Historisch Archief 1877-1940
Het luchtgevaar en de burgerij
Is particuliere beveiliging gewenscht?
Onze militaire medewerker schrijft ons:
VOOR een eenigermate bevredigende beveili
ging tegen de gevaren uit de lucht is o.a.
geld, en zelfs vél geld noodig. Dat betreft
zoowel de passieve bescherming" als de actieve
verdediging". Aangezien echter het rijk en de ge
meenten over het algemeen met aanzienlijke te
korten te worstelen hebben, is het niet te verwonde
ren, dat er neiging ontstaat tot toepassing van de
bekende leer: stel niet uit tot morgen wat ge heden
door een ander kunt laten betalen. Dientengevolge
is er wrijving gekomen tusschen het rijk en ver
schillende gemeenten over de aanschaffing van
allerlei onmisbaar materiaal voor de bescherming,
waarvoor het rijk beloofd had te zorgen, maar die het
ten slotte toch gaarne overlaten wil aan de lof
waardige voortvarendheid" der gemeenten. En een
soortgelijke kwestie bestaat ten aanzien van de ver
dediging: Friesland en anderen kunnen daarvoor
kanonnen, enz. krijgen, als zij ze zelf maar willen
betalen.
In deze kwesties nemen velen stelling tegen de
regeering onder het motto: defensie is staatszaak",
terwijl de regeering meent niet meer te mogen en te
kunnen doen dan zij doet.
De tegenstelling i? de aandacht waard, al is het
alleen/om ie vuuikomeir oat «ie i.uafa^cxak.- <ie
veiligheid, uit het oog verloren wordt ter wille van
de betrekkelijk ondergeschikte vraag of het Neder
landsche volk de uitgaven zal financieren over de
rekeningen der gemeenten, dan wel over die van het
rijk.
Toch is laatstbedoelde vraag op zich zelf niet
zonder beteekenis omdat de consequente doorvoe
ring van de leer: defensie is staatszaak, in den
tegenwoordigen tijd tot onaanvaardbare eischen aan
's rijks kas moet leiden. De leer zelf wordt gegrond
op artikel 194 van de Grondwet dat voorschrijft:
al de kosten voor de legers van het rijk worden
uit 's rijks kas voldaan". Door Buys werd indertijd
deze bepaling geïnterpreteerd in den boven aan
gegeven zin: defensie is staatszaak.
DAT staat echter niet in de grondwet. En de
interpretatie is uit 1887, toen inderdaad de
defensie" nog vrij wel identiek was met de
legers". Thans is dat anders geworden. Het is daar
om volstrekt niet zeker, dat Buys zijn interpretatie
zou handhaven, nu de moderne oorlog zich niet
meer beperkt tot de legers, maar het geheele volk
met al zijn bezit in de defensie gaat betrekken.
In de eerste plaats geldt dit laatste voor de
luchtbescherming. Hierbij toch is het volstrekt uitge
sloten een eenigermate bevredigend resultaat te
bereiken zonder de volle medewerking van alle
door het luchtgevaar bedreigden, d. w. z. van alle
burgers, ondernemingen, instellingen, besturen,
enz., enz. Waar is de grens, Indien men hier de leer
wil toepassen: defensie is staatszaak, dus het rijk
moet alles betalen?" Het behoeft geen betoog, dat
het rijk onmogelijk hierbij alle zorgen op zich zou
kunnen nemen, noch alle kosten kan dragen. Het
bewustzijn van die onuitvoerbaarheid heeft dan ook
reeds de overtuiging doen ontstaan, dat
luchtbescherming zelfbescherming is.
Dat beginsel behoort over het geheele gebied der
beveiliging tegen het luchtgevaar te gelden, dus
niet alleen voor de bescherming, maar zelfs voor de
verdediging, waar deze in bijzondere gevallen noo
dig is als uitbreiding van de bescherming. Dat is
de eenige methode, die met de vereischte snelheid
naar bevredigende resultaten kan voeren.
De bedoeling is dat iedere burger, ieder overheids
orgaan: gemeente, provincie, het rijk, iedere par
ticuliere onderneming, enz. in eigen kring het
mogelijke tot stand brengt om de veiligheid te
vergrooten, zonder zich daarin te laten belemmeren
door een formeele bepaling, die voor een anderen
tijd geschreven is en die trouwens niet rechtstreeks
op de luchtbescherming toepasselijk is: doordat wij
ons allen tegen het luchtgevaar moeten beschermen,
maken wij en onze maatregelen toch waarlijk nog
geen deel uit van de legers van het rijk", die uit
's rijks kas gefinancierd moeten worden !
N.V. ARNHEMSCHE HYPOTHEEKBANK
HYP. KAPITAAL
BESCHIKBAAR
TEGEN UITERST BILLIJKE VOORWAARDEN
De Directie:
Mr J. F. VERSTEEVEN?Mr. H. G. VAN EVERDINGEN
X^NGELUKKIGERWIJZE bevat echter de wet op
\J de luchtbescherming bepalingen, die
rechtsstreeks met deze opvatting in strijd zijn. Zij deelt de
gemeenten in drie gevarenklassen in. De maatregelen
die in alle gemeenten noodig zijn, moeten zij zelf
bekostigen. Wat er dan echter mér vereischt wordt
in de gemeenten der ie en 2e gevaren-klasse komt
voor rekening van het rijk. Tot dat meerdere
behooren o.a.: schuilplaatsen, maskers voor J of
2 pCt. van de bevolking in de 2e, resp. ie
gevarenklasse, brandbluschmiddelen,
ontsmettingsinrichtingen, seinverbindingen en alarmeerings-toestellen.
Naar onze meening is deze regeling onbillijk, duur
en ondoelmatig. In de eerste plaats kan er echter
op gewezen worden dat hier de leer: defensie is
staatszaak, reeds losgelaten is. Immers, voor een
groot deel dragen de gemeenten zelf de kosten. De
regeling is o.i. onbillijk, omdat zij er op neer komt,
dat de circa 1000 gemeenten der 36 klasse mee
betalen aan de bescherming der andere. Een deug
delijk motief bestaat daarvoor niet. Voor zoover
dat motief gevonden wordt in het feit, dat het rijk
de gemeenten der hoogste klassen in gevaar heeft
gebracht door er kazernes e. d. te vestigen, is het de
noodzakelijke en voor de hand liggende remedie
om deze kazernes, enz. zoo snel mogelijk te ont
ruimen, «n niet om de plattelandsgemeenten voor
die fout te belasten met een bijdrage aan de be
dreigde gemeenten een bijdrage, die trouwens
tegenover het verhoogde gevaar alle beteekenis
mist. De regeling is bovendien duur en ondoel
matig omdat iedere gemeente verantwoording moet
dragen voor de beschermingsmaatregelen op haar
gebied. Zij kan dat echter alleen doen als zij dan
ook vrij is in haar maatregelen en niet afhankelijk
van een rijksbureau, dat de koorden der beurs
houdt. Wanneer de gemeente haar eigen maat
regelen betaalt, bestaan de beste waarborgen voor
een zuinig beheer.
Het is dan ook te betreuren, dat deze regeling
in de wet en het bijbehoorende koninklijk besluit
is vastgelegd. Nu dit eenmaal geschied is, doen de
gemeentebesturen het verstandigst, als zij de loffe
lijke voortvarendheid" betoonen, die de minister
in het zonnetje gezet heeft: er is voor haar waarlijk
geen reden de veiligheid van de bevolking ook
maar eenigszins afhankelijk te maken van de
ten slotte toch weinig beteekenende bijdragen van
het rijk.
FRIESLAND heeft hierin een
bewonderenswaarI dig voorbeeld gegeven. De bescherming en
verdediging gaan op een bepaald moment in elkaar
over. Het is nl. duidelijk, dat b.v. een fabriek meer
heeft aan wat kanonnen om de aanvallers te ver
jagen dan aan middelen om de werklieden te be
schermen al blijven die laatste toch ook noodig.
De gedeputeerde staten hebben daarom aan de
regeering gevraagd of zij voor de verdediging"
van het provinciaal electrisch bedrijf kon zorgen.
Even begrijpelijk is het echter, dat de weermacht
niet alle trefbare punten kan verdedigen: daar is
geen beginnen aan. Blijkbaar is er ter zake overleg
met de regeering gevoerd. Daaruit is voortgekomen,
dat het rijk het P. E. B. van een batterij
afweergeschut met munitie voorziet tegen den kostenden
prijs; uit het personeel van de fabriek en uit de
omgeving wordt een bediening van 40 man ge
vormd, die deel zal uitmaken van den Vrijwilligen
Landstorm. Daarmee is de zaak tot wederzijdsch
genoegen geregeld. Friesland krijgt de verlangde
versterking van de bescherming zonder dat de
weermacht daarvoor verzwakt wordt. Bovendien
wordt op deze wijze voor de geheele omgeving de
veiligheid verhoogd.
Soortgelijke oplossingen schijnen in overweging
te zijn o.a. voor Delft en Rotterdam. Aan de in
spectie der luchtverdediging is een gepensionneerd
opperofficier speciaal belast met de voorbereiding
en regeling van de uitvoering.
Het spreekt nl. van zelf, dat hierbij nog heel wat
te regelen is. De regeering zal natuurlijk nauwlettend
toezicht dienen te houden; zij moet o.m. voor de
oefening en het militaire karakter zorg dragen en
beoordeelen waar een dergelijke verdediging nuttig,
noodig en mogelijk is.
Het is te voorzien, dat het Friesche voorbeeld
navolging zal vinden. Dat is dankbaar te aanvaarden.
Want naarmate meer van deze oplossingen tot uit
voering komen, zal de luchtbescherming van het
geheele land beter aansluiten bij de verdediging
met groote middelen, waarvoor ten slotte het rijk
moet blijven zorgen omdat deze en deze allén
behooren tot de legers van het rijk"
PAG. 4 DE GROENE No.3120
Overbe vol
KINDEREN zijn geen cijfers. Kinderen zijn
kleine wezentjes. Het zijn menschjes in
wording, en er komt een dag, dat het kleine
grut, dat nu met moeite leert spellen en de eerste
geheimen van de tafels" doorworstelt, het
Nederlandsche Volk" zal uitmaken.
Er komt een dag, en wanneer dat zal zijn kan
men uitrekenen, dat de kinderen van nu de inge
nieurs, de metselaars, de chemici en
fietsenreparateurs, de staatslieden en dokwerkers van straks
zullen zijn. Zij zullen een functie moeten vervullen
in de maatschappij. Zij zullen trouwen en op hun
beurt kinderen krijgen. Uit hen zullen ook de toe
komstige non-valeurs, de misdadigers en avon
turiers te voorschijn komen. Zij zijn de zorg, de
toekomst en de hoop van ons volk.
Hoe zorgen wij voor de jeugd? Vergeleken met
honderd jaar geleden zorgen wij goed voorde jeugd.
Vergeleken met twintig jaar geleden zijn wij in
gebreke, ernstig in gebreke.
KENNIS is macht!" De Nederlandsche cul
tuur". Onderwijs, kunsten en wetenschap
pen". Het zijn allen mooie en groote woorden. Wij
achten het zoo belangrijk, althans principieel. Maar
hoe is het in de practijk ?
In igaoisdenieuweonderwijswetvanDr. De Visser
van kracht geworden. Het lager onderwijs werd
geregeld. Er werd vastgesteld, hoeveel onderwijzers
er door het rijk gehonoreerd zouden worden voor
het onderwijs aan de kinderen van elke school. De
leerlingenschaal" stelde vast, dat er voor 25 leer
lingen i onderwijzer zou zijn, voor b.v. 90 kinderen
3 onderwijzers, en zoo verder gaand, zoodat de
grootste klas op zijn hoogst een 40 leerlingen kon
hebben. Daarvoor werden de klassen gebouwd.
Daarvoor was het onderwijs ingericht. Na de zes
reorganisaties en wijzigingen, die er sedertdien ge
weest zijn, komen er nu klassen voor van 60 leer
lingen. Dat zijn uitersten. Maar klassen van 48,
50 leerlingen zijn normaal.
Waarom is dit geschied ? Bezuiniging ! Leer
krachten zijn op wachtgeld gesteld. En geen nieuwe
zijn meer aangenomen. En ook, nu de wacht
gelders" langzamerhand weer in de scholen op
genomen konden worden, zijn de van kweekscholen
afgestudeerde jonge mannelijke en vrouwelijke
onderwijskrachten niet ingedeeld in het onderwijs.
Zoo kon er bezuinigd worden.
Wat de resultaten zijn? Overbelaste school
klassen, te zwaar belaste leerkrachten. In ons land
ruim 9000 klassen met meer dan 40 leerlingen. En
er zijn 15.000 werklooze onderwijzers, tegen 30.000
werkenden.
HOE ziet dat er in de practijk uit? De scholen in
Nederland zijn meestal vriendelijke, blijde
gebouwen, met ruime klassen. Ruim tenminste voor
ongeveer 36 leerlingen. Zet in deze klassen 48
kinderen. Maar hoe? De wet schrijft voor, dat de
banken zooveel en zooveel centimeter van achter
en voormuur moeten stas.n, dat er tusschen de
banken n meter ruimte moet zijn, dat de afstand
van de banken tot de ramen zóó groot moet zijn.
Zoo is er voor elk kind genoeg frissche lucht, zoo
is bij brandgevaar de veiligheid tot een maximum
gegarandeerd. Prop er nu tien, vijftien, twintig
kinderen meer in. En nu krijgt ge den toestand,
die in vrijwel alle scholen in Nederland heerscht.
Banken pal tegen den achtermuur, banken onder
de ramen, banken voor de kast, een bank op het
podium van den onderwijzer. Kinderen, die scheef
naar het bord omhoog moeten zien, kinderen, die
makkelijk kou kunnen vatten, kinderen, die te
dicht op elkaar zitten. Gevaar voor uitbreiding van
ziekten, doodsgevaar bij brand....
En nu: het onderwijs. Een onderwijzer kan des
noods een lezing houden voor duizend menschen.
Deze tijd kent redevoeringen voor honderddui
zenden. Maar dat is er op gebaseerd, dat die massa's
zelf niet denken. In een klas is het de bedoeling,
dat de kinderen zelf leeren denken. Zij moeten
actief bezig zijn, en niet slechts luisteren. Zij moeten
beurten krijgen, voor het bord moeten komen.
Jantje begrijpt het verhaaltje; stralend mag hij het
vertellen. Corrietje kan maar dat rekensommetje
niet maken. Kom maar eens voor het bord, en
reken het voor, Corrie".
Dat kan met dertig kinderen, dat kan desnoods
met veertig kinderen. Maar rekent u uit, hoeveel
langer dat duurt met zestig kinderen. De kinderen
kunnen onmogelijk rekenen op de voortdurende
aandacht van den onderwijzer of onderwijzeres. Zij
worden aan hun lot overgelaten. Dat beteekent
niet, dat de veelgeprezen tucht verloren hoeft te
gaan. Orde is er altijd te houden. Maar de vraag