De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 18 februari pagina 7

18 februari 1939 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

r v ?> s: IMPRESSIES VAN PAUS PIUS XI Ter gelegenheid van het overlijden van Paus Pius XI plaatst De Groene" de beschrijving van een door hem in den zomer van het var/ge jaar gehouden audiëntie. Beter dan welk ander arti kel ook, leek dit ons in staat den lezers een indruk te geven van den overledene REEDS vroeg in den ochtend waren char-a-bancs begonnen geloovigen bij honderden uit te laden; als een zwerm sprinkhanen streken zij neer op Gastel Gandolfo. Tegen den middag ver sperden de particuliere wagens van toeristen, voor n dag bedevaartgan gers geworden, het droomerige pleintje en de aangrenzende nauwe straatjes. Zelfs op vroege hoogtijdagen in Genève trof men niet zulk een variatie in num merborden: dure Britsche GB's tusschen glanzende Hollandsche NL's en lichte Fransche F's, Chicago, 111. spatbord aan spatbord met Ciudad de Buenos Aires. Want in dit afgelegen dorp in de Albaansche bergen slijt de Paus het grootste deel zijner dagen en tweemaal per week houdt hij een open bare audiëntie. Wij wachtten in de groote ontvang zaal. Langzamerhand werd deze ruime marmeren hall al dichter en dichter volgepakt met den staag aanzwellenden stroom van menschen, die geen plaats meer vonden in de andere salons, welke Zijne Heiligheid, uit zijn parti culiere vertrekken komend, moest passeeren. Voor den rood-fluweelen, vergulden troon was een microfoon op gesteld; onder de rusteloos gonzende en draaiende electrische ventilators stonden Zwitsersche Gardisten, groote slanke kerels met zon-gebronsde kop pen, de hellebaard in de hand, die in hun gele en blauw met rood gestreepte korte broeken en wambuizen een fleu rig kontrast vormden. Naarmate de tijd vorderde, versnelde het haastige geloop van hof-dignitarissen in hun goud-bestikte uniformen, drukdoende Monsignori in waaiende purperen mantina's, officieren der garde met stijve kantkragen om den hals, als waren zij zoo uit een oud schilderij gestapt. Reeds waren, ter voorkoming van tocht, de ramen naast den troon ge sloten, doch het wachten bleef einde loos, lersch dialect vermengde zich met onvervalscht Amerikaansch; Bologna begroette Saragossa; somber uitziende vlieger-officieren van San Salvador verdrongen zich, omringd door tengere, gedistingueerde Chineezen; een kolossale Neger, zwarter dan zijn zwarte soutane, stond naast een groep blonde, athletische Duitsche jongens met open shirts en bloote knieën. Plotseling brak er van achter de ge sloten deuren handgeklap los, het schudde alle vermoeidheid der wach tenden af. De deuren zwaaiden open en het geklap zwelde aan tot een ge weldig crescendo, toen de Paus in 't zicht kwam, op het oogenblik dat hij aan een groep Seminaristen in de aan grenzende kamer voorbijgedragen werd. Krachtige handen lichtten zijn stoel ter hoogte van de troon. Want hij blijft nog altijd de invalide. Het is nauwelijks een jaar geleden dat hij, 81 jaar oud, na meer dan zestien jaren de lasten van het Pontificaat ge torst te hebben, dank zij zijn taaie wils kracht, zijn eersten wedloop met den dood won. Aderverkalking, een zwak hart, slechte bloedsomloop: ,,een oude man", zoo vatte een dokter het pathe tisch samen. EEN oude man maar een, dien het niet is toegestaan ook maar een oogenblik te verpoozen van de zwaarste last, die een sterveling kan dragen: immers hij waakt over het De processie op Eersten Paaschdag of> het plein voor de St. Pieter geweten van ruim vierhonderd millioen Katholieken! En dat in een tijd, waarin men meer en meer den Staat als opper ste grootheid verafgoden gaat, maar waarin men ook meer en meer hém gaat beschouwen als het zichtbare hoofd van het Christendom, den ver dediger van zijn eeuwige waarden tegen het steeds driester opkomende mo derne heidendom. De Paus valt zwaar neer in zijn stoel. Achter hem staan, onbeweeglijk, de officieren van zijn lijfwacht; hun aris tocratische gezichten gaan schuil onder de vergulde helmen, hun borst is be dekt met decoraties. Fluisterend vraagt de Paus om een voetkussen, waarop hij voorzichtig zijn pijnlijke linkerbeen doet rusten. Zijn donkere oogen achter de randlooze brilleglazen gaan door de zaal, voortdurend slikt hij moeilijk. Er hangt een benauwde atmosfeer van die duizenden menschen en voor hem is dit het einde van een drukken morgen: van zes uur af, zooals gewoonlijk, is hij op geweest, cm negen uur begon nen de audiënties en het is nu over half n. Een oud man, inderdaad, doch welk een energie ! Zijn vingers trommelen op de stoelleuning: het gejuich weet van geen ophouden. Tevergeefs tracht zijn gevolg het tegen te gaan. Nu het lang opgekropte enthousiasme een maal is losgebroken, kent het geen grenzen. Totdat hij zelf ingrijpt. Een kort, beslist handgebaar, waarmee hij het gejuich letterlijk afsnijdt, scherp en resoluut. Alles gehoorzaamt, er valt een plot selinge stilte, 's Pausen oogen glanzen op achter de brilleglazen, de vermoeide trekken om zijn mond ontspannen zich tot de schaduw van een glimlach. En bijna schuchter begint hij, met warme, zachte stem: Ge zoudt mij de eeuwig heid ingeklapt hebben...." Iedereen schijnt de schrijnende woordspeling te vatten, want in veler oog komt iets vochtigs. Mijn blik gaat over de dui zenden, die naar hem opstaren. Nu geen nieuwsgierigheid meer, maar waarachtige aandoening, zelfs bij de meest geblaseerden onder hen. Doch over de gezichten van hen die gelooven, voor wie hij de plaatsvervanger van Christus op aarde is, spreidt zich de glans van hun visioen, hun volledige overgave in kinderlijke devotie, die zijn woorden begrijpelijk maakten, al werd de taal ook niet verstaan. Terwijl ik luister naar de muziek van zijn stem, niet zoozeer naar wat hij zegt, dan wel naar de manier waarop hij het zegt hij geeft zich zoo geheel en al in deze langzaam en zacht gesproken, eenvoudige woorden, hier en daar op een speciaal punt den nadruk leggend door een hoofdbeweging of met een simpel gebaar, zoo nu en dan even ophoudend, zorgvuldig een woord kiezend, terwijl zijn forsche hand tas tend over het borstkruis gaat denk ik aan zijn lang, arbeidzaam leven.... |_j IJ werd geboren in een klein stadje in de buurt van Milaan, als zoon van eenvoudige menschen, ten tijde dat Lombardije nog onder Oostenrijksche heerschappij stond. Na de be indiging van zijn studies, waarin hij zich reeds bijzonder onderscheidde, keerde hij naar zijn geboortestreek terug als bibliothecaris der beroemde Ambrosiaansche Bibliotheek. Van daar werd hij overgeplaatst naar het Vaticaan en ging vervolgens, in de woelige jaren vlak na den wereldoorlog, als Nuntius naar Polen. Wederom keerde hij terug naar de stad van zijn jeugd jaren, ditmaal als Kardinaal-Aarts bisschop van Milaan, om een half jaar later, in Februari 1922, tot Paus ge kozen te worden: den tweehonderdzestienden opvolger van St. Peter, wiens Visschersring hij nu draagt. Kardinaal Achille Ratti nam als Paus den naam Pius aan, zinnebeeld van vrede. Het was hem helaas be schoren om voortdurend strijd te voe ren tegen de toenemende aanmatiging van den Staat tegenover individu en gemeenschap. Geplaatst als hij was midden in de conflicten en de proble men van onzen tijd, moest hij regeeren met gestrenge en vaste hand. En dat voor een man, die voor zichzelf niets liever gewenscht had dan het rustige leven van een geleerde ! Het was inmiddels bij tweeen ge worden. Alsof hij nieuwe kracht geput had, stond de Heilige Vader op om zijn zegen te geven. Kracht bijna ging er nu van hem uit, zooals hij daar stond, fier rechtop, en met heldere stem de zegen inriep van den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest, met een breed gebaar het teeken des Kruises herha lend, langzaam en nadrukkelijk alsof hij ieder afzonderlijk wilde omvatten. Een ware ovatie volgde. Het Heil, Heil, Heil" van de Duitschers dreunde als zware kanonschoten temidden van het geratel der Italiaansche Eviva's". Ik heb Paus Pius XI gezien bij het verlaten van den St. Pieter, in de glorie van zijn Pontifi caat en van zijn levenskracht, hoog gedragen boven de geloovigen op de Sedia Gestatoria, de driekronige Tiara op het hoofd, met zijn met juweelen bezaaide statie-kap, onder waaiende slanke struisveeren, ter wijl zilveren trompetten den hon derdduizenden op de Piazza zijn triomphale komst op het balcon aankon digden. Doch het is dit afscheid, dat mij onvergetelijk zal blijven. Dat oude, vermoeide en toch zoo indrukwek kende gelaat, die hand, die beefde toen hij hem ophief voor een laatst vaarwel, met een gebaar, dat half zegenend en teeder, half een bevel was. Nimmer heeft hij naar populariteit gestreefd, rond de hoogste waardigheid op aarde schiep hij afstand en majesteit. NU wachten hem zijn lunch, zijn siësta, en zijn rit door het park en daarna, van vijf uur af tot midder nacht, kan men hem in zijn werk kamer vinden, besluiten en benoemin gen teekenend, rapporten lezend en zich voorbereidend op zijn ontmoe tingen van den volgenden dag. Zoo pleegt deze een-en-tachtigjarige van zijn avonden een tweeden werkdag te maken, waarin alleen een licht souper, op een dienblad geserveerd, een oogen blik verpoozing brengt. Pas wanneer het middernachtelijk uur geslagen heeft, begeeft hij zich ter ruste, eenige uren nadat hij met zijn gevolg het gezamenlijke avondgebed gebeden heeft. Als hij dan het licht heeft uitgedaan, toeft hij nog een oogenblik voor het raam om uit te kijken over het stille meer en de don kere bergen. Vanuit zijn geboorteplaats kon hij de sneeuwtoppen der Alpen zien; naar hen ging zijn eerste ver langen uit. Eenige der gevaarlijkste bergtochten staan op zijn naam. En terwijl hij staart naar de vredig-kalme Albaansche heuvels onder hun gewelf van sterren, denkt hij terug aan de uren vol geheimenis, doorwaakt in de nachtelijke eenzaamheid van de be sneeuwde bergreuzen. Zoon der bergen, die hij is, schenkt ieder welbesteden dag hem altijd weer nieuwe voldoening, ook nu nog, in den avond van zijn rijk, dap per leven.... KEES VAN HOEK PUROL Bij in huis! Brand- en Snijwonden, Pijnlijke Kloven. Ruwe handen en Schrale huid. PAG. 7 DE GROENE No. 3220

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl