De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1939 25 februari pagina 4

25 februari 1939 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

*t * Democratie en oorlog Hnrold Macmillan, d van het Lagerhuis De bekende Engelsche liberaal Harold Macmillan, een der eerste economische en politieke deskundigen uit het Lagerhuis, bespreekt in het onderstaande, voor de Groene Amsterdammer' geschreven artikel, de problemen waarvoor de democratieën in het hitidig tijdsgewricht staan. Hij bepleit grootere planmatigheid in het eco nomisch leven, bécritiseert de verzoening*"-staatkunde van Chamberlain en betoogt, dat de politiek-der-concessies vervangen dient te worden door een vastberaden democratische politiek, waarbij Engeland het centrum kan worden van een weder opbouw der wereld in democratischen zin. ER zijn tal van democraten die erkennen dat de democratische staat economisch efficiënter georganiseerd moet worden, teneinde in mili tair opzicht beter voorbereid te zijn, maar die vreezen dat zulk een politiek er toe zal leiden dat de vrijheid en de democratie-zelve verloren zullen gaan. Zij sluiten de oogen niet voor de noodzaak tot grootere activiteit ter bescherming van de demo cratische vrijheden, maar zij achten het gevaar niet denkbeeldig dat deze vrijheden ondergraven zullen worden, juist door de maatregelen die te hunner versterking genomen worden. Zij rede neeren aldus: om ons tegen een fascistischen aan val te beschermen, moeten wij efficiënt georgani seerd zijn; efficiënt georganiseerd, wil zeggen, dat wij.gedisciplineerd moeten worden; maar, hoe gedisciplineerder wij zijn, des te minder vrijheid is óns gelaten; hoe sterker wij de vrijheid verdedigen, des te sterker vallen wij haar aan. Het antwoord op deze argumentatie ligt in het doel en de richting van de buitenlandsche politiek der democratische staten, met name van den staat waartoe ik behoor: Engeland. Indien wij ons willen vereenigen met het streven naar vrijheid, vooruit gang en ontwikkeling, indien wij de beschaving willen beschermen tegen de krachten der,barbarij en den wereld den weg wijzen tot vrede, veiligheid en samenwerking, dan is het risico dat wij loopen, niet groot. Indien echter onze buitenlandsche poli tiek uitsluitend bepaald zou worden door de be geerte onze eigendommen te verdedigen, indien zij de cultureele waarden die op het spel staan, uit het oog verliest, dan bestaat inderdaad het gevaar dat de defensieve organisatie der democratie ontaardt tot een tyrannie die in niets verschilt van de tyrannie die wij bestrijden. Deze moeilijkheid waarvoor wij staan, kan niet losgemaakt worden van de economische en sociale evolutie van de eeuw waarin wij leven. Afgezien van hun eigenlijk doel, zijn de maatregelen tot economischen wederopbouw waartoe alle democra tieën overgaan welke staat heeft thans niet zijn organisatie ten behoeve van de boeren? nood zakelijk voor de geleidelijke opheffing van de groote massa uit armoede en economische onzeker heid. Er zijn tijden geweest dat gedeelten van de bevolking tot de bitterste ellende zijn vervallen door de arbeidsverplaatsing die het gevolg was van de opkomende massa-productie. Maar dat is dan het resultaat geweest, niet van een rationeele, plan matige politiek, maar juist van het ontbreken van zulk «en politiek in een z.g. vrije economie, die in werkelijkheid gebonden was door de anarcl ie der onbeperkte concurrentie. Het materieel welzijn van een natie wordt echter niet gediend door een industrieele en sociale organisatie waarbij de ont zaglijke verspilling van gojederen en arbeidskracht een regelmatig wederkeerend verschijnsel is. WIJ staan thans bij de machtstoeneming der autocratieën voor de keuze of wij de erfenis onzer vaderen zullen verdedigen of wel zonder slag L ^ & b , 1 nb £ >i | $ !*! >? >| v Vf' V >' .?^i :"f. V ?f '?f' >! 'V X ,^, '£?« »-.*.+.+>.*.*.*.*.*.+.*.*.*>.*.*.*.*.*.*.*. VOORJAARS TENTOONSTELLING VAN MEUBELEN * TOT 4 MAART , W METZ EN CO KEIZERSGR. 419 - A'DAM ?»»..>..-»-.?»?.*>.*..*»>»"*?*"*?+"*??( ;*? * f#. .*! V ^ X +' ;+? v + '.*'. >! v !*' X #' ,*! ,* .+! .# V ;*; v [V .,*, n f tl of stoot overgeven. De vraag beantwoordt zich zelf: Engeland zal zich zelf verdedigen, en daarmee de geestelijke waarden die met de democratie ver bonden zijn. Op dat punt is geen verschil van mee ning mogelijk. Echter, de vraag is niet of, doch hoe wij de ons opgelegde plicht zullen vervullen. Wat wij ook doen, zal een groot gedeelte van onze pro ductie gericht moeten worden op de fabricage van oorlogstuig. Naarmate wij daar arbeid en kapitaal voor gebruiken, zal er minder arbeid en minder kapitaal beschikbaar zijn voor de productie van de consumptie-goederen die noodig zijn ter hand having van onzen levensstandaard. Indien wij de tegenwoordige, door verspilling gekarakteriseerde productie- en distributie-wijze handhaven, dan zal inderdaad de grootere bewapening een daling van den levensstandaard met zich brengen. Van onze plicht, ons voldoende voor te bereiden, kunnen wij ons slechts kwijten door het scheppen van een plan matig productiesysteem, waarbij alle productieve krachten des lands gebruikt worden. DE democratie kan in het huidig tijdsgewricht slechts verdedigd worden door een economi sche politiek, waarbij het materieel inkomen ver groot en rechtvaardiger verdeeld wordt; waarbij, kortom, de sociale voorwaarden worden geschapen tot een nieuwe ontplooiing der democratische vrij heden. Dit inzicht moet de binnenlandsche politiek der democratische staten bepalen. Hun buitenlandsche politiek moet, zooals Winston Churchill herhaaldelijk heeft betoogd, bestaan in het verzamelen van alle krachten die zich tegen de dictatoren willen verdedigen. Een politiek van wat ik statisch verzet zou willen noemen, is daarbij niet voldoende. Wanneer wij voor de werkelijke idealen der menschheid wenschen op te komen, moet het ideaal waarover wij ons uitspreken, iets meer zijn dan de grootheid van ons volk en ons rijk, iets meer dan de veiligheid van onze burgerij. Wij dienen ons thans reeds te richten op een tijd dat de gewapende strijd tusschen de volkeren tot het verleden behoort zoo goed als thans de gewapende strijd tusschen steden niet meer voorkomt en dat de gedachte van de inter nationale rechtspraak werkelijkheid is geworden. Acht men dat een hersenschim? Er is een tijd ge weest dat men hen bespotte en verguisd heeft die voor de gedachte der nationale rechtspraak opkwamen.... Dat wij ons thans gereed maken tot een politiek van economische verdediging, is niet het gevolg van onze daden, maar van de gedragingen van anderen die ons welzijn en onze veiligheid bedreigen. Dat dwingt ons tot economische afzondering. Deze nood zaak mag ons echter niet blind maken voor het feit dat iedere economische politiek die van natio nalistische principes uitgaat, op den duur noch de welvaart noch de vrede van de wereld kan bevor deren. Wanneer wij dan toch tot zulk een politiek op menig punt onze toevlucht moeten nemen, dan is het van belang dat wij tegelijk de internationale samenwerking in het oog houden en een econo mische politiek volgen, die de basis van zulk een samenwerking kan zijn. Twintig jaar lang hebben wij gepoogd de wereld vrede door politieke overeenkomsten binnen het kader van den Volkenbond te bevorderen. De poli tiek der verzoening", die thans gevolgd wordt, is gebaseerd op de theorie dat de vrede gekocht kan worden door territoriale en politieke concessies. Zijn wij dan blind voor het feit dat de Volkenbond gefaald heeft, doordat politieke samenwerking niet gegrondvest kan worden op economische tegenstel lingen? En worden deze economische tegenstel lingen soms in eenig opzicht verzacht door de brok ken lands die wij het agressief imperialisme der tota litaire staten toeschuiven? Mijn antwoord is: neen. Door concessies bewerken wij slechts onzen eigen ondergang. Dit is dan ook mijn conclusie: negatief dienen wij ons rustig en vastberaden te verzetten tegen de practijken der geweldpolitiek. Positief moeten wij daarbij een beroep doen op alle democrat'sche staten, ook de kleinste, in naam van een democratisch ideaal waaraan wij niet uitsluitend lippendienst moeten bewijzen, doch dat de leidster dient te zijn niet minder van onze buitenlandsche dan van onze binnenlandsche politiek. PAG. 4 DE GROENE No. 3221 De stadhuis*B. Merkelbach MENIG bezoeker zal de tentoonstelling van de ontwerpen, ingezonden voor de prijsvraag van het nieuwe raadhuis te Amsterdam, met een be zwaard hart hebben verlaten. De 225 verschillende ontwerpen die van de wanden der negentien zalen in het Stedelijk Museum, waar deze tentoonstelling gehouden wordt, op hem aanstormen, zullen er niet toe bijdragen zijn inzicht in de raadhuis-kwestie te verhelderen. Ik kan me zelfs voorstellen dat het voor den gemiddelden be zoeker een volslagen raadsel is, waarom uit deze 225 ontwerpen juist de vier plannen die in de eerste zaal hangen, werden uitgekozen. Men moet dan ook niet alleen vakman zijn om een juist inzicht in de verschillende ontwerpen te verkrijgen, doch boven dien moet men eigenlijk aan de prijsvraag zelve gewerkt hebben om bij een enkel bezoek aan de tentoonstelling, zich een denkbeeld van de waarde der verschillende plannen te kunnen vormen. De publieke meening die door een tentoonstelling als deze gevormd wordt, is dan ook iets wonderlijks. Uit de eerste reacties in de dagbladen hebben wij reeds kunnen zien dat de voorlichting van het publiek in deze zeer gebrekkig en weinig objectief is. Wil men tot het vraagstuk zelve doordringen, dan dient men toch een inzicht in de gestelde opgave te hebben. Men kan zich er niet van af maken met goedkoope, als geestig bedoelde opmerkingen be treffende de verschillende details in den uiterlijken verschijningsvorm. Zooals wij reeds eerder schreven, is hier door alle Nederlandsche architecten een ernstige poging gedaan om tot een waardig raadhuis te Amsterdam te geraken, terwijl de Jury op de meest consciën tieuze wijze haar arbeid heeft verricht. Uit den aard der zaak zijn er onder de 225 inzendingen ook plannen die er blijk van geven dat de ontwerper het vraagstuk niet beheerschte, doch de critiek richt zich niet tegen deze plannen. Men schrijft een oppervlakkig oordeel neer, zonder zich om het probleem zelve te bekommeren, of zich daar zelfs maar in te verdiepen, en beïnvloedt aldus de pu blieke meening zonder dat men aan de gevolgen daarvan denkt. WIL men de plannen onderling vergelijken, dan moét men de verschillende ondefdeeleri waaruit de ontwerpen zijn opgebouwd, trachten te onderscheiden. Deze onderdeden zijn: ten eerste een representatief gedeelte, omvattende Burgerzaal, ontvangzalen en dergelijke, alsmede de trouw kamers; ten tweede de Raadzaal met de daarbij behoorende ruimten, en ten derde het werkgedeelte, bevattende secretarie, bevolkingsregister en de kantoren voor de verschillende afdeelingen. Dit laatste gedeelte, dat in zijn gebruikseischen niet veel van een normaal kantoorgebouw verschilt, is verreweg het grootst in volume. De ontwerpers waren in de groepeering dezer verschillende ruimten betrekkelijk vrij gelaten, mits aan bepaalde voor waarden werd voldaan. De trouwkamers b.v. moeten direct bereikbaar zijn, en de trouwstoeten die voorrijden mogen het verkeer niet hinderen, terwijl tevens de normale gang van zaken in het raadhuis voortgang moet kunnen vinden. Het is interessant om na te gaan hoe de verschillende ontwerpers deze moeilijkheden hebben opgelost. Bij het plan van de architecten Staal dat zij voor de openbare prijsvraag inzonden, liggen de trouw kamers in afzonderlijke paviljoens voor het raad huis, gebouwd naar de zijde van het Frederiksplein. De Burgerzaal ligt als een afzonderlijke voorbouw voor het zich over de volle breedte uitstrekkende werkgedeelte, dat als een hoog-opgaand ondiep bouw-lichaam het Frederiksplein afsluit. Hierachter ligt naar de zijde van de Stadhouderskade op de eerste verdieping de Raadzaal met de bijbehoorende ruimten. De Secretarie-afdeelingen zijn op den beganen grond ondergebracht naar de zijde van de Stadhouderskade. De Jury stelde voor de besloten prijsvraag den eisch dat de trouwpaviljoenen met het raadhuis verbonden werden. Bij het nieuwe ontwerp is dit dan ook inderdaad het geval. De hoofdgroepeering der ruimten bleef echter gelijk aan die van het eerste ontwerp. De architecten Duintjer en Komter hadden in hun eerste ontwerp het verkeer van de Utrechtsche straat naar het Westeinde en de Weteringschans schuin over het Frederiksplein gevoerd. De toe gangen naar de trouwkamers legden zij naar de zijde van de Stadhouderskade en het Oosteinde, terwijl de toegangen voor het publiek en naar het representatieve gedeelte, zich aan de zijde van het Frederiksplein bevinden. Bij de besloten prijsvraag werd de eisch gesteld, dat het plein voor het raadhuis

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl