De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 18 februari pagina 5

18 februari 1939 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

ing i n deschoolklas ."; ,'W is: is er orde met medewerking van een geïnteres seerde, in zich zelf n geheel vormende klas, of is er orde door dwang en dreiging P Ons onderwijs is niet slechts gericht op het ver werven van de noodzakelijke parate kennis. Het wil, aldus de onderwijswet, opleiden tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden". Het onderwijs wil zijn: ksraktervormend. Dat veronder stelt een contact tusschen den onderwijzer met zijn klas als geheel en met de leerlingetjes afzonderlijk. Als Wim den laatsten tijd zoo ongedurig is, en zoo slecht werkt, kan het wel zijn, dat de kleine jongen zorgen heeft. Dat er thuis moeilijkheden zijn, of dat hij wellicht honger heeft. Een onderwijzer, die door een groote klas geprikkeld is en die geen tijd heeft, een of twee minuutjes met Wim te praten, kan den kleinen Wim maandenlang misverstaan. En een belangrijk brok onderwijs gaat aan Wim voorbij. Gaat hij later naar de Ambachtschool, of naar een Middelbaar Technische School, dan houdt Wim een lacune in zijn kennis. De onder bouw van zijn opleiding heeft gaten. En dat ge beurt niet bij n Wim, dat gebeurt bij de ongeveer 400.000 kinderen, die opgroeien in de groote klas sen. Is dit alles de schuld van de onderwijzers? Neen. Zij zijn menschen, toegewijde, hard wer kende menschen. Maar hun energie, hun uithou dingsvermogen, het gebied van hun onverslapten aandacht heef t zij n grenzen.Zij zullen zich inspannen zoo veel zij kunnen om de verslechtering te compenseeren door meer concentratie, door meer goeden wil. Maar dat heeft zijn grenzen. En de veel te groote inspanning wreekt zich door een te hoog getal overwerkte en zieke leerkrachten. MAAR is het dan wel zoo erg? Is er dan niet het instituut van de kweekeling met acte" ? Inder daad. Er kunnen jonge leerkrachten op over belaste scholen worden toegelaten", om daar onderwijs te geven. Dat zijn dus volleerde onder wijzers. Jonge mannen en vrouwen, die jaren ge werkt hebben om hun diploma's te halen, die gaarne hun leven in dienst willen stellen van het onder wijzen van onze kinderen, en die daartegenover niets vragen, dan van de volwaardige uitoefening van hun beroep te kunnen leven. Er zijn ongeveer 15.000 werklooze jonge onderwijskrachten. Die kan men nu, natuurlijk zonder eenige vergoe ding van rijk of gemeente, in de gelegenheid stellen onderwijs te geven. Wat hier gebeurt is een onrechtvaardigheid, hoe men het ook ziet. Want ongeveer 4200 van deze kweekelingen met volledige onderwijsbevoegdheid hebben zelfstandig de leiding van een klas, van een klas, die in vele gevallen weer abnormaal groot is. De Staat der Nederlanden laat dus ongeveer honderdvijftigduizend kinderen gratis les leven door volkomen bevoegde onderwijskrachten. En wan neer al die kweekelingen eenige vergoeding krijgen, dan is dat nooit van het Rijk, soms van de Ge meente, maar dan geschiedt dat meestal door samenwerking der ouders of door een fondsje, dat door de collega's bijeengebracht wordt. Dat dit bijdragen zullen zijn van tien of twintig, maar vrijwel nooit meer dan veertig gulden per maand, spreekt van zelf. Deze toestand bestaat al jaren. Al van voor het beleid van dit ministerie. Dat is waar. Maar hij bestaat. KINDEREN zijn geen cijfers. Het zijn wezens van vleesch en bloed, kleine menschjes met intelligentie, met gedachten en gevoelens. Als indi viduen, als menschen staan zij tegenover de cijfers van de begrooting, waarop de millioenen voor hen niet gevonden kunnen worden. Zooveel millioenen als voor een kruiser of een flottieljeleider zijn er niet noodig. Het bedrag vereischt, om de werklooze en dus ten laste van anderen komende onderwijzers, jonge, teleurgestelde menschen, weer aan werk te helpen, het bedrag, noodig om den leerplichtigen leeftijd te laten aansluiten bij den dag, dat de jonge kinderen in het arbeidsproces opgenomen mogen worden, is niet buitengewoon groot. Slechts acht men het belang, waarvoor zij moeten dienen, niet groot genoeg. Zoo is de toestand van het onderwijs op het oogenblik. Er schuilt een gevaar in, dat met geen afweergeschut of pantserkruisers te keeren is. H. B. F. Boven : Een onzer duizenden over bevolkte klassen Beneden: Leer lingen die den onderwijzer en de borden van op zij mogen aanschouwen Witter dan wit worden Uw tanden wanneer U poetst met wat goeds, namelijk met | V O R O L Tube 60 en 40 et. Doos 20 et. DE Carnavalstijd is wederom aangebroken, en beneden den Moerdijk heerscht de uitgelaten heid die noodig is om met het oog op een reeks ingetogen weken het menschelijk evenwicht niet te ver storen. Elders in het land treden menschen in het huwelijk en worden koperen, zilveren, gouden, wellicht zelfs diamanten echtverbintenissen gevierd. Kinderen worden geboren en worden jarig. Arbeiders en employé's worden gehuldigd wegens vijf-en-twintigjarigen trouwen dienst. Kortom: naast het ernstige, strakke Neder land dat de dagen doorbrengt in de bedrijven en op de kantoren, en de avonden onder het stille lampenschijnsel in een rustige kamer, bestaat ook het feestvieren de Nederland. Feestvierend Nederland heeft reden, het sociaal-democratische kamerlid Mr. Donker dankbaar te zijn. Ware hij er niet geweest, dan had het kunnen geschieden dat elk feest waaraan familieleden of kennissen uit het buitenland deel namen, voortaan ruw verstoord zou worden. Klop, klop". Wie is daar?" De politie. Zulks, inge volge artikel 19 lid 2 van het zoojuist door de Tweede Kamer, straks ook door de Eerste Kamer aangenomen wetsontwerp, dan gepromoveerd tot wet 1939 nopens het recht van vereeniging en ver gadering, waarin te lezen staat: De politie heeft vrijen toegang tot niet-openbare vergaderingen van meer dan tien personen, uit sluitend of mede door vreemde lingen bijgewoond. Onder deze niet - openbare vergaderingen vallen uit den aard der zaak ook de familiefeestjes e.d. Dank zij de oppositie van den reeds genoemden Mr. Donker, is minister Goseling echter zoo attent geweest aan de hier vermelde be paling die menig ceremonie meester slapelooze nachten zou hebben bezorgd, de beperking toe te voegen: indien het belang der openbare orde dat bepaaldelijk vordert". Slechts in dat geval zullen dus voortaan Uw en mijn feestelijke bijeenkomsten waaraan buitenlanders deelnemen, wreed pardon: wreede/y/c verstoord worden. IN ernst. Het is niet gemakkelijk een oordeel uit te spreken over het door de Tweede Kamer aan genomen wetsontwerp. Wanneer het, hetgeen verwacht mag wor den, veilig de Staatscourant haalt, bezit de regeering stellig uitge breidere bevoegdheden dan zij voordien bezat. Op zichzelf beteekent dat niet dat de democra tische grondrechten over de geheele linie ondergraven zijn te minder omdat er slechts n be langrijke partij in Nederland is, wier connecties met het buitenland van dien aard zijn dat zij veel hinder kan ondervinden van de nieuwe bepalingen, en deze partij is een principieel tegenstandster der democratie, weshalve zij zich kwalijk op de democratie kan be roepen, de nieuwe wet zou echter wel beteekenen dat de democratische grondrechten over de geheele linie ondergraven kunnen worden. Hier hangt alles af van het beleid der regeering. Op zichzelf behoeft de wet niet ondemocratisch te werken, hoewel de toepassing van andere soortge lijke wetten (uniformverbod b.v.) geen reden heeft gegeven tot on bezorgdheid. Wanneer wij ons er van onthouden, thans een oordeel over het onderhavige wetsontwerp te vellen, nemen wij tegelijk de plicht op ons, ieder belangrijk ge val waarbij de wet straks gestrengelijk zal worden toegepast, te toet sen aan den norm der democratie. Inmiddels handhaven wij onze dankbetuiging aan Mr. Donker. PAG. 5 DE GROENE No. 3220

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl