De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 18 februari pagina 4

18 februari 1939 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Het luchtgevaar en de burgerij Is particuliere beveiliging gewenscht? Onze militaire medewerker schrijft ons: VOOR een eenigermate bevredigende beveili ging tegen de gevaren uit de lucht is o.a. geld, en zelfs vél geld noodig. Dat betreft zoowel de passieve bescherming" als de actieve verdediging". Aangezien echter het rijk en de ge meenten over het algemeen met aanzienlijke te korten te worstelen hebben, is het niet te verwonde ren, dat er neiging ontstaat tot toepassing van de bekende leer: stel niet uit tot morgen wat ge heden door een ander kunt laten betalen. Dientengevolge is er wrijving gekomen tusschen het rijk en ver schillende gemeenten over de aanschaffing van allerlei onmisbaar materiaal voor de bescherming, waarvoor het rijk beloofd had te zorgen, maar die het ten slotte toch gaarne overlaten wil aan de lof waardige voortvarendheid" der gemeenten. En een soortgelijke kwestie bestaat ten aanzien van de ver dediging: Friesland en anderen kunnen daarvoor kanonnen, enz. krijgen, als zij ze zelf maar willen betalen. In deze kwesties nemen velen stelling tegen de regeering onder het motto: defensie is staatszaak", terwijl de regeering meent niet meer te mogen en te kunnen doen dan zij doet. De tegenstelling i? de aandacht waard, al is het alleen/om ie vuuikomeir oat «ie i.uafa^cxak.- <ie veiligheid, uit het oog verloren wordt ter wille van de betrekkelijk ondergeschikte vraag of het Neder landsche volk de uitgaven zal financieren over de rekeningen der gemeenten, dan wel over die van het rijk. Toch is laatstbedoelde vraag op zich zelf niet zonder beteekenis omdat de consequente doorvoe ring van de leer: defensie is staatszaak, in den tegenwoordigen tijd tot onaanvaardbare eischen aan 's rijks kas moet leiden. De leer zelf wordt gegrond op artikel 194 van de Grondwet dat voorschrijft: al de kosten voor de legers van het rijk worden uit 's rijks kas voldaan". Door Buys werd indertijd deze bepaling geïnterpreteerd in den boven aan gegeven zin: defensie is staatszaak. DAT staat echter niet in de grondwet. En de interpretatie is uit 1887, toen inderdaad de defensie" nog vrij wel identiek was met de legers". Thans is dat anders geworden. Het is daar om volstrekt niet zeker, dat Buys zijn interpretatie zou handhaven, nu de moderne oorlog zich niet meer beperkt tot de legers, maar het geheele volk met al zijn bezit in de defensie gaat betrekken. In de eerste plaats geldt dit laatste voor de luchtbescherming. Hierbij toch is het volstrekt uitge sloten een eenigermate bevredigend resultaat te bereiken zonder de volle medewerking van alle door het luchtgevaar bedreigden, d. w. z. van alle burgers, ondernemingen, instellingen, besturen, enz., enz. Waar is de grens, Indien men hier de leer wil toepassen: defensie is staatszaak, dus het rijk moet alles betalen?" Het behoeft geen betoog, dat het rijk onmogelijk hierbij alle zorgen op zich zou kunnen nemen, noch alle kosten kan dragen. Het bewustzijn van die onuitvoerbaarheid heeft dan ook reeds de overtuiging doen ontstaan, dat luchtbescherming zelfbescherming is. Dat beginsel behoort over het geheele gebied der beveiliging tegen het luchtgevaar te gelden, dus niet alleen voor de bescherming, maar zelfs voor de verdediging, waar deze in bijzondere gevallen noo dig is als uitbreiding van de bescherming. Dat is de eenige methode, die met de vereischte snelheid naar bevredigende resultaten kan voeren. De bedoeling is dat iedere burger, ieder overheids orgaan: gemeente, provincie, het rijk, iedere par ticuliere onderneming, enz. in eigen kring het mogelijke tot stand brengt om de veiligheid te vergrooten, zonder zich daarin te laten belemmeren door een formeele bepaling, die voor een anderen tijd geschreven is en die trouwens niet rechtstreeks op de luchtbescherming toepasselijk is: doordat wij ons allen tegen het luchtgevaar moeten beschermen, maken wij en onze maatregelen toch waarlijk nog geen deel uit van de legers van het rijk", die uit 's rijks kas gefinancierd moeten worden ! N.V. ARNHEMSCHE HYPOTHEEKBANK HYP. KAPITAAL BESCHIKBAAR TEGEN UITERST BILLIJKE VOORWAARDEN De Directie: Mr J. F. VERSTEEVEN?Mr. H. G. VAN EVERDINGEN X^NGELUKKIGERWIJZE bevat echter de wet op \J de luchtbescherming bepalingen, die rechtsstreeks met deze opvatting in strijd zijn. Zij deelt de gemeenten in drie gevarenklassen in. De maatregelen die in alle gemeenten noodig zijn, moeten zij zelf bekostigen. Wat er dan echter mér vereischt wordt in de gemeenten der ie en 2e gevaren-klasse komt voor rekening van het rijk. Tot dat meerdere behooren o.a.: schuilplaatsen, maskers voor J of 2 pCt. van de bevolking in de 2e, resp. ie gevarenklasse, brandbluschmiddelen, ontsmettingsinrichtingen, seinverbindingen en alarmeerings-toestellen. Naar onze meening is deze regeling onbillijk, duur en ondoelmatig. In de eerste plaats kan er echter op gewezen worden dat hier de leer: defensie is staatszaak, reeds losgelaten is. Immers, voor een groot deel dragen de gemeenten zelf de kosten. De regeling is o.i. onbillijk, omdat zij er op neer komt, dat de circa 1000 gemeenten der 36 klasse mee betalen aan de bescherming der andere. Een deug delijk motief bestaat daarvoor niet. Voor zoover dat motief gevonden wordt in het feit, dat het rijk de gemeenten der hoogste klassen in gevaar heeft gebracht door er kazernes e. d. te vestigen, is het de noodzakelijke en voor de hand liggende remedie om deze kazernes, enz. zoo snel mogelijk te ont ruimen, «n niet om de plattelandsgemeenten voor die fout te belasten met een bijdrage aan de be dreigde gemeenten een bijdrage, die trouwens tegenover het verhoogde gevaar alle beteekenis mist. De regeling is bovendien duur en ondoel matig omdat iedere gemeente verantwoording moet dragen voor de beschermingsmaatregelen op haar gebied. Zij kan dat echter alleen doen als zij dan ook vrij is in haar maatregelen en niet afhankelijk van een rijksbureau, dat de koorden der beurs houdt. Wanneer de gemeente haar eigen maat regelen betaalt, bestaan de beste waarborgen voor een zuinig beheer. Het is dan ook te betreuren, dat deze regeling in de wet en het bijbehoorende koninklijk besluit is vastgelegd. Nu dit eenmaal geschied is, doen de gemeentebesturen het verstandigst, als zij de loffe lijke voortvarendheid" betoonen, die de minister in het zonnetje gezet heeft: er is voor haar waarlijk geen reden de veiligheid van de bevolking ook maar eenigszins afhankelijk te maken van de ten slotte toch weinig beteekenende bijdragen van het rijk. FRIESLAND heeft hierin een bewonderenswaarI dig voorbeeld gegeven. De bescherming en verdediging gaan op een bepaald moment in elkaar over. Het is nl. duidelijk, dat b.v. een fabriek meer heeft aan wat kanonnen om de aanvallers te ver jagen dan aan middelen om de werklieden te be schermen al blijven die laatste toch ook noodig. De gedeputeerde staten hebben daarom aan de regeering gevraagd of zij voor de verdediging" van het provinciaal electrisch bedrijf kon zorgen. Even begrijpelijk is het echter, dat de weermacht niet alle trefbare punten kan verdedigen: daar is geen beginnen aan. Blijkbaar is er ter zake overleg met de regeering gevoerd. Daaruit is voortgekomen, dat het rijk het P. E. B. van een batterij afweergeschut met munitie voorziet tegen den kostenden prijs; uit het personeel van de fabriek en uit de omgeving wordt een bediening van 40 man ge vormd, die deel zal uitmaken van den Vrijwilligen Landstorm. Daarmee is de zaak tot wederzijdsch genoegen geregeld. Friesland krijgt de verlangde versterking van de bescherming zonder dat de weermacht daarvoor verzwakt wordt. Bovendien wordt op deze wijze voor de geheele omgeving de veiligheid verhoogd. Soortgelijke oplossingen schijnen in overweging te zijn o.a. voor Delft en Rotterdam. Aan de in spectie der luchtverdediging is een gepensionneerd opperofficier speciaal belast met de voorbereiding en regeling van de uitvoering. Het spreekt nl. van zelf, dat hierbij nog heel wat te regelen is. De regeering zal natuurlijk nauwlettend toezicht dienen te houden; zij moet o.m. voor de oefening en het militaire karakter zorg dragen en beoordeelen waar een dergelijke verdediging nuttig, noodig en mogelijk is. Het is te voorzien, dat het Friesche voorbeeld navolging zal vinden. Dat is dankbaar te aanvaarden. Want naarmate meer van deze oplossingen tot uit voering komen, zal de luchtbescherming van het geheele land beter aansluiten bij de verdediging met groote middelen, waarvoor ten slotte het rijk moet blijven zorgen omdat deze en deze allén behooren tot de legers van het rijk" PAG. 4 DE GROENE No.3120 Overbe vol KINDEREN zijn geen cijfers. Kinderen zijn kleine wezentjes. Het zijn menschjes in wording, en er komt een dag, dat het kleine grut, dat nu met moeite leert spellen en de eerste geheimen van de tafels" doorworstelt, het Nederlandsche Volk" zal uitmaken. Er komt een dag, en wanneer dat zal zijn kan men uitrekenen, dat de kinderen van nu de inge nieurs, de metselaars, de chemici en fietsenreparateurs, de staatslieden en dokwerkers van straks zullen zijn. Zij zullen een functie moeten vervullen in de maatschappij. Zij zullen trouwen en op hun beurt kinderen krijgen. Uit hen zullen ook de toe komstige non-valeurs, de misdadigers en avon turiers te voorschijn komen. Zij zijn de zorg, de toekomst en de hoop van ons volk. Hoe zorgen wij voor de jeugd? Vergeleken met honderd jaar geleden zorgen wij goed voorde jeugd. Vergeleken met twintig jaar geleden zijn wij in gebreke, ernstig in gebreke. KENNIS is macht!" De Nederlandsche cul tuur". Onderwijs, kunsten en wetenschap pen". Het zijn allen mooie en groote woorden. Wij achten het zoo belangrijk, althans principieel. Maar hoe is het in de practijk ? In igaoisdenieuweonderwijswetvanDr. De Visser van kracht geworden. Het lager onderwijs werd geregeld. Er werd vastgesteld, hoeveel onderwijzers er door het rijk gehonoreerd zouden worden voor het onderwijs aan de kinderen van elke school. De leerlingenschaal" stelde vast, dat er voor 25 leer lingen i onderwijzer zou zijn, voor b.v. 90 kinderen 3 onderwijzers, en zoo verder gaand, zoodat de grootste klas op zijn hoogst een 40 leerlingen kon hebben. Daarvoor werden de klassen gebouwd. Daarvoor was het onderwijs ingericht. Na de zes reorganisaties en wijzigingen, die er sedertdien ge weest zijn, komen er nu klassen voor van 60 leer lingen. Dat zijn uitersten. Maar klassen van 48, 50 leerlingen zijn normaal. Waarom is dit geschied ? Bezuiniging ! Leer krachten zijn op wachtgeld gesteld. En geen nieuwe zijn meer aangenomen. En ook, nu de wacht gelders" langzamerhand weer in de scholen op genomen konden worden, zijn de van kweekscholen afgestudeerde jonge mannelijke en vrouwelijke onderwijskrachten niet ingedeeld in het onderwijs. Zoo kon er bezuinigd worden. Wat de resultaten zijn? Overbelaste school klassen, te zwaar belaste leerkrachten. In ons land ruim 9000 klassen met meer dan 40 leerlingen. En er zijn 15.000 werklooze onderwijzers, tegen 30.000 werkenden. HOE ziet dat er in de practijk uit? De scholen in Nederland zijn meestal vriendelijke, blijde gebouwen, met ruime klassen. Ruim tenminste voor ongeveer 36 leerlingen. Zet in deze klassen 48 kinderen. Maar hoe? De wet schrijft voor, dat de banken zooveel en zooveel centimeter van achter en voormuur moeten stas.n, dat er tusschen de banken n meter ruimte moet zijn, dat de afstand van de banken tot de ramen zóó groot moet zijn. Zoo is er voor elk kind genoeg frissche lucht, zoo is bij brandgevaar de veiligheid tot een maximum gegarandeerd. Prop er nu tien, vijftien, twintig kinderen meer in. En nu krijgt ge den toestand, die in vrijwel alle scholen in Nederland heerscht. Banken pal tegen den achtermuur, banken onder de ramen, banken voor de kast, een bank op het podium van den onderwijzer. Kinderen, die scheef naar het bord omhoog moeten zien, kinderen, die makkelijk kou kunnen vatten, kinderen, die te dicht op elkaar zitten. Gevaar voor uitbreiding van ziekten, doodsgevaar bij brand.... En nu: het onderwijs. Een onderwijzer kan des noods een lezing houden voor duizend menschen. Deze tijd kent redevoeringen voor honderddui zenden. Maar dat is er op gebaseerd, dat die massa's zelf niet denken. In een klas is het de bedoeling, dat de kinderen zelf leeren denken. Zij moeten actief bezig zijn, en niet slechts luisteren. Zij moeten beurten krijgen, voor het bord moeten komen. Jantje begrijpt het verhaaltje; stralend mag hij het vertellen. Corrietje kan maar dat rekensommetje niet maken. Kom maar eens voor het bord, en reken het voor, Corrie". Dat kan met dertig kinderen, dat kan desnoods met veertig kinderen. Maar rekent u uit, hoeveel langer dat duurt met zestig kinderen. De kinderen kunnen onmogelijk rekenen op de voortdurende aandacht van den onderwijzer of onderwijzeres. Zij worden aan hun lot overgelaten. Dat beteekent niet, dat de veelgeprezen tucht verloren hoeft te gaan. Orde is er altijd te houden. Maar de vraag

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl