeester Tellegenplein en stamt uit den tijd, dat de Amsterdamsche straten gebouwd door de Amsterdamsche school nog een afsluiting" hadden en Burgemeester Tellegen sluit derhalve de P. L. Takstraat af. Definitief ! Hij is in relief met zijn tekst ingemetseld in een netten rechten muur en de letters die zijn verdiensten aan het dankbare Amsterdam verkonden zijn uit 1924 en onleesbaar. Alleen volkshuisvesting" kan men ontcijferen en met het torentje er boven, zijn blinden muur, met ingemetselde gezichten, is hij als afsluiting van de volkshuisvesting beter ge slaagd dan als standbeeld. Maar hoe staat het met de overige bouwers van onze stad. Sarphati ? Sarphati staat in het Sarphatipark aan de Ceintuurbaan. Maar er ligt ijs in de vijvers. En dus deelt Sarphati quasi het lot van Tellegen. Hij is afgesloten. Alle hekken van het park zijn dicht. Eerst bij dooi is hij te vereeren Overigens gelijk Justus van Maurik, wiens bank in het Oosterpark bij ijsgang eveneens onbezitbaar is. En zelfs Jansen is in den winter af gesneden van de dankbaarheid van het nage slacht. Wie is Jansen? Wat deed hij voor de stad? Ik weet het niet. Ik schaam mij, maar ik weet het niet. En ik heb het niet willen weten. Jansen blijft voor mij een mysterie. Hij heeft bakkebaarden, en hij staat op zijn roze onderstuk binnen de zilveren hekken van het Bellamyplein. Een heelen winter alleen ! WAT moet ik u nog meer vertellen ? Over Heijermans gebeeld houwde buste in het Leidscheboschje, waarvoor de stads reiniging een aparte De Amsterdamsche Stedemaagd, op het hek van het Vondelpark bij het Leidscheboschje. Domela Nieuwenhuis, Amsterdams moderne standbeeld aan het einde van de Singelgracht. post op de begrooting heeft staan: Periodiek reinigen wegens besmeuring met roode verf" ? Het beeld is weer schoon sedert de vorige schoffies* streek. Alleen de hulst en het gras er achter zijn nog besmeurd met de roode menie. Het kleeft als bloed aan de takken. Welk een groot schrijver moet Heijermans toch geweest zijn! Moet ik u ver tellen over het zwarte fonteintje van Carel Steven Adema van Scheltema aan de Euterpestraat, artis tiek maar miezerig bronnetje met zwarte magere zuil ? Vondel's filiaal, zijn beeltenis minuscuul inge metseld tegen het groote beursgebouw, omdat hij vroeger daar gewoond heeft ? Moet ik u nog schetsen het beeld van Wertheim, vergeten in zijn parkje? Of de Stedemaagd op het hek van het Vondelpark? Neen, het is niet noodig. Gij beseft, als ik, het treu rige vonnis: Amsterdam is een stad zonder stand beelden !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl