De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 25 februari pagina 12

25 februari 1939 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

?ff,* '?v Vrouwen en vrouwenleven Gezin en school Is meer samenwerking gewenscht? ER zijn tijdperken geweest, waarin de opvoeding en de vorming der jeugd alleen het werk was van het gezin of de familie. In elk geval zijn dit tijdperken geweest lang voor de sterke ontwikkeling van het grootbedrijf en de grootindustrie, tijden waar in het kleinbedrijf op gebied van handel en nijverheid het nog mogelijk maakte dat een gezin met den' baas en de ge zellen niet alleen een kleine werkge meenschap maar tevens een kleine levensgemeenschap vormde. Er heers te veelal die gebondenheid, welke steeds de groep kenmerkt, waarvan de leden ijveren voor een gemeenschappelijk doel en gedragen worden door een gemeenschappelijke levensovertuiging. Het hoofd, de baas, de meester of hoe hij ook genoemd moge worden,was van dat arbeidsdoel en de door de groep gehuldigde geloofsovertuiging de ver persoonlijking en hierin lag zijn groote paedagogische waarde en betekenis. Maar, zoals reeds gezegd, die toe standen liggen reeds ver achter ons. wellicht kan men ze hier en daar nog op het land aantreffen, in hun alge meenheid zijn ze door de ontwikkeling van handel en techniek onmogelijk ge worden en komt de splitsing in gezin en school als de twee centra"waar de jonge mens zijn vorming en ontwikke ling vinden zal. Aan die twee centra heeft zich in de jaren na de wereld oorlog een derde terrein toegevoegd, dat bij de vorming van den jongen mens een zeer belangrijke rol speelt, namelijk de jeugdbeweging, waarin de rijpere jeugd haar strevenden verlangen te kennen geeft naar een eigen terrein waarop zij autonoom is. DE vraag die ons thans bezig houdt, is deze: Welke plaats heeft het gezin te midden der genoemde centra in te nemen ? Hierbij zal in het bijzon der worden nagegaan zijn verhouding tot de school. Dat die relatie niet is zoals zij wezen moet, moge blijken uit een passage van een verslag van het voortgezet onderwijs van enige jaren geleden, waarin vermeld staat, dat het tekortschieten in vlijt, nauwkeurigheid en correctheid bij de bestudering der leerstof niet voortkomt uit luiheiden onwil der leerlingen, maar zijn oor zaak vindt in de slappe houding en de geringe toewijding van hen, die buiten de school in de eerste plaats tot opvoe ding en het geven van leiding geroepen zijn. Het zijn dus niet alleen de ouders, die iets van de school hebben te ver wachten, maar omgekeerd verwacht de school ook iets van de ouders. In bedoeld rapport worden de slappe houding en de geringe toewijding der ouders gelaakt. Dit verwijt geldt voor namelijk hun, die door te grote toege vendheid en tegemoetkoming het kind niet met voldoende weerstand en kracht hebben uitgerust, nodig om de stoten, die buiten het gezin en niet het minst op de school zo veelvuldiger en heftig zijn op te vangen. De mismoedigheid die hierdoor ont staat en die al naar de levensstijl die het kind zich heeft eigen gemaakt, de meest uiteenlopende en wonderlijke vormen kan aannemen, van schuchter heid tot opvallende onverschilligheid en neiging tot bravour, ondermijnt bij het kind de energie om die moeite op zich te nemen, die aan het vervullen van zijn plichten zijn verbonden. En inplaats dat een mislukking een spoorslag voor hem wordt om zich nog meer te geven en in te spannen, trekt het zich terug in de eigen wereld, waar het zich met de nodige uitvluchten troost voor zijn mislukkingen daar buiten. Wij hebben hier te doen met het veel voorkomende type dat niet is geleerd om op eigen beenen te staan, dat te veel van de mensen en de wereld ver wacht en bij het uitblijven van hulp en steun tot mismoedigheid vervalt. Het is het verwende kind, dat vijandig staat tegenover de wereld buiten het gezin omdat die wereld voor hem het verloren paradijs betekent. HET is een bekend feit, dat kinderen uit grote gezinnen in het algemeen genomen zelfstandiger en flinker zijn in hun optreden dan die uit de kleine; en aangezien de kleine gezinnen sterk de overhand gaan krijgen boven de grote, begrijpt men, dat hier een be langrijk opvoedkundig probleem ligt. Laat ik mijn bedoeling door het vol gende voorbeeld uit eigen ervaring toe lichten. Het betreft een gezin met n kind. In vele opzichten is het een ideaal gezin; vader en moeder leven geheel voor hun kind, ze vormen met hun drieën een onverbreekbare band, ze gaan geheel in elkaar op. Ze zijn steeds bij elkaar zowel thuis, als 's zomers wanneer ze op reis zijn. Behoefte aan ontspanning buiten het gezin legt het kind niet aan den dag. Zoals gezegd een ideale verhouding. Het kind door loopt zeer behoorlijk de H.B.S. Enige jaren nadat de H.B.S.-tijd is afgelopen komt in een vertrouwelijk gesprek de voor de ouders ontstellende bekentenis, dat het kind zich op de H.B.S. verre van gelukkig heeft gevoeld. De schoolplichten hadden het voort durend bezwaard en het vaak slapeloze nachten bezorgd, terwijl de onver wachte en bittere ervaringen in het schoolleven het vaak mismoedig had den gemaakt. De ouders zelf hadden hier nooit iets van gemerkt, omdat het kind deze moeilijkheden voor zich zelf hield om de warme en vertrouwen de sfeer in het gezin niet te verstoren en zijn ouders te sparen. Dit kostte het kind ook niet veel moeite omdat de vertrouwde huiskamer als het ware zijn vluchtheuvel was, waar het zich beveiligd voelde voor de hardheden daar buiten. Die opvoeding dus, hoe goed ook bedoeld, had het kind niet op het leven voorbereid en nog steeds trekt het zich terug in zijn eigen kringetje waar het zich veilig voelt en van waaruit het de wereld critiseert. Alle leven buiten het gezin, dus ook dat op de H.B.S. stelt aan het kind zijn eisen en verplichtingen, het brengt eveneens in zijn omgang met anderen zijn teleurstellingen en bittere ervarin gen. De samenwerking van gezin en school bestaat onder andere hierin het kind hierop goed voor te bereiden. Hierbij kunnen geen onfeilbare recepten gegeven worden, men kan alleen algemene aanduidingen geven Men hebbe zorg voor zijn kinderen zonder dat deze daar te veel van mer ken en zich niet gaan voelen als perso nen waar alles om draait. Gevolg van vertroeteling is een ik-dienst, die de sociale inleving in welke gemeenschap ook buiten het gezin ten zeerste be moeilijkt, want sociaal ingesteld zijn betekent zich voelen als een der ande ren en niet als iets bijzonders, zich voe len als een wij" en niet als een ,,ik". Wanneer men zijn kinderen troost over moeilijkheden en teleurstellingen in het schoolleven ondervonden, laat dit dan steeds gepaard gaan met aanmoe diging om die beproevingen het hoofd te bieden en ze vooral niet te omzeilen. Leer ze dat die moeilijkheden er juist zijn om ons karakter te vormen, dat er in het leven geen ontwijken bestaat, maar dat wij de taak waar voor wij ge steld zijn, met alle kracht die in ons is hebben te aanvaarden. EEN veel voorkomende vorm van moedeloosheid is de vlucht in de liefhebberij. De innerlijke wet die zich bij zulke leerlingen heeft gevormd is deze: Wanneer ik maar mag werken op het gebied waar mijn talenten liggen dan presteer ik wel wat. Wat daar bui ten ligt kan mij geen belangstelling in boezemen, omdat het mij ophoudt van die werkzaamheden, waarvoor ik roe ping en aanleg heb. Ook zulke leerlin gen moeten er van doordrongen worden, dat hun houding in de grond der zaak een uiting is van gebrek aan moed om de lange voorgeschreven plichtweg te gaan. Ook is een uiting van moedeloosheid de neiging tot bravour, de behoefte tot de bijzondere daad. Deze kan, ik spreek hier uit ervaring, zelfs deze vorm aannemen, dat men kleine dief stallen pleegt om met het aldus ver kregen geld de weldoener te spelen. En nu zal de lezer allicht bij zichzelf de opmerking maken dat hij zijn kind daartoe niet in staat acht, ik neem het gaarne aan, maar vergeet dan vooral niet dat gelijksoortige gemoedsgesteldheden zich in allerlei vormen kunnen uiten. Waar het om gaat, is dit: zijn kinde ren te doordringen van deze waarheid, dat er moed toe behoort om gewoon te zijn. Waak er voor, dat zij de verbon denheid met het leven niet loslaten om zich terug te trekken in een eigen phantasie-wereld. In het leven ligt onze taak en onze plicht, en er is een levenswet waaraan niemand zich mag onttrekken, namelijk: om in dat leven stand te houc'en en zijn plich t te doen. DR. F. GUID -; ol: wat men bereiken kan met een lapje vilt en een paar meter gaas ' Het begrip hoed" is de laatste jaren vager en vager geworden, vooral wat betreft de zomersche modellen. Men behoeft onze foto's maar even aan een nadere inspectie te onder werpen om dit te onderschrijven. De ronde toque maakt misschien op het eerste gezicht den indruk van een bonten mutsje, de tweede blik leert U echter alras, dat ze uit een heel wat luchtiger materiaal bestaat, al komt U dan misschien niet dadelijk op het idee, dat ze niets anders is dan een vele meters lange voilette, die kunstig tot dit model in elkander gedraaid werd door de Parijsche modiste Agnès. U kunt het ook eens zelf probeeren, misschien lukt het, maar ik vrees het ergste ! Dezelfde hoeden-kunstenares kwam op het ingenieuze, zooal niet logische denkbeeld om het goede, klassieke materiaal vilt" tot een bekoorlijkniemendalletje te verwerken, alleen door het uit te knippen, zooals kinderen doen met een gevouwen stukje papier. De vorm heeft natuurlijk óók haar eigenaardigheden anders kon iedereen het nadoen, en voor den Parijschen mode-artist bestaat er geen grooter schrikbeeld! PAG. 12 DE GROENE No. 3221

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl